Site-archief
Nog een lente
30 dichters gekozen door Meander
.
Meandermagazine, het literair e-magazine voor Nederlandstalige poëzie, kennen we natuurlijk allemaal. Sinds een paar jaar ben ik als bestuurslid verbonden aan deze mooie stichting. Dat Meander al sinds 1995, toen Rob de Vos zijn internetclubje voor amateurschrijvers oprichtte, is waarschijnlijk minder bekend. Meander bestaat dan ook volgend jaar 30 jaar.
In 2010 werd door uitgeverij P de bundel ‘Nog een lente’ 30 dichters gekozen door Meander, uitgegeven. Op de binnenflap staat te lezen: “30 beginnende dichters, waaronder ook al iets bekendere namen als Sylvie Marie, Bo Vanluchene, Yerna Van den Driessche en Maarten Inghels, laten u proeven wat u in de toekomst van hen mag verwachten”. Ik vind dit bijzonder want van de dichter Bo Vanluchene had ik nog niet gehoord en een aantal andere namen in deze bundel zijn inmiddels niet alleen doorgebroken maar ook zeer bekend en gewaardeerd zoals Ellen Deckwitz, Frouke Arns, Vicky Francken, Lies van Gasse, Lieke Marsman, Delphine Lecompte en David Troch.
De bundel werd samengesteld door Silvie Marie, Jeroen Dera, Bouke Vlierhuis en Elly Woltjes. Het is mooi om te zien dat de bundeling van ‘Wat maakt een gedicht goed?’ uit 2023 in een traditie staat van publicaties door Meander van kwalitatief goede boeken.
Uiteraard wil ik een gedicht hier delen van een van de 30 dichters. Mijn keuze is gevallen op een gedicht van Dennis Gaens getiteld ‘Het einde van de ladder’. Dennis Gaens (1982) is schrijver, radiomaker en docent. Hij debuteerde in 2010 met de dichtbundel ‘ik en mijn mensen’ (genomineerd voor de C. Buddingh-prijs). Zijn tweede bundel, ‘schering en inslag’ (2013) werd genomineerd voor de Jo Peters Poëzieprijs en de J.C. Bloem-prijs. In 2014 begon hij de literaire podcast Ondercast. Daarvoor maakte hij samen met Oscar Wyers het literaire zine Kutgitaar. Hij geeft les bij Creative Writing op ArtEZ en is uitgever en redacteur bij Literair Productiehuis Wintertuin. Gaens trad op bij onder andere Lowlands, Crossing Border, De nacht van de poëzie, Oerol en Geen Daden Maar Woorden.
.
Het einde van de ladder
.
bij gebrek aan windmolens
vechten we met ladders,
dat lijkt er nog een beetje op.
.
in onze gestreken shirts van de ramones en sex pistols
vechten we met slordig afgemeten glazen goedkope wijn
en een enkele opmerking
met gevoel voor richting
.
je vraagt een kind dat een boom beklimt
toch ook niet: ‘En dan?’
.
aan het einde van de ladder
zit precies en niet meer dan dat
.
Mila Braat
Over hoe de lente zich nergens iets van aantrekt
.
Milla Braat (1998) begon op 15 jarige leeftijd met slammen en performen. Ze stond droeg voor op het Langweiligkeitfestival, Carart, de Haagse popweek en het NK-Poetryslam. In 2009 publiceerde ze in de poëzie-verzamelbundel ‘Haags Fris’. Sinds januari 2018 maakt ze deel uit van het Haags Dichtersgilde en is ze huisdichter bij expositieruimte De Firma Van Drie te Gouda.
Milla’s poëzie is intuïtief en lieflijk. Haar schrijven is een herinnering die niet aan tijd onderhevig is. Soms gaat het over het verleden, soms over iets van ver daarvoor en zelfs de toekomst herinnert ze zich feilloos.
Sinds kort studeert ze Creative Writing aan de Hogeschool voor de Kunsten in Arnhem.
Voor meer informatie kijk je op haar website: http://www.millabraat.weebly.com
.
Over hoe de lente zich nergens iets van aantrekt
.
