Site-archief

Tulpenwodka

Astrid Lampe

.

Begin dit jaar (Mei) werd aan Astrid Lampe (1955) de P.C. Hooftprijs voor poëzie uitgereikt. De jury bestaande uit Tsead Bruinja, Kiki Coumans, Maarten van der Graaff, Alfred Schaffer en Kila van der Starre schrijft in haar juryrapport: “Astrid Lampe dicht met een diabolische intensiteit over het moderne leven, in zinnelijke en ontembare taal die vraagt om herlezing en herbeluistering. Ze laat lyriek en gevonden taal in elkaar overlopen, waarbij ze geen enkel register onbenut laat. Het resultaat is een open tekst, taal die zich bewust is van zichzelf en van haar grenzen. Lampe’s oog – en vooral ook oor – voor de invloed van digitale technologie op economie, klimaat en genderverhoudingen vallen op in haar oeuvre (…). Ze heeft de poëzie beïnvloed van veel jongere dichters in het Nederlands taalgebied.”

Op de website van het Literatuurmuseum lees ik “Lampe was enorm verrast toen ze in December het nieuws hoorde. ‘Hoewel ik vind dat ik voldoende erkenning krijg, ben ik toch gewend om een beetje te knokken voor mijn werk. Het winnen van zo’n prestigieuze oeuvreprijs voelt als een doorbraak.” Ik denk dan meteen: als het winnen van de P.C. Hooftprijs voor Poëzie voelt als een doorbraak, hoe moet dat dan voelen voor ons ploeterende dichters die blij zijn met elke vorm van erkenning. Maar goed het is haar particuliere gevoel en dat is natuurlijk prima.

Hoewel haar laatste bundel ‘Zachte landing op leeuwenpootjes’ dit jaar uitkwam, wil ik een gedicht uit haar bundel ‘Tulpenwodka’ uit 2021 hier delen. In deze bundel neemt Lampe de lezer mee in een herkenbare en niet zo’n fijne wereld.  Nepnieuws, Black Lives Matter, #MeToo, de onstuitbare verwoesting van de aarde en natuurlijk de allesoverheersende coronacrisis, alsook de ontkenning daarvan.

Jan de Jong schrijft in een recensie van deze bundel op Tzum: “Het mooie van de dichtkunst is dat het ons in staat stelt om protesterende boeren, virusontkenners, influencers, verpakkingen-zonder-inhoud in de politiek, het bedrijfsleven en de media voortaan met één krachtige metafoor samen te vatten: Tulpenwodka.”

Voor wie nieuwsgierig is naar de titel: Driehonderdvijftig geperste tulpenbollen en een scheut duinwater, prijs: € 300,- of zoals Jan de Jong het noemt een effectief symbool voor zinloosheid, smakeloosheid en onmaatschappelijk gedrag. Uit deze bundel koos ik een gedicht zonder titel die die zinloosheid illustreert.

.

smart barbie is de enige die echt luistert

de kleur van je humeur slaat ze digitaal op

de ontboezemingen per aan- en uitkleedsessie

brieft ze integraal door aan de webmaster

.

tot een latino ken in vrijetijdskleding

het gat vult dat een vader achterlaat

.

we scrollen door tot op een goede dag de inloopkast je tweede huis

in het gezicht ontploft

.

de kleur van ons humeur

met alle wachtwoorden te grabbel

lang voor beiroet is opgekrabbeld

toon ik je trots een nieuw gezicht

het is gekocht zo goed als

.

afbetaald met seks

je vindt me lief als ik een tweede poging

niet instagram vind je me smart dit duurt niet lang

zeg je en trekt je gun

.

Literaire anekdoten

Gerrit Achterberg

.

In 1988 verscheen bij de Bijenkorf ‘Het literair anekdoten boek’. Een onderhoudend en vrolijk boek, zo belooft de achterflap. En dat is het ook. Een boek vol onderwerpen (op alfabetische volgorde) met de meest bizarre, ongelofelijke en interessante feiten en feitjes aangaande de literaire wereld. Uiteraard ben ik dan in het bijzonder geïnteresseerd in de anekdoten rondom poëzie en dichters en daarin word ik niet teleurgesteld.

