Site-archief

Poëzie en het klimaat

Gastlessen aan 1e klassen

.

Afgelopen week mocht ik, samen met Will Kranendonk, een dag gastlessen in poëzie geven op het Maerlant Lyceum in Den Haag. In het kader van de projectweek over de toekomst van water waren we uitgenodigd om als klimaatdichters deze gastlessen te verzorgen. Voor mij was het zeker niet de eerste keer dat ik gastlessen poëzie gaf maar wel de eerste keer als klimaatdichter. We kregen allebei drie 1e klassen toebedeeld en in sessies van elk twee uur gingen we in op de klimaatcrisis, poëzie en vervolgens gingen de leerlingen onder leiding van mij en Erwin Kion, de docent Nederlands aan de gang om zelf een klimaatgedicht te schrijven.

Vooral de gesprekken met de leerlingen over het klimaat, de klimaatveranderingen en wat dat voor consequenties dat kan hebben en al heeft vond ik heel inspirerend. Wat me opviel was dat leerlingen van 12,13 jaar oud heel veel weten over het klimaat en de dreiging van een (extreme) klimaatverandering. Ze verrasten me met hun oplossingen en in alle drie de klassen was het gesprek open en respectvol. Op mijn vraag welke leerling er weleens poëzie las kwam nagenoeg geen enkele respons. Ik denk en ik hoop dat na mijn gastlessen (en die van Will) de docenten vaker aandacht gaan besteden aan poëzie.

De opzet van de gastlessen voor wat betreft het poëziegedeelte was drieledig. Na een filmpje over natuur en poëzie kregen de leerlingen de opdracht (met een aantal hints en trucjes) om een gedicht te schrijven. Ze konden kiezen uit 1. een beschrijving van de natuur, 2. een protestgedicht of 3.  een gedicht waarin je wordt toegesproken door iets dat geen mens is (personificatie).  Ongeveer de helft van de les kregen de leerlingen een gedicht te schrijven wat voor velen niet makkelijk was. Maar met wat hulp, gesprekken en voorbeelden hebben alle leerlingen een gedicht geschreven. Ik wil hier het Maerlant lyceum, en haar vakgroep Nederlands heel hartelijk bedanken voor hun uitnodiging en een erg leuke en inspirerende dag. Ga zo door! Zoals altijd na een gastles deel ik wat voorbeelden hier op dit blog.

.

Zomaar wat zinnen uit gedichten:

Rozen zijn niet meer rood, de wereld gaat dood!  (Veerle 1D)

Hoe langer ik zwem / hoe onveiliger ik me voel / stop en help ons (Amanda 1D)

Iedereen laat het maar gebeuren / totdat oprecht iedereen begint te treuren / het emmertje loopt over (Norah 1D)

Wat als zonnepanelen konden praten/ Ik werd gebouwd en had een mooie kleur (Ruben 1D)

Jullie willen steeds meer water / maar ik word steeds zouter (Christophe 1C)

Waar gaat de wereld naar toe / hoe gaat hij te werk? / De wereld wordt moe / dat is wat ik merk (Lisa 1C)

Ik geef water / maar ik krijg niks terug / Ik ben nat / maar ik ben droog (Ellemijn en Vivienne 1C)

Ik de prullenbak van de mens / ik het zwembad van de aarde (Brunelle 1A)

Ik ben een boom / ik sta in een waterstroom (Michiel 1A)

Ik ben nat en grauw / op droevige dagen ziek ik grauw (Tessa 1A)

Ga je mee naar de groene vlakte / een verfrissing halen / genieten van de warmte / de witte pluizen bekijken (Pieter 1D)

.

Het gedicht van Luuk uit 1D vond ik creatief en vooral grappig met een serieuze ondertoon.

.

Meneer de vogel, waarom heeft u

zulke grote vleugels?

 

Zodat ik hoog boven het water kan

vliegen

 

Meneer de luipaard, waarom heeft u

zulke flexibele benen?

 

Zodat ik snel kan wegrennen van

het stijgende water

 

Meneer de kangoeroe, waarom kan u zo

hoog springen?

 

Zodat ik over de hoge golven kan

springen

 

Meneer de Nijlpaard, waarom bent u

zo dik?

 

Ik ben helemaal niet dik!