Dinsdagochtend
ik draai drie sloten van mijn voordeur dicht en draai me om naar de straat
Vanachter de heg springt de lente me tegemoet
“Hallo! Daar ben ik dan weer!” schreeuwt ze
“Verrek, daar ben je!” zeg ik
Ik klim op mijn fiets,
zij klimt op mijn rug, trekt de muts van mijn hoofd
gaat staan op mijn schouders
Mijn fiets zwalkt, ik maak mijn bochten onvoorzichtig
Ik kijk in elke winkelruit
Woensdagochtend
ik draai drie sloten van mijn voordeur dicht en draai me om naar de straat
ik wacht een minuut.
“Waar ben je” schreeuw ik.
ik stap op mijn fiets, trek mijn muts over mijn oren
neem de kortste weg
Donderdagochtend
ik draai drie sloten van mijn voordeur dicht en draai me om naar de straat
“Ben je daar” zeg ik meteen
“Nee, hier ben ik” schreeuwt de lente,
ze staat aan het einde van de straat
Ik spring op mijn fiets, race naar het einde van de straat
ze staat aan het einde van de volgende straat
“Kom dan!” schreeuwt ze”
’t is goed met je” schreeuw ik terug
Ik fiets terug naar huis
Vrijdagochtend
ik draai drie sloten van mijn voordeur dicht en draai me om naar de straat
“Héé! Wat fijn dat je er bent” schreeuwen honderd lentes me tegemoet
Achter elk raam, op elke grasspriet, in elke lantaarnpaal zit een lente
Met mijn fiets aan de hand wandel ik tussen de lentes door
ik groet ze allemaal, hang mijn jas over mijn stuur
ik kom oude vrienden tegen op straat
“Het is lente!” schreeuw ik tegen hen
Ik voel drie druppels, achter elkaar, op mijn neus
Ik kijk om me heen. Alle lentes zijn verdwenen
Ik stop en ren een café in, ik gooi mijn muts op de bar
Een man draait zich naar mij om en zegt
“21 maart, dán is het écht lente!”
.
Gewoontedier
Else Kemps
.
Else Kemps (1995) is zo rond haar negende begonnen met het onderkliederen van haar K3-dagboeken met odes aan een onbereikbare jeugdliefde. Inmiddels studeert ze Creative Writing aan Artez Hogeschool voor de Kunsten in Arnhem. Het liefst schrijft ze over jongeren die gemiddeld drie keer per week een grens overgaan, sporadisch ook over dode cavia’s in een sokkenla. Op dit moment woont ze in Arnhem in een huis waar ze maar liefst vier keer in de afstand van grond tot plafond past.
Dat staat te lezen op haar website http://hardcoreindestiltecoupe.blogspot.nl/. Dit jaar was Else Kemps (die ook elke week bij Giel Beelen op radio 3FM een gedicht voordraagt en de winnaar was van de Turing poëzieprijs) te zien en te horen op het Zomerpodium van Ongehoord! in de Jacobustuin in Rotterdam. Daar liet ze zien en horen dat, hoewel vooraf wat zenuwachtig, ze gemaakt is om haar bijzondere poëzie op haar heel eigen toon voor te dragen.
Van haar blog uit 2014 het gedicht ‘Gewoontedier’.
.
Gewoontedier
.
er zijn een aantal dingen die je eerder over mij had moeten weten:
dat ik het liefste slaap
met mijn handen op je buik
en mijn kop in het zand, en dan dingen zeg als:
de toekomst is een fase, we groeien
er wel overheen
.
dat ik mezelf de put uit lieg
als ik ganzenbord met je speel,
de regels niet onthouden kan
en soms langer stilsta dan nodig is
.
dat ik een gewoontedier ben
en mijn vriendjes al drie jaar verlies in dezelfde maand
aan dezelfde vijverrand met dezelfde reden
.
dat een ongedebuteerde dichter me leerde: verlies is een bezit
totdat het wordt vergeten
en dat ik sindsdien muren bouw om alles
dat dreigt weg te lopen.
.
Foto: Rob Hilz