Site-archief

Sansibar

Meret Oppenheim

.

Een paar weken geleden was ik in Den Bosch in het Design Museum, waar een tentoonstelling was van het werk van Meret Oppenheim (1913 – 1985). Deze Duitse schilder, beeldhouwer en objectkunstenaar wordt met haar werk gerekend tot de kunststromingen surrealisme en dada. Ze wordt gezien als de eerste vrouwelijke surrealistische kunstenaar. In 1932 kwam zij in aanraking met met Alberto Giacometti en Jean Arp, die zo onder de indruk waren van haar werk dat ze haar uitnodigde te exposeren tijdens de Salon des Indépendants van 1933 met de surrealisten. Zo maakte ze kennis met André Breton, Marcel Duchamp en Max Ernst. Ze kreeg al snel de bijnaam ‘de muze van de surrealisten’.

Haar bekendste werk is ‘Le Déjeuner en fourrure’ uit 1936. Deze sculptuur bestaat uit een kop-en-schotel met een lepeltje, welke voorwerpen door de kunstenares werden ingepakt in bont, hiertoe geïnspireerd door Pablo Picasso en Dora Maar, die haar in bont gepakte armband bewonderden en informeerden of zij dat ook met een kop-en-schotel kon doen. Ze maakte ‘Le Déjeuner en fourrure’ in Parijs en het getoond tijdens de tentoonstelling ‘Fantastic Art, Dada, Surrealism’ in New York. Sindsdien maakt het deel uit van de collectie van het Museum of Modern Art (MoMA) in New York.

Wat me vooral deed besluiten deze tentoonstelling te bezoeken (ik kende haar naam niet) was dat ik in de aankondiging las dat ze ook dichter was. Nu heb ik al eens over Dali geschreven als dichter https://woutervanheiningen.wordpress.com/2021/03/10/de-poezie-van-dali/ een andere surrealistische kunstenaar die ook gedichten schreef en daardoor was mijn interesse gewekt. Van Oppenheim hangt het werk ‘Sansibar’ Gedichte und Serigraphien uit 1981 in de tentoonstelling. Hoewel in het Duits kon ik het ongrijpbare wat surrealisme toch kenmerkt, er uit halen.

De tentoonstelling in het Design Museum ‘für dich – wider dich’ is nog tot 5 september te zien.

.

 

Knipoog

Elma van Haren

.

Dichter en beeldend kunstenaar Elma van Haren (1954) studeerde aan de kunstacademie in Den Bosch en vertrok daarna naar Amsterdam. Tegenwoordig woont en werkt ze in België.
Ze debuteerde in 1988 met de bundel ‘De reis naar het welkom geheten’, die werd bekroond met de C. Buddingh’-prijs voor nieuwe Nederlandse poëzie (het was de eerste keer dat deze prijs werd uitgereikt). In 1997 ontving ze de Jan Campert-prijs voor haar bundel ‘Grondstewardess’. Het gedicht ‘Het schitterende’ uit de bundel ‘Eskimoteren’ werd gekozen als een van de drie beste gedichten van 2000. Naast haar dichtwerk schreef ze voor het literaire tijdschrift  De Revisor.
Van Harens poëzie kenmerkt zich door los rijm en een eigenzinnige typografie, alsof impressies en fragmenten op willekeurige wijze met elkaar verbonden zijn. Haar poëzie vormt zich uit haar voortdurende en onbegrensde verbazing over de dagelijkse realiteit, welke worden vermengd met associaties en herinneringen, die, eenmaal op schrift gezet, weer hun eigen associaties genereren. Haar poëzie is vaak verhalend opgebouwd waardoor de vrije vorm gekozen kan worden en elk gedicht weer anders van opzet is.

Uit  haar debuutbundel ‘De reis naar het welkom geheten’ uit 1988 het gedicht ‘Knipoog’.

.

Knipoog

.

Buiten mist. Het ratelen van de wielen
verhult alle geluid hierbinnen.
Ik kan niets meer horen.
Blikken ontwijken me, naamborden ontglippen me.
Op goed geluk moet ik er straks uit.

Het is er weer, dit stollen,
na langdurig het hoofd te hoog
te hebben gedragen.
In mijn bagage,

mijn dagboek,
ontvleesd verleden, een herbarium vol bladskelet.
Ik blader.
Zo was het in een paar woorden.
Geklost als kant, wit gezouten,
dit tenminste
blijft!

De trein stopt.
Ik bezichtig een bekende touristenplaats.
Een bord zegt ‘Bezoek onze grotten!’
Ik volg de pijlen en word welkom geheten
in scherp verlichte,
haast kraakheldere catacomben,
waarin opeen gepakt is,
waarin tot aan het plafond toe
opgestapeld is.

.

                                                                                                                                                                                          Foto: Astrid Dewaele

Flessenpostsieradengedichten

Wietske Welten

Wietske is een  glaskunstenares en sieradenontwerpster uit Den Bosch. Zij maakt onder andere flessenpost-kettingen

Deze kettingen bevatten Bossche gevelgedichten, dit zijn gedichten die overall in Den Bosch op diverse gevels te vinden zijn. Deze zogenaamde ‘meeneempoëzie’ is een initiatief van Stichting Poëzie op straat.

Wietske schrijft op haar website: “Ik heb voor mezelf ook een flessenpost-ketting gemaakt, ook met meeneempoëzie. ‘Mijn’ gedicht behoort echter niet tot de gevelgedichten maar is door een bewoner uit mijn straat zelf aangebracht op zijn raam.”

.

Jij bent zo mooi anders dan ik,
niet meer of minder maar
zo mooi anders,
Ik zou je nooit
anders dan anders willen

.

Wietske

sieraadgedicht1

sieraadgedicht2

Met dank aan: http://sieradenmaakjezelf.nl/

 

 

Social sofa’s

Gedichten op vreemde plekken

.

Op een tip van Nancy (van Poëzine) ben ik op zoek gegaan naar social sofa’s in Den Bosch waarop (delen van) poëzie zijn aangebracht. Het idee van een betonnen sofa versierd met mozaïek met daarin (soms) teksten verwerkt komt uit Den Haag. In 2008 werd in een winkelruimte een project begonnen om banken te mozaïeken waar veel buurtbewoners bij betrokken waren als vrijwilliger. Dit om de buurt op te vrolijken. Inmiddels heeft dit initiatief vele vervolgen gekregen . In Den Bosch maar ook in Eindhoven.

Zoals gezegd staan er soms teksten op de banken zoals de voorbeelden hieronder.

bank

bank 2

Gedichten op vreemde plekken

Deel 99: Op straat

.

In Den Bosch streeft de stichting Poëzie op straat ernaar driemaal per jaar een gedicht aan te brengen op een muur, glaswand, aan een gebouw of ergens op straat.

De Stichting bestaat uit Erwin Verzandvoort, André Megens (Grafische vormgeving), Ad Heinen, en Jan Bruens (voorzitter). In totaal werden negentien gevels beletterd en een glasplaat gegraveerd. Hiermee is dit project in de zomer van 2008 voltooid.

Voor een mooi overzicht kun je terecht op: http://www.cubra.nl/specialebijdragen/janbruens/poezieopstraat.htm

Hieronder een voorbeeld van poëzie bij het station. ‘Al reizend ervaart men het leven vreemder: overal anders en overal eender’. Deze dichtregel van Jan van Sleeuwen staat onopvallend weggemoffeld op een betonwand achter de lift naar de ondergrondse fietsenstalling en tussen de trap en de roltrap die naar de hogergelegen hal van het station voeren.

.

Poezie op straat