Site-archief
Hij wrijft hun neuzen door het leed…
Ed Leeflang
.
In de bundel ‘Op Pennewips plek’ van Ed Leeflang uit 1982 lees ik het gedicht ‘Hij wrijft hun neuzen door het leed …’ en meteen doet de tekst mij aan het hier en nu denken. In dit bundeltje worden een groot aantal situaties op school empathisch en met fijn gekozen woorden belicht. Opvallend vind ik dat de situatie waarin we ons nu bevinden helemaal niet zo veel verschilt van de situatie begin jaren ’80. Ook toen was er het milieu, de natuur, oorlog waar we mee werden geconfronteerd.
Ed Leeflang beschrijft in ‘Hij wrijft hun neuzen door het leed…’ hoe een leerkracht, tegen beter weten in soms, leerlingen probeert bij te brengen hoe het leven er in het echt uitziet. Vooral de laatste twee zinnen vind ik van een grote schoonheid.
Ed Leeflang (1929-2008) was vrijwel zijn hele leven docent Nederlands in Amsterdam, Leiden, Den Haag en Zierikzee. Hij debuteerde op latere leeftijd (50) in 1979 als dichter met de poëziebundel ‘De Hazen’ waarvoor hij de Jan Campertprijs in 1980 ontving. Vanwege zijn realistische schrijfwijze en een melancholisch verlangen naar verloren zuiverheid wordt zijn poëzie in de literaire kritiek wel aangeduid als romantisch realisme of neoromantiek.
.
Hij wrijft hun neuzen door het leed…
.
Hij wrijft hun neuzen door het leed
als om ze zindelijk te maken; zeehonden,
kerncentrales, besmette schelvis die je eet,
legers waaraan we meebetalen.
Ze worden nu al moe van het volwassen
en het bewuste mondig zijn, ontzien hun
goeroe wel, maar thuis kijken ze
naar alles wat het scherm te bieden heeft
aan rechts, verrots en zondig zijn.
Wie tot het heil veroordeeld is
komt pas op adem in de hel.
.
Piraten
Gwy Mandelinck
.
De Belgische Gwy Mandelinck (1937) is stichter van de Poëziezomers in Watou, België, die hij van 1980 tot 2008 als artistiek directeur leidde. Hij is echter ook schrijver en dichter en hij schreef meerdere dichtbundels. Zijn werk werd meerdere malen bekroond in België. In de bundel ‘Lotgenoten’ uit 2014 staat het gedicht ‘Piraten’ en bij het woord piraten moet ik altijd aan vakantie denken, ik weet eigenlijk niet zo goed waarom. Daarom in het kader ven vakantiepoëzie dit gedicht.
.
Piraten
.
Omsingeld hun boten.
Gerold uit zeilen, uit touwen
.
wit van zout; voor
geen ringen zijn ze vrij te kopen.
.
Wrakhout versplinterd
vleugelt adem door
.
de neus; voor geen helft
geheimen prijsgegeven.
.
Vlinder vliegt
Miriam Bruijstens
.
Poëzie is er voor alle leeftijden. Voor jong en oud en hoewel de poëzie voor de jeugd vaak echt wel anders is dan de ‘volwassenen poëzie’ wil dat zeker niet zeggen dat poëzie voor de jeugd slechter is. Ik denk dat poëzie voor kinderen schrijven vaak nog ingewikkelder is dan poëzie schrijven voor volwassenen. Nu zijn er bekende dichters die gedichten voor de jeugd schrijven, denk aan Hans en Monique Hagen, Edward van de Vendel en natuurlijk Annie M.G. Schmidt, maar er zijn ook minder bekende dichters voor jeugdigen.
Een van hen is Miriam Bruijstens (1980). Miriam is schrijver van poëzie, kinderboeken en literatuur voor jongeren. Haar eerste kinderboek, Vlinder, verscheen in 2012 bij Uitgeverij Pica. Haar tweede kinderboek, ‘Storm’, verscheen een jaar later bij Clavis. Omdat Miriam graag verschillende dingen uitprobeert, stapte ze over naar het schrijven van poëzie, wat in 2018 leidde tot de dichtbundel ‘Ik huppel naar je lach’. In november 2019 verscheen ‘Het zout uit je ogen’, een dichtbundel voor young adults. In 2021 is er een vernieuwde en herziene uitgave van ‘Vlinder’ verschenen.