Zo is er bij het onderwerp Pinksterprijs het volgende te lezen: De dichter Gerrit Achterberg (1905-1962) kreeg slechtsgedicht, gedichten, dichtbundel, gedichtenbundel, poëziebundel,  geleidelijk aan literaire erkenning. ‘Toen in 1946 opnieuw een literaire prijs aan Achterberg voorbijging (de prijs van de Maatschappij voor Letterkunde werd toegewezen aan Ida Gerhardt, een feit waartegen Bertus Aafjes, Vasalis en Ed. Hoornik in Vrij Nederland protesteerden), besloot mr. Joan Th. Stakenburg, onder toejuiching van literaire vrienden aan een cafétafel van Reynders in Amsterdam, de eenmalige Pinksterprijs ( ƒ 1000,-) voor Achterberg in te stellen. De prijs werd toegekend voor de bundel ‘Radar’ en uitgever-boekverkoper Balkema stelde de gehele opbrengst ter beschikking van Achterberg’.

In de jaren hierna kreeg Achterberg de erkenning die hij verdiende. Zo ontving hij onder andere in 1949 de P.C. Hooft-prijs en in 1959 de Constantijn Huygens-prijs en wordt hij beschouwd als een van de belangrijkste dichters in de twintigste-eeuwse Nederlandse poëzie.

Uit de bundel ‘Radar’ komt het gedicht ‘Qualiteit’. Voor een analyse van het gedicht kijk je op deze website.

.

Qualiteit

.

Hebt gij volgorde nog
van boven naar beneden,
van links naar rechts, alsmede
totaalgetal en samenhang?
Bleven de maten even lang,
die ik op u heb aangebracht?
Zijt gij uzelf de eerste nog
en eenige, of alreede
zevende, negende, ongeacht
welk ranggetal in reeksen,
die u vermeesterden, in  ‘t zog
trokken der quantiteit …. en toch
hield gij daarin het teeken,
dat u bewaart en duidt tot in
verste verandering?

.

Horloge

J. Bernlef

.

Het gebeurt me regelmatig dat, wanneer ik in een dichtbundel aan het lezen ben, het onderwerp of de titel van een gedicht me ergens aan doen denken. Ik denk dat dat één van de dingen is die gedichten lezen zo bijzonder fijn maakt; de herkenning, het opkomen van herinneringen, de verbinding of zelfs erkenning die je ervaart bij het lezen.

In de bundel ‘Aambeeld’ van J. Bernlef (1937-2012) uit 1998, die ik uit mijn boekenkast trok om te herlezen, staat een gedicht waarbij ik bovenstaande in het bijzonder ervaarde. Het gaat hier om het gedicht ‘Horloge’. En hoewel het gedicht feitelijk helemaal niet gaat over een horloge, het is slechts een verwijzing in de laatste strofe, had ik meteen allerlei associaties en beelden bij de titel.

Zo moest ik meteen denken aan het tweedehands horloge dat ik pas in een kringloopwinkel kocht, aan de horloges die ik ooit spaarde ( ik heb er nog tientallen, allemaal heel goedkope horloges waarvan meer dan driekwart het niet meer doet voornamelijk door gebrek aan een batterij) en aan het bericht dat een rapper van in de twintig beroofd was van een horloge van ruim € 150.000,- (geen idee wat die prijs rechtvaardigt, ik kan er niet 1 bedenken).

Al deze gedachten schieten dan door mijn hoofd wanneer ik begin met het lezen van het gedicht. Na lezing zijn die gedachten weg, wat bleef was de vraag over welk persoon dit gedicht gaat, wat zijn lot was (overlijden?) en wat de rol van de personages in dit gedicht spelen. Dat is wat poëzie vermag, je van de ene in de andere wereld trekken zonder dat je dat van tevoren ziet aankomen.

.

Horloge

.

Ik zat op de huisbank van een Zuid-Afrikaan

toen jou alles afgenomen werd

verder was ik nooit van je vandaan

.

Terwijl mijn gastheer krakend koersen controleerde

en zijn dikke dochter zocht naar gave popmuziek

wat zag jij toen, in je laatste val?

.

Dit gedicht even duidelijk als de dood

een open boek, een afgesloten hoofdstuk

woorden weggevloeid in aarde, als water

.

Voor jou werd het nooit meer later

op je horloge dat ik nu verder draag

de tijd door die voor jou noch mij bestaat.

.

Het poëtische genie

Jacques Hamelink

.

