Site-archief

Weerzien

Irina Ratoesjinskaja

.

Hoewel ik soms de neiging heb om alles wat Russisch is te willen vermijden door het brute regime dat daar heerst, merk ik toch ook dat juist de Russische poëzie me blijft bekoren. Zolang deze ver weg blijft van alles wat politiek is (en dat is in de meeste gevallen zo) en je gedichten van Russische dichters op zijn merites kan beoordelen, valt er veel moois te lezen en te genieten.

Een voorbeeld daarvan is de dichter Irina Ratoesjinskaja (1954-2017). Ze werd geboren in Odessa (wat nu in de Oekraïne ligt maar toen deel uit maakte van de Sovjet Unie) waar ze studeerde (natuurkunde). De familie van haar moeder was afkomstig uit Polen: haar overgrootvader van moederskant werd kort na de opstand van januari 1863 tegen de gedwongen dienstplicht in het Russische keizerlijke leger vanuit Polen naar Siberië gedeporteerd. Dit heeft haar gevormd want in 1982 werd Irina gearresteerd en beschuldigd van anti-Sovjet-agitatie omdat ze haar dichtbundels had geschreven en verspreid. Deze beschuldigingen waren zeer gekleurd. Irina schreef over mensenrechten, vrijheid en de schoonheid van het leven, zaken die genoeg waren om iemand in een strafkamp op te sluiten voor langere tijd.

Dat gebeurde dan ook, ze werd veroordeeld tot zeven jaar in een werkkamp onder streng regime (de maximum straf), gevolgd door vijf jaar interne ballingschap. Na drie en een half jaar gevangen te hebben gezeten, waarvan een jaar in eenzame opsluiting in een onverwarmde cel, terwijl de temperatuur in de winter daalde tot min 40 graden Celsius, werd ze op 9 oktober 1986 vrijgelaten, aan de vooravond van de top in Reykjavík, IJsland, tussen president Ronald Reagan en Michail Gorbatsjov. Op het internationale PEN-congres in januari 1986 in New York werd een oproep gedaan tot vrijlating van Irina Ratoesjinskaja. Ratoesjinskaja was lid van de Internationale PEN, die haar situatie tijdens haar opsluiting in de gaten hield.  In juli 1986 werd tijdens het zeventiende Poetry International festival te Rotterdam het jaarlijkse eregeld aan haar toegekend. Deze twee zaken hebben ongetwijfeld geholpen bij haar vrijlating.

Terwijl ze gevangen zat, bleef Ratoesjinskaja poëzie schrijven. Haar eerdere werken concentreerden zich meestal op liefde, christelijke theologie en artistieke creatie, niet op politiek of beleid, zoals haar aanklagers beweerden. Haar nieuwe gedichten, die in de gevangenis zijn geschreven, werden met een lucifer op zeep geschreven, waarna ze ze uit haar hoofd leerde om vervolgens te worden weggespoeld. In totaal ruim 150 gedichten. In 1987 verhuisde ze naar de Verenigde Staten waar ze tot 1989 zou blijven wonen. In 1987 werd haar de Russische nationaliteit ontnomen door de Russische overheid. Daarna woonde ze tien jaar in Londen waarna ze, na een jaar procederen in Rusland, in 1998 haar nationaliteit terugkreeg en terug verhuisde naar Rusland. Daar woonde ze tot ze overleed aan kanker in 2017.

In haar memoires ‘Gray is the Colour of Hope’ beschrijft ze haar gevangeniservaring. Haar latere gedichten vertellen over haar strijd om de ontberingen en verschrikkingen van het gevangenisleven te doorstaan.  In 1987 verscheen in een vertaling van Kristien Warmerhoven, de bundel ‘Aan allen’ van Ratoesjinskaja. Uit deze bundel nam ik het gedicht ‘Weerzien’.

.

Weerzien

.

We zullen wel nooit kunnen doorgronden

waarmee het lot ons morgen verblijdt.

