Site-archief

Personificatie

Dubbelgedicht

.

Vandaag in het dubbelgedicht geen twee gedichten over een zelfde onderwerp maar twee gedichten waarin beeldspraak of personificatie voorkomt. Personificatie is een vorm van beeldspraak waarbij de dichter menselijke eigenschappen of menselijk gedrag toekent aan abstracte begrippen of levenloze objecten.

In de twee volgende gedichten betreft het een klimop dat praat en bomen die tranen. Het eerste gedicht is van Martinus Nijhoff (1894-1953) en komt uit de bundel ‘Lees maar, er staat niet wat er staat’ een keuze uit de oorspronkelijke gedichten uit 1959. In mijn geval uit de 6e druk uit 1970. Het gedicht is getiteld ‘Het klimop’.

Het tweede gedicht is van Guido Gezelle (1830-1899) en komt uit de bundel ‘Bloemlezing uit Guido Gezelle’s gedichten’ uit 1904. In mijn geval de 10e druk uit 1940. Het gedicht is getiteld ‘Tranen’.

.

Het klimop

.

Als ik langs ’t ziekenhuis waar zij verpleegd werd loop,

het is niet omdat ik op haar opstanding hoop,

het is omdat het klimop hoger is gaan reiken

dat ik op ’t muurtje klim om door het hek te kijken.

.

Het is om het gebouw weer in de tuin te zien.

Ik ruik de rozen weer, ik ruik de creolien,

ik ga de trap weer op, ik loop door lege gangen,

ik kom weer voor de deur waar ’t bordje is omgehangen.

.

Maar tegelijk, o klimop, die mijn slaap beroert,

hebt gij mij naar een verre dag teruggevoerd.

Ik lig in een prieel, ik ben een zieke jongen,

en zij zit bij me en heeft ons lievelingslied gezongen.

.

‘Ik ga een deken halen, het wordt koud, mijn kind,’

zegt ze. Haar lichte stap verdwijnt over het grint.

En ik tel wachtende tussen de klimopblaren

de sterren die reeds aan de hemel flonkrend waren. –

.

‘Dromer’ zegt het klimop ‘kom van dat muurtje af,

ga heen en leg een deken op je moeders graf.

Zij moet het op den duur ontoegedekt koud krijgen

nu zij in ’t klimop ligt en de sterren ziet stijgen.’

.

Tranen

.

’t Is nevelkoud,
en, ’s halfvoornoens, nog
duister in de lanen;
de boomen, die ‘k
nog nauwelijks zien kan,
weenen dikke tranen.

.

’t En regent niet,
maar ’t zeevert… van die
fijngezichte, natte
schiervatbaarheid,
die stof gelijkt, en
wolke en wulle en watte.

.

’t Is aschgrauw al,
beneên, omhooge, in
’t veld en langs de lanen:
de boomen, die ‘k
nog nauwelijks zien kan,
weenen dikke tranen.

.

 

 

Tranen

G.H.J.E. Boswel

.

De van afkomst Engelse maar in Nederland geboren dichter George Henry James Elliot Boswel (1830 – 1874) verhuisde op jonge leeftijd naar Den Haag waar hij op 16 jarige leeftijd klerk werd aan het Ministerie van Koloniën, waar hij opklom tot referendaris. Hij was bevriend met de dichter Van Zeggelen en andere leden van het Haagsche kring ‘Oefening kweekt kennis’. Boswel was zelf ook actief in de literatuur en werd een populair Nederlands dichter.  Boswel was lid van de Maatsschappij  der Nederlandse  Letterkunde  te Leiden. In 1863 verschijnt van zijn hand de bundel ‘In een bandje’ met gedichten uit het leven gerepen waarin ook humor een belangrijke plek krijgt en in 1876 verschijnt ‘Gezamenlijke gedichten’.

Op Allerzielen (2 november) zal ik samen met een aantal andere dichters op begraafplaats Oud Eik en Duinen, in het kader van Dichter bij de dood, het onderstaande gedicht voordragen van Boswel samen met een eigen gedicht. Bezoekers kunnen een route volgen langs de dichters en de graven van bekende schrijvers en dichters die daar begraven liggen. De aanvang is 19.00 uur en de begraafplaats is gesitiueerd op Laan van Eik en Duinen 40 in Den Haag.