Afgelopen woensdag, 17 november overleed schrijver, dichter en literair criticus Jacques Hamelink (1939 – 2021). Hamelink die bekendheid verwierf met zijn verhalenbundels, koos ervoor eind jaren ’70, begin jaren ’80 zijn pessimistisch proza los te laten en meer te gaan voor het schrijven van poëzie vol historische en literaire referenties, hierbij de klankwaarde van zijn verzen niet verwaarlozend. Hamelinks poëzie werd meer en meer abstract, kaal van alle persoonlijke betrokkenheid, maar nog steeds met behoud van dezelfde thema’s. Zijn werk werd al snel hermetisch gebrandmerkt. Zijn werk werd ook steeds mystieker. Zijn groeiende geloof, geleend van dichters als Paul Celan en Hölderlin, was dat poëzie zou moeten proberen het onmogelijke te spreken, en dat het falen om dit te doen haar grootsheid vormt.

Sinds het verschijnen van de bundel ‘Sacrale komedie’ (1987) is zijn werk zeer zinspelend geworden. Persoonlijke en ‘algemene’ geschiedenis versmelten in steeds strakker opgebouwde gedichten. De taal van deze gedichten verhoogt hun moeilijkheidsgraad: de auteur graaft op bestaande woorden, creëert neologismen en introduceert tegelijkertijd archaïsche woorden. Toch had Hamelink de laatste jaren een vaste groep bewonderraars van zijn werk. In 2002 (‘Zilverzonnige en onneembare Maan’) en 2008 (‘De Dame van de Tapisserie’) werden bundels van Hamelink genomineerd voor de VSB poëzieprijs.

Hamelink werd tijdens zijn leven bekroond met de Constantijn Huygensprijs, de Lucy B. en C.W. van der Hoogt-prijs en de Herman Gorterprijs.

In 1986 verscheen de bundel ‘Eerste gedichten’ en uit deze bundel komt het gedicht ‘The poetical genius’. In het gedicht komt naar de gedachte naar voren dat ‘de dichter’ weinig erkenning krijgt.

.

The poetical genius

.

Waar is de tijd, vriend van Yeats,

dat dichterskrijgshaftige, Helmers, Tollens,

of godsdienstige, Beets, Ten Hate, buiksnorren

droegen en slechts als zeehond Holst

vermomd per trein reisden, alsmaar

met doffe gedichten dreigend.

.

Verlept zijn de titels der dames

die René Rilke per hutkoffer

met zich meesleepten in het zog

van hun onirische schommelstoel, de held

slablaadjes voerend evenals

zijn rivaal de schildpad.

.

Hedentendage zit de ene poëet in de lotus.

De andere leert, in een jute zak genaaid

of bekleed met een oude pokdalige ster,

zich een nieuw patiencespel: proeven,

bij kleine beetjes, van eigen mond.

.

Helaas niet voor mij

Helma Ketelaar

.

Als in een heterorelatie een van de twee (vaak onverwacht) uit de kast komt of daarover dubt, raakt dit veel mensen. De partner, het eventuele gezin, de familie, vrienden en ga zo maar door. De ogen zijn vaak gericht op diegene die uit de kast komt. Over wat dit met de partner doet, is nog weinig bekend. Hierdoor ontbreekt het de ‘hetero van de homo’ in dit hen vaak diep rakende proces aan steun, warmte en begrip. De woorden van ‘Helaas niet voor mij’ zijn uit zo’n ervaring opgetekend met de bedoeling om steun vanuit (h)erkenning en verder begrip te creëren.

Dit schrijft dichter Helma Ketelaar in het nawoord van de nieuwste bundel uit het fonds van MUGbooks poëzie uitgeverij ‘Helaas niet voor mij’. De bundel is te koop via alle boekhandels maar ook via de online boekverkoopkanalen. De grafische vormgeving is opnieuw verzorgd door Bart van Brrt.Graphic.Design (die ook de vormgeving van de MUGzines doet).

De persoonlijke poëzie van Helma geeft een goed beeld van alles waar iemand in de positie, zoals hierboven beschreven, doorheen gaat en wat zo iemand meemaakt. Het gedicht ‘Klaproos’ staat in de bundel.

.

Klaproos

.

je stond op het bloemenspel

dat ik onbevangen

als meisje speelde

ik genoot van je

.

je stond in mijn tuinen

waar ik steeds minder onbevangen

als vrouw was en tuinierde

ik koesterde je

.

je was in juli bij dat Franse beekje

waar ik dwalend onderweg

als vrouw reisde naar mijn vakantiehuis

ik bewonderde je

.

je komt steeds weer terug

eenvoudig, krachtig en vanuit jezelf

ook ik ben weer die onbevangen vrouw

ik dank je…

.