We moeten koelbloedig blijven in nood,

en onze kalmte bewaren bij het afscheid.

Doe je best om te lachen, en kijk me recht aan-

opdat we dit beeld van elkaar bewaren!

Wij mogen onszelf nog niet laten gaan,

we zijn nog niet door de eerste ronde.

Ik mag nog niet als een volksvrouw gaan janken

op jouw schouder, die hard is van pijn.

Vijf minuten- dan sluiten ze me weer op

achter deuren van een nieuwe scheiding.

Rammel maar sleutels: onze ziel gaat niet kapot

aan een paar stempels op een retourbiljet!

Maar het ogenblik nadert- en als hoeveel eeuwen

tellen voor ons die vijf wrede minuten?

.

Vox Populi

Hans Vlek

.

In de categorie (bijna) vergeten dichters, wil ik vandaag stilstaan bij de dichter Hans Vlek. Vlek (1947) is dichter en schilder en debuteerde in 1965 met de bundel ‘Anatomie voor moordenaars’ (1965). Voor zijn derde bundel ‘Een warm hemd voor de winter’ (1968) ontving hij zowel de Reina Prinsen Geerligs als de Jan Campert-prijs. Bekend is hij geworden met zijn bundel ‘Voor de bakker’ en de bundel ‘De goddelijke gekte’ uit 1986. Hans Vlek woont en werkt nu het grootste deel van het jaar in de Spaanse stad Granada. Vlek die ook wel ‘De Shakespeare van de Nederlandse letteren’ werd genoemd was in zijn tijd zeer actief met o.a. het organiseren van popconcerten, het opzetten van periodieken en het schrijven over literatuur en popmuziek.

In 2001 maakte regisseur John Albert Jansen een documentaire over Hans Vlek met de titel ‘De Goddelijke Gekte’. In deze documentaire gaat hij in gesprek met Vlek over muziek (jazz), vrouwen, de psychiatrie (Vlek werd in de jaren zeventig enige tijd in een psychiatrische inrichting behandeld) de jaren zestig en uiteraard poëzie.

In 2009 verleende het Fonds voor de Letteren een eregeld aan Vlek voor zijn verdienste voor de Nederlandse literatuur.

 

Vox Populi

Steeds minder wordt de fantasie
fantastisch, steeds kleiner
de wereld, korter
de reisduur, de voetbalbroeken.

Narcissen verdrogen en worden
door tulpen vervangen, de kat
werpt tussen ontsproten bintjes
negen jongen waar geen blik voor is.

Elke dag poets ik zorgvuldig
mijn schoenen en gebit terwijl er
verrekt, gecrepeerd en gemoord wordt.
Maar als je zo denkt word je gek.

 

Uit: Geen volkse god in uw achtertuin, Querido, 1980.

 

Old finish

Ik stootte mijn hoofd aan de bladrand
op zondag, nog steeds groeit
op die plek geen haar.
Een koekje voor het bloeden en
een zakdoek, gedrenkt in azijn.

Een hoogpotige tafel met namaakpers
in het midden van de kamer, waarrond
het Wilhelmus staand werd aangehoord.
Er werd die middag niet gescoord
door de oranjehemden.

De hoogpotige tafel waarrond
wij, achter dampende bloemkool
met maïzenasaus die ik
niet lustte, aandachtig luisterden
naar Tom Schreurs.
De tafel waarrond ’s avonds gekaart werd
om een kwartje, die vent speelt
vals, waarna met vloeken werd gesmeten.
Vanuit mijn bed hoorde ik
later weer lachen.

Die tafel met donkerrood kleed uit
de uitverkoop is nu, als ik schoenmaten later
weer binnenkom, vervangen door een lagere
met glazen blad, een betere, waar
ook een kleuter overheen kijkt.

Uit: Zwart op Wit, 1970

Hans Vlek

 

VlekHan

Poëzie op straat – Den Bosch, lokatie: Korte Putstraat.

 

 

Met dank aan Ipoetry.nl, gedichten.nl en CUBra.nl