.

Tranen

.

Droevige ziel! die geen uitkomst meer weet,
Is uwe hope gezwicht?
God geeft u tranen tot balsem in ’t leed…
Broeder! uw lijden wordt licht!

.

Deed ge uw beminde uwe liefde verstaan,
Glipte uit haar lipjes geen woord;
Welde er van weelde in haar oogjes een traan?…
Makker! uw dageraad gloort!

.

Werd gij, verdoolde! der deugd weer getrouw;
Buigt gij boetvaardig u neer;
Biecht gij uw schuld in een traan van berouw?…
Heil u! en zondig niet meer!

.
Mij treffen marmeren tomben niet; neen,
‘k Zie ze wangunstig niet aan;
‘k Vraag aan mijn vrienden geen ijzer of steen…
‘k Wens op mijn graf maar een traan!

.

Zalig! wie immer aan ’t goed dat hij doet,
Tranen van meêlij vereent! –
Zalig! om wie ooit een lijdend gemoed
Tranen van vreugd heeft geweend!

.

Gedicht op een spandoek

Hubert van Herreweghen

.

Op de nationale gedichtendag in januari heeft de provincie Vlaams-Brabant eens flink uitgepakt. Op deze dag hing men een spandoek van liefst 50 meter op het Provincieplein in Pamel met daarop een gedicht van de 95-jarige dichter Hubert van Herreweghen.

De gedeputeerde voor Cultuur Tom Dehaene zei hierover: “Ook wij doen mee met deze hoogdag van de poëzie, en we doen dat met een gedicht van Hubert van Herreweghen op een spandoek van 50 meter’. “We zien het als een eerbetoon aan deze grote Vlaams-Brabantse dichter, afkomstig uit Pamel, die op 16 februari 95 jaar wordt. De tekst is één van de mooiste gedichten over een gedicht.”

De tekst gaat als volgt: ‘Alles, alles is gedicht, waar we slapen, staan en lopen, even gaat de toestand open om wat brood en wijn te kopen, dan wordt alles weer gedicht.’

In 1943 debuteerde van Herreweghen met de dichtbundel ‘Het jaar der gedachten’ maar werd meer bekend
door zijn bundels Gedichten II (1958) en Gedichten III (1961).
De ondergrond van zijn poëzie is telkens herinneringen uit de kindertijd, alledaagse ervaringen, de nauwkeurige observatie van de natuur en de relatie tussen man en vrouw.

Van zijn hand het gedicht ‘Tranen’ uit ‘Gedichten 69’ uit 1969.

.

Tranen

De tranen die de moeders schreien
als noodlots onweer loeit,
daarvan groenen de weien
waarop hun nakroost stoeit.

Op dat gras, met zout gedrenkt,
grazen de beste schapen.
Meisjes en knapen,
gedenkt.

.

gedicht op een spandoek

Hubert van Herreweghe 101

Ik draag van alles

Hugo Claus

.

Vandaag eens wat meer van de gedichten van Hugo Claus gelezen. Claus (1929 – 2008)was tot nu een voor mij minder bekende dichter. Ten onrechte blijkt nu. Claus heeft een bijzondere poëtische stem. Toegegeven, sommige gedichten waren zelfs na meerdere keren lezen nog steeds onbegrijpelijk,   maar ik heb een aantal prachtige gedichten gelezen waarvan ik er hier een wil plaatsen.

.

Ik draag van alles

Ik draag van alles, brood, kaas
een bom of een verminkte kat.
Dragen is mijn redding.

Ook van binnen draag ik,
vragen, tranen, gedaas
en een karrenvracht solaas.

Als ik niet draag
is er een gemis
dat niet te dragen is.

Het dood dier dat ik droeg
heeft mij gelikt
tot ik geen gezicht meer had.

.

Uit de bundel ‘Gedichten 1968 – 1978’
Met dank aan gedichten.nl

.

claus