Site-archief
Amoureus liedje
Bertus Aafjes
.
In 1940 debuteerde dichter en schrijver Bertus Aafjes (1914 – 1993) de bundel ‘Het gevecht met de Muze’. In die tijd was Aafjes nog heel actief als dichter. In 1953 verscheen zijn (toen nog) laatste gedichtenbundel ‘De Karavaan’ nadat hij gebrouilleerd raakte met de literaire wereld door zijn verzet tegen de Vijftigers (die hij van fascisme betichtte). Later in zijn leven zou Aafjes toegeven dat hij zich enorm vergist had en dat zijn afkeer van de Vijftigers al kort na het verschijnen van de gewraakte artikelen was omgeslagen in bewondering.
Pas in 1980 verscheen er weer poëzie van zijn hand met de bundel ‘Deus sive natura’ met erotische gedichten, maar die werd niet onverdeeld positief ontvangen. Gerrit Komrij schreef erover in een recensie: “Zijn erotische pennevruchten worden niet gered door poëzie, maar geaborteerd door dichterlijkheden. Schallende hoogdravendheid komt in de plaats van geladen suggestie. Het resultaat is, het spijt me dat ik het moet zeggen, erger dan de goedkoopste pornoshow. Je loopt er hersenplatjes van op.”
In zijn debuut staat het gedicht ‘Amoureus liedje in de morgenstond’ (voor clavesymbel) dat ook zeker een (licht) erotisch gedicht genoemd mag worden. Overigens las ik op het blog http://blog.despinoza.nl/ de uitspraak van Aafjes (Aafjes was – in ieder geval lange tijd – devoot katholiek die zich verzette tegen kerkelijke structuren, verhoudingen en normen)
“Er zijn vele wegen maar de juiste weg is de weg ertegen, niet de weg eronder – dat is onderkruiperij -, niet de weg erover – dat is pluimstrijkerij -, maar de weg ertegen – tegen alle wegen in en dat is van de wijsheid nog maar het begin.” Een uitspraak die Peter R. de Vries als lijfspreuk had.
.
Amoreus liedje in de morgenstond
.
(voor clavesymbel)
.
Wanneer ik in de morgenstond,
gezeten bij het vuur, ontroerd
zie hoe het liefje rijgt en snoert
aan het corset met strakke mond,
.
en hoe haar boezem honingblond
zich boven de omheining roert,
alsof haar hart op springen stond,
.
dan wordt ik heimelijk gewond,
om zooveel wilde praal en pracht
in de baleinen saamgebracht
en zegen met half-open mond,
de mist, de mei, de morgenstond.
.
Om buiten te zingen
Hugo von Hofmannsthal
.
De Oostenrijkse dichter Hugo von Hofmannsthal (1874 – 1929) kende ik niet (ik ken eigenlijk geen Oostenrijkse dichters behalve Erich Fried en Ernst Jandl) maar toen ik in de bundel ‘De liefste’ onsterfelijke liefdesverzen tegen kwam was ik aangenaam verrast. Het simpele feit dat Paul Claes deze dichter met een gedicht heeft opgenomen zegt wel iets. In ‘De liefste’ zijn de allergrootsten van de wereldliteratuur vertegenwoordigd.
Hugo von Hofmannsthal was een laatromantisch dichter en toneelschrijver. Al moet gezegd dat hij eigenlijk vooral een toneelschrijver was. Deze eenvoudige omschrijving doet hem echter te kort. Hugo von Hofmannsthal was bijzonder productief; vele van zijn plannen zijn evenwel onafgewerkt gebleven. Hij gaf naast vele toneelwerken ook meerdere verzamelbanden met redevoeringen en verhandelingen uit. In de jaren twintig gaf hij lezingen over de kunst en het cultuurleven: hij aardde niet in de modernistische, formele kunststromingen zoals het dadaïsme en verlangde naar een meer conservatieve kunst, waarin de mens zijn geest ontwikkelt en door middel van de kunst tot wijsheid komt.
Ondanks zijn hang naar een meer conservatieve kunst, blijkt uit het gedicht dat is opgenomen in ‘de liefste’ een moderne en vrije geest.
.
Om buiten te zingen
.
De liefste sprak: ‘Ik weerhoud je niet,
Je hebt me niets gezworen.
Men moet de mensen niet weerhouden,
Ze zijn niet tot trouw geboren.
.
Kies je eigen weg, mijn vriend,
Bewonder land na land,
En rust in vele bedden uit.
Neem vele vrouwen bij de hand.
.
En als de wijn te zuur is,
Drink dan malvezij,
En als mijn mond je zoeter is,
Kom dan terug naar mij!’
.
Im Gruenen zu singen
.
Die Liebste sprach: ‘Ich halt dich nicht,
Du hast mir nichts geschworn.
Die Menschen soll man halten nicht,
Sind nicht zur Treu geborn.
.
Zieh deine Strassen hin, mein Freund,
Beschau dir Land um Land,
In vielen Betten ruh dich aus,
Viel frauen nimm bei der Hand.
.
Wo dir der Wein zu sauer ist,
Da trink du Malvasier,
Und wenn mein mund dir süsser ist,
So komm nur wieder zu mir!.
.