Ik heb het kleine maar fijne dichtbundeltje ‘Vlinder vliegt’ uit 2013 van haar hand bevat 10 gedichten en de illustraties zijn van Martine Verstraete. uit dit bundeltje koos ik het gedicht ‘Verstoppen’.
.
Verstoppen
.
ik verstop me
onder tafel
met mijn ogen dicht
mijn handen voor mijn oren
als je tegen me schreeuwt
of als je me niet gelooft
ik ben er niet
ik ben er niet
ik woon nu in mijn hoofd
.
foto: Inez Pleizier
Er is niets gebeurd
Ester Naomi Perquin
.
Het is alweer even geleden dat Ester Naomi Perquin (1980) een bundel publiceerde. Har laatste bundel ‘Meervoudig afwezig’ is alweer uit 2017. De poëzie van Perquin is bijzonder, poëtisch, muzikaal en ik mag haar altijd erg graag lezen. Daarom en omdat het alweer even geleden is dat ik iets van haar publiceerde hier een gedicht uit haar bundel ‘Celinspecties’ uit 2012 getiteld ‘Er is niets gebeurd’.
.
Er is niets gebeurd
.
Er waren allerlei redenen om een kind te krijgen
dus kregen wij een kind. Het was een jongen,
groot voor zijn leeftijd, zwijgzaam.
.
We kochten een huis en kregen twee dochters
omdat één kind, zwijgzaam, zielig is
.
Er waren kapers op de kust.
We namen een hond met scherpe tanden
omdat een huis moet worden bewaakt,
bij voorkeur dag en nacht.
.
We gingen op vakantie met drie kinderen,
de hond en de gedachte aan het huis,
dat in de tussentijd, weerloos,
achterbleef. We stuurden
het kaarten van zee.
.
De bedelaar
Willem Elsschot
.
Schrijver, dichter Willem Elsschot (1882-1960) was in zijn jonge jaren enige maanden redacteur van het Antwerpse jongerentijdschrift ‘Alvoorder’. Dit tijdschrift heeft precies 1 jaar bestaan (oktober 1900 – oktober 1901). In ‘Alvoorder’ werden een aantal jeugdgedichten van Elsschot gepubliceerd. In 1932 en 1933 publiceerde het tijdschrift ‘Forum’ ook al een aantal vroege gedichten van Elsschot onder de titel ‘Verzen van vroeger’.
Deze verzen van vroeger werden geschreven tussen 1907 en 1910. Kort daarna werden ze door Enschedé uitgegeven onder dezelfde titel in een bundeltje. In 1973 werden deze gedichten opnieuw gebundeld door uitgeverij Querido (en herdrukt in 1980). In deze uitgave worden de gedichten ingeleid door C. Bittremieux. In mijn exemplaar staat een opdracht van de gever aan de ontvanger: “Als blijk van waardering voor uw hulp in de bibliotheek gedurende de cursus 1983-1984”.
De tien gedichten in dit kleine bundeltje zijn (op 1 na, namelijk in Parijs) allemaal geschreven in Rotterdam waar Elsschot toen woonde. Ik koos voor het gedicht ‘De bedelaar’ uit 1909.
.
De bedelaar
.
Ik word van lijf en leden veel te zwaar
om nog bij ’t volk erbarmen op te wekken.
Toch kan ‘k mijzelf niet tot een brandhout rekken,
noch kan dat iemand anders, is ’t niet waar?
.
Een apotheker geeft mij altijd pillen,
in plaats van geld: ’t zijn pillen voor het vet
dat zich meedogenloos heeft vastgezet
in dikke lagen, op mijn buik en billen.
.
Geen medicijnen brengen echter baat
noch zweten, vasten, biechten en novenen;
zij doen mijn vet niet smelten, maar verstenen.
Kom hier en voel, Mijnheer, en geef mij raad.
.
Als ’t God belieft, dan wordt het dertig jaren,
aanstaande Pasen, dat ik voor mijn brood
de hand reik en mijn schamel hoofd ontbloot.
maar wie kan Zijn beschikkingen verklaren?
.
In medias res
Dubbel-gedicht
.
