Site-archief

Ochtend aan het raam

T.S. Eliot

.

De Amerikaans-Britse dichter, toneelschrijver, cultuurfilosoof en literatuurcriticus T.S. Eliot (Thomas Stearns Eliot) was een van de belangrijkste dichters en literaire figuren uit de 20ste eeuw. Hij was tevens een van de grootste vernieuwers van de poëzie in dit tijdsgewricht. T.S. Eliot (1888-1965) kreeg voor zijn werk in 1948 de Nobelprijs voor Literatuur.

In 1914 verbleef hij enige tijd in Bedford Square in Londen. In 1915 schreef hij het stadsgedicht ‘Morning at the Window’ dat hij op zijn tijd daar inspireerde en dat verwantschap toont met andere stadsgedichten uit die tijd als ‘Preludes’ en ‘Rhapsody on a Windy Night’.  Het gedicht vertoont de invloed van Ezra Pound en Charles Baudelaire. ‘Morning at the Window’ werd gepubliceerd in ‘Pufrock and other Observations’.

In ‘T.S. Eliot Gedichten’ samen gesteld en van commentaren voorzien door W. Bronzwaer uit 1983, is naast het originele gedicht van Eliot in het Engels ook de vertaling van Bert Voeten én een vertaling van D.A.M. Binnendijk opgenomen. Omdat het twee verschillende Nederlandse vertalingen zijn van hetzelfde gedicht plaats ik ze hierbij alle twee. Voor de liefhebber en kenner van het Engels uit te maken welke beter smaakt.

.

Morning at the Window

.

They are rattling breakfast plates in basement kitchens,

And along the trampled edges of the street

I am aware of the damp souls of housemaids

Sprouting despondently at area gates.

.

The brown waves of fog toss up to me

Twisted faces from the bottom of the street,

And tear from a passer-by with muddy skirts

An aimless smile that hovers in the air

And vanishes along the level of the roofs.

.

Ochtend aan het raam

.

Ze rammelen met ontbijtborden in kelderkeukens,

En langs drabbige kanten van de straat

Zie ik de klamme zielen van werkmeiden

Moedeloos aan hun souterrains ontspruiten.

.

Op bruine golven gooit de mist grimassen

Naar boven uit de diepte van de straat,

En rukt een vrouw met een beslijkte rok

Een doelloos lachje af dat in de lucht

Weifelt en langs de dakranden verdwijnt.

.

(Vertaling Bert Voeten)

.

Ochtend aan het raam

.

Zij ramm’len met ontbijtbordjes in ’t souterrain,

En langs de afgetrapte hoeken van de straat

Zie ik de klamme zielen der dienstboden

Land’rig ontluiken aan de keldergaten.

.

Bruine mistgolven werpen tot mij op

Verwrongen gelaten uit de put der straat,

En rukken van een modd’rige passant

Een glimlach los, die doelloos in de lucht

Rondzweeft en wegsterft langs de rand der daken.

.

(Vertaling D.A.M. Binnendijk)

.

Paul Celan

Welige melding

.

Paul Celan (1920-1970) werd geboren in Cernauti, nu Tsjernivtsi in Oekraïne. Hij was een Duitstalige dichter. Paul Celan was het meest gebruikte pseudoniem van Paul Antschel (De Duitse schrijfwijze van zijn Roemeense achternaam Ancel). Celan stond op de Duitse uitspraak van zijn naam.  Hij is de belangrijkste dichter van de tweede helft van de vorige eeuw. In 2020 is hij honderd jaar geleden geboren en vijftig jaar geleden gestorven.

Hij stierf door in de Seine te springen, na een leven getekend door de Holocaust. Zijn belangrijkste en waarschijnlijk bekendste gedicht is ‘Todesfuge’. Zijn werk is een indringende uitdrukking van verwantschap, betrokkenheid en liefde. Zijn verzameld werk is in 2022 opnieuw uitgegeven, in een door de vertaler geheel herziene uitgave. De vertaler van zijn werk is Ton Naaijkens, hij schreef ook de toelichting op zijn werk. Ruim 800 pagina’s dik is dit werk met naast alle gedichten, proza, brieven en nagelaten gedichten in het Duits dus ook in de vertaling.

Ik heb na lezing van een groot deel van zijn gedichten gekozen voor het gedicht ‘Üppige Durchsage’ of ‘Welige melding’ gekozen.

.

Üppige Durchsage

.

in einer Gruft, wo

wir mit unsern

Gasfahnen flattern,

.

wir stehn hier

im Geruch

der Heiligkeit, ja.

.

Brenzlige

Jenseitsschwaden

treten uns dick aus den Poren,

.

in jeder zweiten

Zahnkaries

erwacht

eine unverwüstliche Hymne.

.

Den Batzen Zwielicht, den du uns reinwarfst,

komm, schluck ihn mit runter.

.

Welige melding

.

in een crypte, waar

we met onze

gasvlaggen wapperen,

.

we staan hier

in de reuk

van heiligheid, ja.

.

Hachelijke

hiernamaalsflarden

breken vet uit onze poriën,

.

in elke tweede

tand-

cariës ontwaakt

een onverslijtbare hymne.

.

Die homp halfdonker die je bij ons binnensmeet,

kom, slik ‘m ook maar door.

.

O kus mij, omarm mij

Hans Lodeizen

.

Gelukkig lijkt het erop dat er vanaf deze week weer wat meer mogelijk is als het gaat om ontmoeting en intermenselijk verkeer. Om iedereen een hart onder de riem te steken dacht ik maar weer eens een liefdesgedicht te plaatsen. Dit keer van Hans Lodeizen (1924 – 1950), de op jonge leeftijd overleden dichter die niet meer achterliet dan één bundel en een aantal nagelaten gedichten. Hoewel Lodeizen geldt als een van de Vijftigers schreef Peter Berger over Lodeizen en zijn poëzie in het boek ”t Is vol van schatten hier’ uit 1986:

“Weliswaar vertoont Lodeizen een zekere verwantschap met deze naoorlogse dichters (de Vijftigers), maar bij lezing van zijn werk valt het eigen, persoonlijke karakter op. ‘De gedichten van Hans Lodeizen, met hun sfeer van jong-zijn en kleurige feestelijkheden, lijken in hun luchtige elegantie een beetje boven de wereld te zweven. Ze zijn licht en onaards, maar toch zeer autobiografisch.”

Uit de bundel ‘Het innerlijk behang en andere gedichten’, samengesteld door J.C. Bloem, Jan Greshoff en Adriaan Morriën en gepubliceerd 6 jaar na zijn dood (1956) staat het gedicht ‘3’ waarin de beginzin voor veel mensen momenteel heel na aan het hart zal liggen.

.

3

.

o kus mij, o omarm mij

ik heb lang in de regen gestaan

ik heb lang op de bus gewacht

ik heb geen taxi kunnen krijgen

ik heb lang wakker gelegen

ik heb ontzettend gedroomd

ik heb niets gegeten

ik heb gestolen

.

o kus mij, o omarm mij

ik ben de witte slanke jongen

ik ben degene die droomde

ik ben de schim in de regen

ik ben de danser, de dirigent

ik ben de man bij het avondrood

ik ben het lichaam

ik ben de enige

.