Site-archief
De aarde was nog plat
Huub Oosterhuis
.
De verkiezingen komen eraan en ik hoor en lees op verschillende plekken politici weer de meest flagrante onzin uitkramen. Dat politici tegenwoordig het niet niet meer zo nauw nemen met de waarheid is sinds de komst van Trump bijna gewoon geworden maar in Nederland kunnen ze er ook wat van (nareis op nareis, tsunami van vluchtelingen etc.). En dat zijn nog de kleine leugens om de zaak kracht bij te zetten.
Er is echter ook een partij in Nederland die volledig de weg kwijt is. Het FvD bij monde van de oude en inmiddels ook de nieuwe lijsttrekker bezigen gerust de meest onzinnige teksten. Nu is het bekend dat de aalgladde vorige lijsttrekker al in de ban was van complotdenkers maar de nieuwe, opnieuw aalgladde maar nu in vrouwelijke vorm, lijsttrekker kan er ook wat van. Ze zegt in alles volledig eens te zijn met de vorige lijsttrekker. Dus de aarde is plat, we worden geregeerd door elites die eigenlijk reptielen zijn, we zijn nooit op de maan geweest, er zijn geen 3000 mensen overleden bij de aanslagen op de Twin Towers in New York, het zijn maar een paar van de meest idiote uitspraken. Tel daar de ronduit racistische en zwaar op het fascisme leunende ideeën bij op en je hebt een beeld.
Ik moest aan deze twee dubieuze types denken (en geloof me dat doe ik liever niet) toen ik in de bundel ‘Het komt goed’ (what’s in a title?) de mooiste gedichten over geluk, uit 2024 het gedicht ‘De aarde was nog plat’ van Huub Oosterhuis (1933-2023) las. Dit gedicht komt oorspronkelijk uit de bundel ‘Stilte zingen’ uit 2018. Ondanks de wat stevige religieuze ondertoon toch een duidelijk gedicht.
.
De aarde was nog plat
.
De aarde was nog plat.
Maar ’t hart was met zovelen.
Toen kwam door de wolken heen
de zeven-kelen man.
.
Hij riep de vogels vrij,
de takken uit de bomen.
Hij zong de stromen los
uit rotsen en woestijnen.
.
Hij zong miljoenen mensen
als bloemen uit zijn mond.
Toen ben jij ook geboren.
Toen was de aarde rond.
.
Asa Nisi Masa
Federico Fellini
.
Toen ik afgelopen weekend een stuk schreef over het overlijden van Huub Oosterhuis kwam ik in de bundel ‘Handgeschreven’ het gedicht ‘Asa Nisi Masa’ tegen. Nieuwsgierig naar wat dit betekende ben ik gaan zoeken en kwam ik op de Wikipedia pagina met precies die titel. Asa Nisa Masa is een nonsens zin uit de film 8 1/2 van Federico Fellini uit 1963.
Hoewel de uitdrukking ‘Asa Nisi Masa’ in geen enkele bekende taal is vertaald – en Fellini heeft de betekenis van de uitdrukking nooit publiekelijk onthuld – wordt algemeen aangenomen dat Fellini een Italiaans kinderspel gebruikte, vergelijkbaar met Pig Latin, om het te maken . In het spel worden de lettergrepen ‘si’ en ‘sa’ toegevoegd aan bestaande woorden om ze te verdoezelen, wat Fellini doet met het woord ‘anima’: A-sa + Ni-si + Ma-sa. Het woord ‘anima’ heeft in deze context een dubbele betekenis; het is niet alleen het Italiaanse woord voor ziel, maar het is ook een sleutelbegrip in het werk van de Zwitserse psychotherapeut Carl Jung (op wie Fellini dol was), waar ‘anima’ de term is voor het vrouwelijke aspect van de persoonlijkheid in mannen, een veelvoorkomend Fellini-thema.
Met deze kennis lees je het gedicht ‘Asa Nisi Masa’ ineens anders.
.
Asa Nisi Masa
.
Kom eindelijk
naar beneden
.
van je beroemde standje
naar deze ademtuin
.
Adem in. Dieper. Hoesten.
Nog een keer. Ogen dicht.
.
We spelen Acht en een half
.
om de dode dingen in ons te begraven.
.
Asa nisi masa.
.
Ben je alleen?
Niet alleen?
.
Zeg iets, pappa
of zoiets – roep me.
.
Asa nisi masa
.
Zie ik je beneden bij de bron?
.
School der Poëzie
Huub Oosterhuis
.
Afgelopen week overleed (1933-2023) theoloog en dichter. Hij publiceerde een groot aantal liederen en gedichten en beïnvloedde de modernistische denkbeelden over liturgie en kerkelijk leven in Nederland. Op Facebook las ik in commentaren op zijn overlijden dat niet iedereen gecharmeerd was van zijn werk, in veel gevallen door zijn afkomst en zijn werk dat vele raakvlakken heeft met religie en de kerk.
