Site-archief
Mark Insingel
Vlaams dichter
.
Afgelopen juli overleed de Vlaamse schrijver (proza, essays, hoorspelen) en dichter Mark Insingel (1935-2024). Insingel was het pseudoniem van Marcus Henri Laurent Thérèse Donckers. In 1956 debuteert Insingel met de bundel ‘Panorama’ onder zijn eigen naam Mark Donckers in de reeks ‘Bladen van de Poëzie’. Insingel evolueerde als dichter van vrij conventionele poëzie (zijn debuut en de drie bundels die tussen 1958 en 1966 werden gepubliceerd) via de concrete poëzie (‘Perpetuum mobile’ uit 1969, ‘Modellen’ uit 1970 en ‘Posters’ uit 1974) naar inhoudelijk zeer pure poëzie.
Vanaf 1963, met de publicatie van zijn bundel ‘Drijfhout’ gebruikt Insingel zijn pseudoniem als dichtersnaam. Zijn bundel ‘Perpetuum mobile’ uit 1969 wordt beschouwd als de eerste bundel concrete poëzie in het Nederlands. Met zijn concrete gedichten nam hij deel aan internationale tentoonstellingen in Amsterdam, Neurenberg, Stuttgart, Liverpool en Oxford. Na zijn concrete poëzieperiode gaat hij een zowel vormelijke als inhoudelijk uitgepuurde (zoals men in Vlaanderen zegt) poëzie schrijven, opgebouwd rond zorgvuldige spiegelstructuren en herhalingen. De formuleringen zijn beknopt, de woorden zorgvuldig gekozen, de taal ontdaan van alle franjes. Zijn verzen leunen bijgevolg dicht aan bij de ‘poësie pure‘ van een Paul Van Ostaijen. In 2017 brengt het Poëziecentrum te Gent al zijn gedichten uit in één band getiteld ‘Het doel is wit’.
Insingel was naast schrijver en dichter onder andere Penningmeester P.E.N.-centrum voor Vlaanderen, redacteur Literair Akkoord en Kritisch Akkoord, docent aan de Schrijversacademie in Antwerpen en werkend lid van de Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. Zijn werken werden meerdere malen bekroond.
In 2005 verschijnt van zijn hand de bundel ‘Niets’ en twee jaar later in 2007 de bundel ‘Iets’ die thematisch op elkaar aansluiten. Beide bundels bestaan uit liefdesgedichten waarin Insingel voor de verlatenheid van ‘niets’ en het verlangen naar ‘iets’ woorden en een ritme zoekt. In deze twee bundels zoekt hij naar het ongrijpbare van de liefde, naar haar waarom. Insingel zei hier zelf over: ‘Het iets dat niets is, het niets dat iets is – de liefde zoals ze onmogelijk wordt als ze absoluut wil zijn, zoals ze slechts zichzelf wordt in dit absolute. En wie is uiteindelijk de minnaar, wie is de geliefde?’
In 2010 werden beide bundels uitgegeven onder de naam ‘Iets & Niets’. Uit deze bundel komt het gedicht zonder titel hieronder.
.
Toen jij niet klaar was –
en ik wachtte al.
.
Want jij zou klaar zijn –
en ik wachtte al.
.
En toen ik wachtte
dacht ik: zij is klaar,
.
ze zegt zo dadelijk:
je wachtte al.
.
En jij was klaar,
je zei: je wachtte al.
.
De laatste van de beatgeneratie
Lawrence Ferlinghetti
.
Afgelopen maandag overleed op 101 jarige leeftijd Lawrence Ferlinghetti (1919-2021) de laatste dichter, schrijver die nog leefde uit de tijd van de befaamde beatgeneration. In 1953 begon Ferlinghetti in San Francisco, samen met Peter D. Martin (uitgever van het magazine ‘City Lights waar Ferlinghetti in debuteerde als dichter), die zich na twee jaar terugtrok, de fameuze City Lights Bookstore, die snel uitgroeide tot een trefpunt voor avant-gardistische schrijvers.
Hij werd er uitgever van de Pocket Poet Series waarmee hij de toen nog sterk controversiële ‘beatpoëzie’ van bijvoorbeeld Allen Ginsberg, Jack Kerouac en Gregory Corso stimuleerde. Als lid van de poëziebeweging San Francisco Renaissance debuteerde Ferlinghetti in 1955 met de bundel ‘Pictures from the Gone World’. Net als in ‘A Coney Island of the Mind’ (1958) en ‘Starting from San Francisco’ bevat deze bundel gedichten die primair bedoeld zijn om in het openbaar gelezen te worden, vol retoriek en herhalingen, vaak begeleid door jazzmuziek, een soort spoken word poetry avant la lettre.
