Site-archief
Jan Lauwereyns
Schmidt-Rodenko-Lucebert-Claus-Vasalis
.
Op Poetry International ontmoette ik Jan Lauwereyns (1969), de Vlaamse dichter en neurofysioloog die al jaren in Japan woont. In het gesprek vertelde hij dat hij zich bedient van drie talen; het Japans voor alledag (thuis met zijn Japanse vrouw en kinderen), het Engels (op de universiteit van Kyushu) en het Nederlands voor zijn poëzie. Toen ik ’s avonds naar huis reed vanuit de kop van Zuid in Rotterdam, was er een interview met hem door Lotje Ijzermans in het radioprogramma ‘Nooit meer slapen’ waarin hij nog wat verder inging op die drie talen. Daar vertelde hij dat hij zijn poëzie eigenlijk in zijn moedertaal schrijft, het Antwerps dialect.
Het gesprek met hem en Marieanne Hermans (mede-initiatiefnemer van MUGzine) heeft er overigens in geresulteerd dat hij gedichten aanlevert voor MUG #19 die verschijnt in oktober, waar we natuurlijk zeer verguld mee zijn. Het interview kan ik om meerdere redenen aanbevelen. Bij de opening van Poetry International droeg Jan Lauwereyns het gedicht ‘Schmidt-Rodenko-Lucebert-Claus-Vasalis’ voor uit zijn meest recente bundel ‘Zombie zoekt ziel geno(o)t’ uit 2023. Dat gedicht waarin hij op post moderne manier citeert en parodieërt op werk van de dichters in de titel, deed me denken aan de tentoonstelling in Museum West in de voormalige Amerikaanse ambassade in het centrum van Den Haag, aan de tentoonstelling ‘Gödel Escher Bach’ waar hedendaagse kunstenaars verwijzen naar en citeren uit het werk van deze drie kunstenaars.
.
Schmidt-Rodenko-Lucebert-Claus-Vasalis
.
Er zijn geen mensen meer, er zijn hormonen, meende Zombie,
.
een tikkeltje filosofisch gestemd, hij had zijn tweede kopje
koffie nog niet op, en altijd is er weer wat anders bietebauw,
.
en boze tweets bejammeren vlotte inflatie, zoveel teddyberen
.
zijn hier dood, weer gaat de wereld als een meisjeskamer dicht,
waar is mijn zielgeno(o)t behalve ergens op de verkeerde plek,
.
ha, dolle hondenglimlach van de pijn, grote heksenangsten
.
van de honger, in ijzeren longen gevangen libretto’s, ik tracht,
beweerde Zombie, op poëtische wijze, dat wil zeggen, de taal
.
in haar schoonheid, mijn heidens altaar, ik nagel je adem en je
.
lichaam neer, het jonge hoofd nog ongeschonden, de trotse
romp nog onverslagen, en legde met een zucht zijn iPad weg,
.
niet het bijten doet zo’n plezier, maar het doorgebeten hebben.
.
Tot ook ik verwaai
Peter Swanborn
.
Peter Swanborn (1963) ken ik al een aantal jaar, in 2016 was hij jurylid van de Ongehoord! Poëzieprijs en in 2017 was hij te gast als dichter bij het Zomerpodium van Ongehoord! in de Jacobustuin. Swanborn is via de geologie en de fotografie in de literatuur terechtgekomen. Sinds 1997 is hij als literair medewerker verbonden aan de Volkskrant. Zijn gedichten en artikelen verschenen o.a. in De Gids, Poëziekrant, De Zingende Zaag, Passionate en Tortuca.
In 2007 verscheen Peter Swanborns poëziedebuut, ‘Bij het zien van zijn lichaam’, in de Contrabas-reeks. Deze bundel werd genomineerd voor de C. Buddingh’-prijs voor het beste poëziedebuut van 2007. Zijn poëzie is vertaald in het Engels, Duits, Frans, Spaans, Sloveens, Perzisch, Indonesisch en Japans.
In de bundel ‘Tot ook ik verwaai’ uit 2009 geeft hij een indringend beeld van wat dementie (van zijn moeder in dit geval) met een mens en zijn omgeving doet.
In heldere, eenvoudige bewoordingen beschrijft hij hoe het is om te beseffen dat je hersenen niet meer werken, om te weten dat je niets meer weet. De nachtmerrie van het dwalen door een vreemd huis waarvan iedereen zegt dat jij er woont. de schrik van het niet meer herkennen van mensen die zeggen dat ze je kinderen zijn.
De bundel is opgedeeld in drie delen. In het eerste deel wordt de beginnende dementie van de moeder beschreven. Ze is op dat moment nog in haar eigen woning.
In het tweede deel is de dementie gevorderd; de moeder is opgenomen in een verpleegtehuis. In het derde deel wordt er door de familie naar de dood van de moeder toegeleefd.
De thematiek van de bundel, de beschrijving van de voortschrijdende ziekteverschijnselen van dementie en de ontzetting over de aftakeling van de moeder, waren heel herkenbaar voor mij al is elke situatie uniek. Peter beschrijft het proces met veel empathie en mededogen zoals in het gedicht ‘Badkamer’.
.
Badkamer
.
Bibberend, smekend, doe ik het goed zo?
Zij, naakt na tachtig jaar, in een warme wolk
water. Ik, vol ongemak, zoekend naar een
antwoord, een houding, een handdoek.
.