Toch schreef Oosterhuis ook veel poëzie die geen raakvlakken heeft met religie. Hij was bijvoorbeeld de bedenker en de oprichter van de School der Poëzie. School der Poëzie ontleent haar naam aan de verzamelbundel van tachtiger Herman Gorter (1897) en het beroemde gedicht van vijftiger Lucebert (1952). Oosterhuis zocht naar een manier om jongeren te bereiken met poëzie. Van oudsher was en is de drempel naar poëzie hoog, zeker voor lager opgeleide jongeren. Intensieve lessen in poëzie én de mogelijkheid om poëzie te zien, uit te spreken en beluisteren in een wervelende show waarin de jongeren zelf de hoofdrol spelen bleek een effectieve aanpak om jongeren te bereiken.
In de bundel ‘Handgeschreven’ verzamelde gedichten 1950-2020 dat verscheen in 2020 staat het gedicht over de School der Poëzie.
.
School der Poëzie
.
Ik wou dat ik een beetje zwart was
dat ik in een ver groen land woonde
niet in een klas zat maar in een tuin-
dan komt de grote Ilonka
met tassen vol gedichten
en zegt dag donkere mooie jongen
en leert mij lezen
.
dan mocht ik van haar
ook zelf gedichten schrijven hele vele
dan zou ik schrijven
.
ik zie de zon
als watervallen stralen
ik hoor de vogels krenkelen
in de boomtoppen
van mijn geboortewoud.
.
Dan zou zij mooi mooi zeggen
en nog eens mooi-
dan zou ik zeggen dank u wel
.
maar wou liever
ik bemin u
zeggen
.
grote Ilonka lieve.
.
Beetje praten
Huub Oosterhuis
.
De Nederlandse dichter Huub Oosterhuis (1933) is bij velen bekend als theoloog, ex-jezuïet en uitgetreden priester. Zijn naam is verbonden aan de modernistische tendensen binnen de Nederlandse kerkprovincie na het Tweede Vaticaans Concilie en de daarmee gepaard gaande polarisatie tussen modernisten en behoudsgezinden. Hij publiceerde een groot aantal liederen en gedichten en beïnvloedde de modernistische denkbeelden over liturgie en kerkelijk leven in Nederland.
Toch is ook zijn staat als dichter en tekst- en liedschrijver groot. Zo ontving hij meerdere prijzen voor zijn poëzie waaronder de Herman Gorterprijs voor de bundel ‘Groningen’ in 1962 en de Anne Frankprijs in 1963. Hij debuteerde in 1961 als dichter met de bundel ‘Uittocht’ en in de jaren tot nu publiceerde hij verschillende poëziebundels waaronder een aantal met Christelijke gedichten.
In 2003 verscheen, naar aanleiding van zijn zeventigste verjaardag de bloemlezing ‘Een maal zeventig’ een keuze uit de gedichten. Uit die bundel nam ik het gedicht ‘Beetje praten’.
.
Beetje praten
.
Wanneer ik oud ben leg me in een laatje
als een brief een witte steen.
.
Witte stenen horen
aan een Zuid-Frans strand.
.
Leg me aan een Zuid-Frans strand dan
op de vloedlijn.
.
Of ik leg je in een doosje
een gedroogde raadpleeg roos
een uitgebloeid horloge –
als je oud bent.
.
Als ik oud en bijna dood ben
maar nog niet
leg me aan de zonnenavel
waar het licht door stroomt
mijn ogen in.
.
Maar dat kan je niet betalen
veel te laag verzekerd – arme ouwe.
.
Tatoeëer me in je schouder
draag me op je rug.
.
Dat zal ik.
.
Ja dat zal je, ja je zal me –
.
Als een zegel op mijn hart.
.
Van de morgen tot morgen
Bloemlezing van moderne poëzie (1964)
.
Pas geleden gekocht in een kringloopwinkel de bundel ‘Van de morgen tot de morgen’. Deze bundel is uit 1964 maar is zeer goed bewaard gebleven. Het betreft hier een “Bloemlezing van moderne poëzie ten dienste van het onderwijs”. Kom daar nog maar eens om tegenwoordig. In deze bundel dichters geboren in het begin van de vorige eeuw, de meeste zeer bekend maar ook een aantal wat minder bekende dichters of dichters die in de vergetelheid zijn geraakt door de tijd heen.
Hans Andreus, Hans Lodeizen, Ellen Warmond, Cees Nooteboom, Leo Vroman, Huub Oosterhuis, Lucebert, Remco Campert en Simon Vinkenoog maar ook Lode Bisschop, Edith de Clerq Zubli, Nes Tergast, José Boyens en Jan Wit.
Dit keer een gedicht van een wat minder bekende dichter C.O. Jellema (1936 – 2003). Cor Onno Jellema was dichter en essayist en debuteerde in 1961 met ‘Klein Gloria en andere gedichten’. Uit deze bundel het gedicht ‘In het bos’.
.,
In het bos
.
Daar was het zo stil,
ik kon mijn stem er niet verbergen
in het rumoer van auto’s,
in de muziek van een café.
.
Er was geen omweg voor het woord
en geen geluid waarin het kon verdrinken
en weer gevonden worden
alsof het van een ander was.
.
Wanneer ik daar gezegd had wat ik zeggen wilde,
had je het onherroepelijk gehoord,
hadden wij zwijgend verder moeten lopen.
Te stil was het, ik durfde niet.
.
En toen we bijna bij de huizen waren
en ik het zeggen ging, zag je
een eekhoorn, je wees
en holde naar de boom waarin hij was geklommen.
.













