Site-archief
Camping
Dag 3: J. Eijkelboom
.
Uit de bundel ‘Tot zo ver’ De meeste gedichten, uit 2002, van J. Eijkelboom (1926-2008) nam ik het vakantiegedicht ‘Camping’. Oorspronkelijk verschenen in de bundel ‘Kippevleugels’ uit 1991.
.
Camping
.
Mooi onverschillig de bomen
al staan ze strak in ’t gelid
de populieren, wakend over
de tenten met hun fluorescerende
bewoners voor een week of twee.
Langs de rivier nemen wilgen
zwierig hun slordiger gemak.
Zwaluwen scheren superieur
tussen shuttles en ballen.
De ekster rept zich grafisch voort
of hopt door het niet klein te krijgen gras.
Alleen de Seine heeft, in vissen
met hun buik omhoog,
de geest gegeven.
.
De komst van de koning
J. Eijkelboom
.
Afgelopen weekend las ik het heerlijke boekje ‘Kleine koning December’ van Axel Hacke (1956), met illustraties van Michael Sowa en vertaald door Toon Tellegen. Het is een kinderboek uit 1999 dat eigenlijk misschien wel vooral voor volwassenen is geschreven. Het boekje gaat over een man in een huis en in de muur van dat huis woont koning December. In de wereld waar hij vandaan komt, achter de muur, word je oud geboren en dan word je steeds kleiner, totdat je kamerheer je ’s ochtends niet meer in je bed kan vinden. Als je geboren wordt weet en ken je alles wat je nodig hebt: lezen, schrijven, computeren, zakenlunches afwerken. En naarmate je ouder (en dus kleiner) wordt vergeet je steeds meer en uiteindelijk verdwijn je. Gelukkig is er in de kamer van de koning een kast met dozen met dromen. tot je zo klein bent dat je verdwijnt.
Een heel fijn boekje dat je her en der nog in tweedehandswinkels kan kopen. De vertaling van Toon Tellegen (1941) is alsof hij het zelf geschreven heeft (qua toon en fantasie). Ik schrijf dit niet zomaar. Vaak maak ik iets mee of denk ik ergens aan, lees ik iets of zie ik iets in een film of op televisie wat me doet denken aan een gedicht dat ik ooit ergens las. In dit geval was het aan een gedicht over een koning. Het was even zoeken en nadenken maar ik heb het gedicht gevonden. Het betreft hier een gedicht van J. Eijkelboom (1926-2008) en de titel is ‘De komst van de koning’.
Ik las het in ‘Tot zo ver’ de meeste gedichten uit 2002. Het verscheen oorspronkelijk in de bundel ‘Het arsenaal’ uit 2000.
.
De komst van de koning
,
De ratelende wielen in de verte
en het veelvuldig hoefgeklop.
Dan, dichterbij, de splinters licht
die van de zwarte spaken ketsten.
.
Ik was het kind dat als gestorven
neerviel van vaders schouders
in moeders armen. En dat bleef leven
tot alle sjerpen waren verbleekt,
de vorst in statie opgeborgen.
.
De nek van het paard
J. Eijkelboom
.
Soms komen dingen samen die je van te voren niet had zien aankomen. Zo liep ik afgelopen weekend in het plaatsje Wemeldinge in Zeeland en in de hoek van een tuin tussen twee heggen zag ik daar een paard. Niet zomaar een paard, nee een paard van kunststof. Naast dat ik mij meteen afvroeg waarom iemand een kunststof paard zou willen bezitten en dit in zijn tuin zou willen plaatsen kwam ook meteen de vraag op waarom je zo’n bezit dan ergens wegstopt in een hoek verscholen achter twee heggen.
Maar dat is niet de reden dat ik er hier over schrijf. De reden is dat ik daags daarvoor in de bundel ‘Tot zo ver’ De meeste gedichten van J. Eijkelboom (1926 – 2008) uit 2002 had zitten lezen en ik bij het aanzicht van dat paard (en dan met name de achterkant en dus de nek van dat paard) meteen moest denken aan een gedicht uit die bundel getiteld ‘de nek van het paard’. Dit gedicht verscheen oorspronkelijk in de bundel ‘Het arsenaal’ uit 2000. Allerlei details en onderdelen (trottoir, de nek, de staart, het gebogen hoofd) deden me aan dit gedicht denken. Uiteraard heb ik een foto van dit paard gemaakt omdat ik daar en toen wist dat ik dit bericht op mijn blog ging plaatsen.
.
De nek van het paard
.
De weg is bekend en precies
weet ik nog waar de mustang toen liep,
tussen trottoir en trottoir
dwars door de straat.
.
Maar was het cowboy of indiaan
die hem bereed? En van het paard
zie ik in feite niet meer dan de nek,
die strakgespannen boog
.
en ja, een golvende staart,
bijna reikend tot aan de grond.
Je kende wel het briesende paard
van horen zingen, maar
.
dat gebogen hoofd was trotser
dan wat ik ooit had meegemaakt:
ons leven in deemoed
met trappelpasjes achterhaald.
.
Noordereiland
J. Eijkelboom
.
Jan Eijkelboom (1926 – 2008) was een Nederlandse dichter, journalist, schrijver en vertaler van onder andere werken van Philip Larkin, John Donne, W.B. Yeats en Derek Walcott. Op 3 maart 2001 werd hij ereburger en stadsdichter (voor het leven) van Dordrecht, de eerste plaats in Nederland met een stadsdichter. Eijkelboom schreef en publiceerde verschillende dichtbundels en in 2002 werd een verzamelbundel uitgegeven onder de titel ‘Tot zo ver’. Hierna zou hij nog twee dichtbundels publiceren.
Uit zijn bundel ‘Het lied van de krekel’ uit 1996 komt het gedicht ‘Noordereiland’. Dit gedicht gaat over het Noordereiland in Rotterdam, een eiland in de Nieuwe Maas, verbonden door de Willemsbrug en Koninginnebrug.
.
Noordereiland
.
Toen, in die hoek
waar eerdere wind dood blad had vergaard
bracht onverhoeds een stormvlaag werveling teweeg
die als een bruine tol de lucht inging.
.
En uit de top daarvan
ontsprong vervolgens een fontein, een zwerm
voorheen verscholen, luid
kwetterende mussen.
.
Ze leken meer te twisten dan te zingen.
Toch hoorde ik in al dat leven
de leeuwerikjes van de winter
.