.

.

De wereld van het vers

Vogelvrij

.

In 1985 verscheen bij Athenaeum – Polak het boek ‘De wereld van het vers’ over het werk van Ida Gerhardt van Marie (M.H.) van der Zeyde.  Van der Zeyde heeft Nederlands gestudeerd en promoveerde op Hadewych. Uit de tekst op de achterflap blijkt dat er niemand is die Ida Gerhardt en haar werk beter heeft gekend dan van der Zeyde. In de nalatenschap van de schrijfster (van der Zeyde) werd een afgerond hoofdstuk over ‘De Adelaarsvarens’ uit 1988 aangetroffen en dat hoofdstuk is in de editie van 1992 die ik bezit, opgenomen.

In dit boek is een vrijwel volledige beschrijving van de verzen, de poëzie en het dichterschap van Ida Gerhardt (1905-1997) opgenomen en dat is precies de vraag die de schrijfster van het boek bezig houdt. Een interessant en ook intrigerend boek. Over de bundel ‘De Slechtvalk’ uit 1966 is uiteraard ook een hoofdstuk opgenomen. Hierin worden enkele gedichten beschreven waaronder het gedicht ‘Vogelvrij’.

Van der Zeyde schrijft hierover: “Het eigenaardige ‘Vogelvrij’ staat min of meer op zichzelf, het lijkt anekdotisch (waarschijnlijk ‘waar gebeurd’), en erg mooi is het niet. Maar wanneer ik het goed zie, betekent het meer dan het zo oppervlakkig schijnt. Het zijn niet alleen die dorpskinderen, sterk, bot agressief, die een eenling die anders is ‘schelden en achtervolgen’. De burgerlijke wereld doet niet anders. En zelf in de literaire ‘wereld’ openbaart zich dezelfde tendens. Maar eigenlijk is het ook niet de slotstrofe, die ik in het vers het opmerkelijkst vind; het is de regel ‘en sloeg de kluiten van mijn jas’. Daar zit alles in, de grofheid van de bejegening, de droefheid daarover en ook de verachting. En het mengsel van bitterheid en nuchtere berusting, waarmee de dichter overgaat tot de orde van de dag. Een onopzettelijk en bijzonder sprekend klein zelfportret.”

.

Vogelvrij

.

Kinderen van een prachtig ras

– ik kwam hun noordelijk dorp voorbij –

scholden en achtervolgden mij

en één smeet raak met een pol gras.

.

En toen ik hen ontkomen was

zat ik tussen een wilgenrij,

een oude vrouw in de maand mei

en sloeg de kluiten van mijn jas.

.

Kinderen zijn oprecht en wreed:

zij zagen mij de dichter aan

en deden frank, wat meer discreet

de wereld dagelijks heeft gedaan.

.

Marc groet ’s morgens de dingen

Dichter draagt voor

.

Toen ik een paar dagen geleden een stukje schreef over het gedicht ‘Wiegeliedje voor de geliefde’ van Paul van Ostaijen (1896-1928), zocht ik op mijn blog naar stukken die ik eerder schreef over deze dichter. Ik kwam er toe achter dat ik één van de bekendste en fraaiste gedichten van Ostaijen, ‘Marc groet ’s morgens de dingen’ nooit beschreven of gedeeld had. Omdat het zo’n bijzonder gedicht is ging ik op zoek naar wat meer informatie en kwam ik op de website van taalhelden. Daar is de video te zien en te beluisteren die hij Ramsey Nasr maakte in het kader van Dichter draagt voor. Toen Ramsey Nasr de Nederlandse Dichter des Vaderlands was (2009-2013), presenteerde hij vlak voor zijn aftreden in 2013 een serie van 21 verfilmde gedichten. Dit is er één van maar ik kan de andere ook zeer aanbevelen.

Een bijzonder interessante analyse en beschrijving van dit gedicht van Jef Bogman, vind je op de website DBNL.org.

.

Marc groet ’s morgens de dingen

Dag ventje met de fiets op de vaas met de bloem
ploem ploem
dag stoel naast de tafel
dag brood op de tafel
dag visserke-vis met de pijp
en
dag visserke-vis met de pet
pet en pijp
van het visserke-vis
goeiendag

Daa-ag vis
dag lieve vis
dag klein visselijn mijn

.

