Site-archief

Spiegel internationaal

René Char

.

In 1988 verscheen bij uitgeverij Meulenhoff de bundel ‘Spiegel Internationaal’ moderne poëzie uit 21 talen. De bundel werd samengesteld door Maarten Asscher en Laurens Vancrevel en bevat poëzie uit 21 taalgebieden van over de hele wereld (met een nadruk op Europese landen). Een aantal dichters is zeer bekend en beroemd (Günter Grass, T.S. Eliot, Seamus Heaney, Primo Levi, Octavio Paz, Anna Achmatova) maar er staan ook, voor mij, verrassingen in zoals de dichter René Char (1907 – 1988) uit Frankrijk.

Char publiceerde in 1929 zijn eerste poëziebundel en werd in zijn beginjaren aangemoedigd door Paul Éluard, een van de bekendste Franse Surrealisten. Hij trok naar Parijs, waar hij onder meer André Breton en Louis Aragon leerde kennen. In 1934 vestigde hij zijn naam met de ‘Le marteau sans maître’, een van de belangrijkste dichtbundels voortgekomen uit het surrealisme van de periode 1929-1934. Uit de bundel spreekt een samenballing van krachten die ook zijn latere werk zal kenmerken. Invloeden van Nietzsche zijn herkenbaar, maar wel steeds vanuit een originele eigen visie.

In de oorlog zit Char in het verzet maar blijft schrijven. Kort na de oorlog publiceert hij zijn bekende bundel ‘Fureur et mystère’ (1948), waarin een intense bewogenheid doorklinkt en het mysterie van de tederheid centraal staat. Deze bundel werd opgenomen in Les Mondes ‘100 boeken van de eeuw’. Char nam na de oorlog vaak openlijk politieke standpunten in. Vanaf de jaren zestig klinkt steeds sterker de angst en de hoop van het tijdsgewricht door in zijn poëzie. In die periode keerde hij zich onder andere publiekelijk tegen de stationering van atoomraketten in de Provence.

Char was goed bevriend met veel (bekende) kunstenaars als Albert Camus, Pablo Picasso, Joan Miró en Wassily Kandinsky.

In Spiegel Internationaal staat onder andere het gedicht ‘Pyreneeën’ in vertaling van Clasine Heering.

.

Pyreneeën

.

Gebergte van de grotelijks bedrogene,

Op de spits van uw koortsige torens

Verzwakt de laatste lichtschijn.

.

Niets dan leegte en lawine,

Treurnis en nood!

.

Al die karig-beminde troubadours

Zagen binnen het bestek van die éne zomer

Hun zoet en pessimistisch koninkrijk wit kleuren.

.

O! onverbiddelijk is de sneeuw

Die zich verheugt in lijden aan haar voeten,

Die wil dat wie geleefd heeft in het zand

IJskoud verstijfd zal sterven.

.

Liefdesgewoonten

Bertolt Brecht

.

De Duiste toneelschrijver, prozaïst en dichter Bertolt Brecht (1898 – 1956) werd in 1933 door de nazi’s verdreven (hij werd vervolgd om een opvoering van het toneelstuk ‘De Maatregel’voor hoogverraad) waardoor hij vele jaren in Exil leefde. In eerste instantie vlucht hij naar Denemarken  en na vijf jaar naar Finland. In 1941 vlucht hij opnieuw en komt ij terecht in de Verenigde Staten. Door zijn politieke en kritische stukken wordt hij daar echter opnieuw vervolgd, nu door de anti-communistische krachten in de VS. Hij wordt verhoord en daags daarna reist hij naar Zurich. Hij wil zich vestigen in Duitsland maar hem wordt de toegang ontzegd tot de Amerikaanse bezettingszone. In 1949 reist hij via Praag naar Oost Berlijn. Maar ook binnen de DDR krijgen zijn stukken met kritiek te maken.

Als er een dichter is die zijn hele leven op zoek is geweest naar vrijheid dan is het Bertolt Brecht wel. In zijn liefdesgedichten schuwt Brecht, net als in zijn toneelwerken, het vulgaire en scabreuze niet. Zijn bewogenheid met het lot van de onderdrukten doen hem inzake de liefde  stelling nemen vóór de barmeisjes, de prostituees en de weduwes. En altijd zit er een toon van ontroering en tederheid in zijn poëzie.

In de bundel ‘Een engel verleid je niet’ uit 1998 koos en vertaalde Gerda Meijerink 20 gedichten van Brecht. In de bundel zijn de gedichten in het Duits en in vertaling opgenomen. In de Poëzieweek die als thema ‘Vrijheid’ heeft mag een gedicht van deze dichter die zijn hele leven op zoek was naar vrijheid, niet ontbreken.

.

Liefdesgewoonten

.

Het is niet zo dat het genot zomaar beklijft.

Vaak dient geconsumeerde kus zich nogmaals aan.

Het nog een keer te doen, al hebben we ’t net gedaan

Dat is wat ons zo naar elkander drijft.

.

Die kleine beving van je kont, zo lang

Verwacht al! O, jouw sluwe vlees!

Hoe aangenaam, wanneer je hees

Opnieuw te kennen geeft je geile drang!

.

Hoe jij je knieën buigt! Hoe jij mij weet te geven!

Jouw beven dan, waardoor mijn vlees herkent

Dat je in al je lust nog niet bevredigd bent!

Dat lome draaien! het achteloze naar mij tasten

Terwijl je al glimlacht!

Ach, steeds als je het doet:

Was ’t niet al vaak gedaan, was ’t niet zo goed!

.

Liebesgewohnheiten

.

Es ist nicht so, dass der genuss nur bleibt.

Oftmals verspürt, steigt er noch oftmals an.

Das noch einmal zu tun, was wir schon oft getan

Das ist es, was uns so zusammentreibt.

.

Dies kleine Zucken deines Hintern, längst

Erwartet schon! Oh deines Fleisches List!

Dies angenehme, was das Zweite ist

Wonach du mit erstickter Stimme drängst!

.

Dies Aufgehn deiner Knie! Dies sich Begattenlassen!

Dies Zittern dann, durch das mein Fleisch erfährt

Das kaum gestillte Lust dir wiederkehrt!

Dies faule Drehn! Dies lässig nach mir fassen

Wenn du schon lächelst!

Ach, so oft man’s tut:

Wär’s nicht schon oft getan, wär’s nicht so gut!