Zijn gedichten spelen sterk in op de actualiteit, nodigen uit tot discussie en roepen op tot persoonlijke stellingname. Een voorbeeld hiervan is zijn tegen Richard Nixon gerichte satire ‘Tyrannosaurus Nix’. Mede door het publieke karakter krijgt Ferlinghetti wel het verwijt dat zijn poëzie clichématig is en gericht op effect.
Ook vertaalde hij poëzie uit het Frans, onder wie Jacques Prévert. Veel werk van Ferlinghetti werd op muziek gezet door vooraanstaande popartiesten, onder wie Roger McGuinn en Bob Dylan. Ferlinghetti bleef tot op hoge leeftijd actief schrijven en schilderen. Zijn laatste bundel ‘Poetry as an insurgent art’ verscheen in 2007.
Uit zijn bundel ‘How to paint sunlight’ uit 2001 komt het gedicht ‘The changing light’.
.
The Changing Light
.
The changing light at San Francisco
is none of your East Coast light
none of your
pearly light of Paris
The light of San Francisco
is a sea light
an island light
And the light of fog
blanketing the hills
drifting in at night
through the Golden Gate
to lie on the city at dawn
And then the halcyon late mornings
after the fog burns off
and the sun paints white houses
with the sea light of Greece
with sharp clean shadows
making the town look like
it had just been painted
But the wind comes up at four o’clock
sweeping the hills
And then the veil of light of early evening
And then another scrim
when the new night fog
floats in
And in that vale of light
the city drifts
anchorless upon the ocean
.
Kwatrijnen en Rondeel
Dubbel-gedicht
.
Ik heb besloten dat een Dubbel-gedicht ook twee gedichten kan bevatten die in vorm een overeenkomst hebben. Nu is een kwatrijn een heel andere vorm dan een rondeel, klopt, maar het zijn beide vaste versvormen. En dus is het vandaag een Dubbel-gedicht van vaste versvormen.
Het eerste gedicht is een kwatrijn, of eigenlijk zijn drie kwatrijnen. Een kwatrijn is een gedicht of een strofe van een gedicht van vier versregels en twee rijmklanken. Het woord is afgeleid van het Franse quatrain, van quatre, voor vier. Het rijmschema is meestal a-a-b-b, maar ook a-b-a-b en andere schema’s zijn mogelijk.
De ‘Drie kwatrijnen’ zijn geschreven door Hendrik Marsman (1899 – 1940) en verschenen in ‘Verzamelde gedichten’ uit 1967. De Drie kwatrijnen stammen uit de tweede periode (1929 – 1933).
Het tweede gedicht is een rondeel. Het belangrijkste kenmerk van een rondeel is de vele herhalingen: regels 1, 4 en 7 zijn hetzelfde en regels 2 en 8 zijn hetzelfde. Daarnaast kent een rondeel een vast rijmschema: a-b-a-a-a-b-a-b.
Het gedicht ‘Rondeel’ is van dichter D.A.M. Binnendijk ( 1902 – 1984). Dick Binnendijk was docent, dichter en literatuurcriticus. Het gedicht ‘Rondeel’ verscheen in Forum, een literair tijdschrift dat verscheen tussen 1932 en 1935, en later in ‘Nieuwste Dichtkunst’ De Uilenreeks No. 1 uit 1934.
.
Drie kwatrijnen
.
Zonder weerklank
.
Volk, ik ga zinken als mijn lied niet klinkt;
ik moet verdrogen als gij mij niet drinkt;
verzwelg mij, smeek ik maar zij drinken niet
wees mijn klankbodem, maar zij klinken niet.
.
Verbittering
.
De namen van wie eens mijn vrienden waren
werden tot as tussen mijn tanden en ik spuw ze uit.
eenzaam schijnt men te moeten zijn in deze dode landen;
het leven dooft in kaars na late nachtkaars uit.
.
Voor het inslapen
.
In deze kleine kamer vind ik soms nog vrede.
al wat daarbuiten ligt heeft voor mij afgedaan;
wat rest mij nog, dan ‘Krieg und Frieden’ lezend,
tot mijn verwoeste dromen in te gaan?
.
Rondeel
.
Geen vrucht, hoe glanzend aan haar tak,
Kan ‘t geeslen van de buien weren
Die in de herfst ten buit begeeren
Wat voordien aan haar greep ontbrak.
.
Geen vlaag, die in den nacht opstak,
Zal de geheime gloed bezweren
Der vruchten, glanzend aan den tak,
Die alle buien wreed bezeeren.
.
Zoo geen vermeetle hand verbrak
Des harten ongeschonden zegel,
Waarmee ‘t zich hecht aan eigen regel —
Een spaart zijn onweerstaanbre knak
Geen vrucht, hoe eenzaam aan haar tak.
.