 

Poëzie als programmeertaal

Gerrit Krol

.

Enige tijd geleden werd aan de medewerkers van Meander gevraagd om onder woorden te brengen wat zij vonden dat een goed gedicht maakt, of aan welke eigenschappen een goed gedicht zou moeten voldoen. Ik moest hieraan denken toen ik een artikel over Gerrit Krol las op de website literatuurmuseum.nl. In dit artikel las ik dat Krol over een gedicht zegt dat dit een reeks woorden is, dat aan een aantal voorwaarden voldoet. Daarover zo meer.

Gerrit Krol (1934-2013) was naast romanschrijver, essayist en dichter ook computerprogrammeur bij een groot internationaal olieconcern. Vooral die laatste functie had een grote invloed op zijn poëtisch werk. Gerrit Krol was een groot bewonderaar van Gerrit Achterberg. Hij bewonderde de techniek, en vooral de procesachtige manier waarop Achterberg bewegingen kon beschrijven. Want veel meer dan de thematiek van de verloren geliefde, die gewoonlijk met Achterberg wordt geassocieerd, was dat voor Krol het geheim van Achterberg: de manier waarop hij het exacte en het poëtische wist te verzoenen.

Door zijn fascinatie met het exacte in combinatie met het poëtische in het werk van Achterberg, wilde Krol onderzoeken of het mogelijk was poëzie daadwerkelijk te programmeren. Door zijn werk als programmeur was hij bezig met computers, en hij raakte geïnteresseerd in de manieren waarop hij die zou kunnen gebruiken om ze te laten denken en dichten (opmerkelijk genoeg niet om in te zetten als schrijfgereedschap: Krol gebruikte nooit een tekstverwerker). Het programma dat hij schreef heette ‘APPI’: Automatic Poetry by Pointed Information. En zo heette ook het bijbehorende boek dat hij schreef. Het was een essay met illustraties. Om het fenomeen poëzie voor een computer behapbaar te maken, begint Krol met een systematische ontleding van wat een gedicht is:
.
Wanneer is een reeks woorden een gedicht? Je zou kunnen zeggen: een reeks woorden is een gedicht als:
– ze een beeld of een voorstelling beschrijven
– een ander zich van die woorden een voorstelling kan maken
– als hij het prettig vindt zich deze voorstelling te maken
– de woorden, in die volgorde, niet worden gebruikt voor andere doeleinden.
.
.
Wat wilde Krol nu eigenlijk met APPI? De grootste uitdaging was misschien niet om goede gedichten te laten leveren door een programma, maar om te proberen de computer te vertellen wat poëzie is. Dat ging niet, vooral omdat Krols poëzie altijd werd gekenmerkt door ambiguïteit, humor en het inzetten van onpoëtisch materiaal.
.
.
Maar als je met een algoritme iets kunt construeren, kun je misschien ook wel een algoritme gebruiken om gedichten mee te maken. Gerrit Krol deed dat in 1971, toen computers nog helemaal niet zo’n alledaags fenomeen waren als nu, in zijn boekje APPI – Automatic Poetry by Pointed Information – Poëzie met een computer. Krol geeft de computer invoer: hij beschrijft bijvoorbeeld een plaatje. Een plaatje van een dame in badpak beschrijft hij bijna als een readymade gedicht in een aantal zinnen als:
.
.
ze heeft een nieuw badpak aan
misschien gaat ze zwemmen
ze steunt op haar hand
om niet te vallen
een aardige vrouw om te zien
een wereld op zich
een denkend wezen
dat haar lippen verft
een lok voor haar ogen
haar oksel is niet te zien
als ze haar arm opheft
zie je die wel
als je haar van de andere kant bekijkt
zie je de andere oksel ook
voor hetzelfde geld kun je zeggen
een nieuw badpak
nu al kiezen
en straks kopen
en het plaatje vergeten
.
.
Er zijn vele manieren om een gedicht te beschrijven en voorwaarden of eigenschappen aan gedichten toe te dichten, Krol voegde er wat mij betreft een heel treffende aan toe. Lees het hele artikel op https://literatuurmuseum.nl/artikelen/poezie-als-programmeertaal 
.
.