Doe ik het goed zo? Hou je maar vast
aan die beugels. Die hebben we niet voor niets.
Hier heb je zeep. Nee, dat mag je zelf doen.
Kan je best of wil je dat een zuster?
.
En ik denk aan de keren dat zij, vroeger,
mij moest wassen, de badzaal. de zinken
bak, de ruwe doek langs mijn natte benen.
.
En de schrik bij eerste schaamharen,
nu moet je maar zelf. De ongrijpbare afstand
eindelijk verdwenen. Doe ik het goed zo?
.
Coda
Huub Beurskens
.
Schrijver, kunstschilder en dichter Huub Beurskens (1950) debuteerde in 1975 met ‘Blindkap’ waarna nog vele poëziebundels zouden volgen met als laatste bundel uit 2015 ‘De warmte van het hondje’. Daarnaast publiceerde hij verhalen, essays en romans. Beurskens was redacteur van de literaire tijdschriften ‘Het Moment’ (1986-1988) en ‘De Gids’.
Beurskens vertaalde verschillende auteurs naar het Nederlands maar werk van hemzelf werd ook vertaald naar het Engels, Duits, Frans, Italiaans, Japans, Hongaars, Tsjechisch en Servisch.
Voor zijn werk ontvang hij o.a. de Herman Gorterprijs, de Jan Campert-prijs en de VSB Poëzieprijs. Uit de bundel ‘Klein blauw aapje’ uit 1992 het gedicht ‘Najaarsbloei op Kreta’.
.
Najaarsbloei op Kreta
.
Ik wou ik had een klein blauw aapje dat ik vroeg ‘Wat raap
je?’
en dat het op mijn schouder sprong met louter krokus die
het plukte,
de geschiedenis zou ik ingaan als de onder het komende
minst gebukte.
.
met dank aan Wikipedia
Walt Withman
Out of the Cradle Endlessly Rocking
.
In 2012 verwerkte Richard Bigus het gedicht ‘Out of the Cradle Endlessly Rocking’ van Walt Whitman (1819 – 1892) in het kader van de Poetry Month, op een bijzondere en creatieve manier tot een poetisch beeld. Hieronder zie je een door Bigus gesigneerd exemplaar van zijn bewerking die verscheen in een oplage van 65 stuks. Ze werden gedrukt in verschillende kleuren op Japans Hosho papier(dit papier krimpt niet wanneer het wordt bevochtigd en is zeer scheurbestendig).
In deze prachtige typografische weergave, heeft Bigus Whitman ’s poëtische visie genomen en er een visuele laag aan toegevoegd . Het boek is een van de mooiste en belangrijkste publicaties van Richard Bigus.
.
Out of the Cradle Endlessly Rocking
Out of the cradle endlessly rocking,
Out of the mocking-bird’s throat, the musical shuttle,
Out of the Ninth-month midnight,
Over the sterile sands and the fields beyond, where the child
leaving his bed wander’d alone, bareheaded, barefoot,
Down from the shower’d halo,
Up from the mystic play of shadows twining and twisting as
if they were alive,
Out from the patches of briers and blackberries,
From the memories of the bird that chanted to me,
From your memories sad brother, from the fitful risings and
fallings I heard,
From under that yellow half-moon late-risen and swollen as
if with tears,
From those beginning notes of yearning and love there in
the mist,
From the thousand responses of my heart never to cease,
From the myriad thence-arous’d words,
From the word stronger and more delicious than any,
From such as now they start the scene revisiting,
As a flock, twittering, rising, or overhead passing,
Borne hither, ere all eludes me, hurriedly,
A man, yet by these tears a little boy again,
Throwing myself on the sand, confronting the waves,
I, chanter of pains and joys, uniter of here and hereafter,
Taking all hints to use them, but swiftly leaping beyond them,
A reminiscence sing.
.
Japanse overlijdensgedichten
Zen Monniken
.
In Japan is het een lange traditie dat je niet alleen je testament opmaakt (meestal vlak voor) je overlijden maar ook een zogenaamd overlijdensgedicht schrijft, een zogenaamde Jisei ( 辞世 ). Deze vorm van poëzie is voortgekomen uit het Zen Boeddhisme. Een Jisei is een meestal maar niet exclusief een Haiku. Yoel Hoffmann stelde het boek ‘ Japanese Death Poems: Written by Zen Monks and the Haiku Poets on the Verge of Death’ samen.
De Jisei, vaarwel gedichten aan het leven, zijn niet, zoals je misschien zou denken, donkere zware gedichten. Vaak representeren ze de persoon die het gedicht schreef bij leven of hoe die persoon naar zijn/haar leven keek of juist naar de dood. Sommige overlijdensgedichten zitten vol humor of zijn juist heel hoopvol.
Hier zijn twee voorbeelden uit het boek (in het Engels en Japans).
.
Van de beroemde Haiku dichter Basho is deze Jisei
“旅に病んで 夢は枯野を かけ廻る” Stricken on a journey, My dreams go wondering around, Withered fields Basho wist dat hij ging sterven en dat hij niet meer thuis zou komen, hij wist echter dat zijn dromen niet zouden stoppen met rondreizen. . Moriya Sen-an schreef deze Jisei, en moet wel erg van alcohol hebben gehouden. “我死なば 酒屋の瓶の 下にいけよ。せめて滴の 盛りやせんもし” Burry me when I die beneath a sake barrel in a tavern. With luck, the cask will leak .