De Latijnse term ‘in medias res’ betekent zoveel als dat een verhaal niet bij het begin begint, maar ergens in het midden of mogelijk zelfs al rond het einde. Men arriveert bijvoorbeeld in een situatie die al enige tijd bezig is. In een film, boek of een gedicht kan het een stijlfiguur zijn (de film begint ‘in medias res’) waarbij de kijker of lezer bewust informatie wordt onthouden. Vervolgens worden de verhaallijnen en conflicten tussen personages veelal door middel van flashbacks uiteengezet.
Het gebruik van een dergelijk ‘stijlmiddel’ kan uitdagend zijn en soms ook verwarrend (waar gaat het eigenkijk over?). Deze uitdrukking werd door de Romeinse dichter Horatius voor het eerst geïntroduceerd in zijn ‘Ars poetica’. In de klassieke letterkunde en in epische poëzie zoals Paradise Lost van John Milton, is ‘in medias res’ de stijlfiguur bij uitstek.
Ik leerde de term kennen ergens begin van deze eeuw. In 2009 schreef ik er, voor ‘Alkmaar Anders’ een gedicht over. De opdracht of het thema van Alkmaar Anders was destijds de Toekomst. In mijn ‘in medias res’ gedicht gaat het over de smeltende ijskappen en de dood van een pinguïn.
In ‘Het Liegend Konijn’ 2019/1 kwam ik een gedicht van Dorothee Cappelle (1980) uit het Vlaamse Ieper tegen met de titel ‘in medias res’. Het leek me aardig om deze twee gedichten in een dubbel-gedicht samen te brengen. Voor zover ik heb kunnen nagaan heeft Dorothee Cappelle geen poëziebundel uitgebracht. Wel schreef ze artikelen voor het tijdschrift ‘Ons Erfdeel’.
.
Hoe het de pinguïn verging
(In medias res)
.
Doorboort door
het ijzervlijmscherp ivoor,
glijdend door het inktzwarte pak
.
nooit meer Napoleon
nooit meer het dwingend aanroepen
nooit meer de handel en wandel
mars of geen mars
.
want verrassing overwint snelheid
.
een laatste glimp
van het vuur dat warmt
maar niet smelt
.
voordat het licht dooft.
.
In medias res
.
dat we ergens moeten beginnen
hier of daar, gisteren misschien
.
dat schrijven zich niet zomaar
laat kisten ook al luisteren we
.
naar verhalen over vaders
in vijvers en raven en slagers
.
dat hij het noorden kwijtraakt
als zijn pen een misdaad pleegt
.
en zwijgt als hij eindelijk aan zijn
boek toekomt. Dat schrijven lijden
.
is of talmen of zoeken
hij weet het ook niet allemaal
.
maar spannend is het zeker
dat wel
.
Oeverlopers
Gwy Mandelinck
.
Gwy Mandelinck (1937) deelt zijn verjaardag met mij en is stichter van de Poëziezomers in Watou in West Vlaanderen, die hij van 1980 tot 2008 als artistiek directeur leidde. Mandelick is het pseudoniem van Guido Haerynck, zijn pseudoniem komt van de rivier de Mandel die in de Leie vloeit. Hij schreef acht dichtbundels en poëtisch proza. Mandelinck werd onder andere bekroond met de vijfjaarlijkse Prijs van de Vlaamse Provincies, de Maurice Gilliamsprijs en de Guido Gezelleprijs.
In zijn laatst verschenen bundel ‘Lotgenoten’ uit 2014 staat poëzie ‘die snijdend tot de essentie van de levenservaring wil doordringen, die daarover in heldere en tegelijk soms donkere gedichten kan reflecteren.’ volgens Stefan Hertmans. Uit deze bundel komt het gedicht ‘Oeverlopers’. Het gaat natuurlijk over vogels maar ik kon de gedachte aan de vele vrijwilligers die na de overstromingen van vorig jaar de oevers hebben schoongemaakt, niet onderdrukken.
.
Oeverlopers
.
Zijn ze, schoeisel in de hand,
lichtgewichten in de bovenrivier,
.
rapen ze wat samenvlokt:
vodden uit de bedding?
.
Besmeurde oeverlopers.
Geen scheut van balsem
.
vloeit de kruiken uit.
De huid verzandt: schuurpapier.
.
De ontdekking
De zin van het bestaan
.
In 1999 komt ‘Er ligt een appel op een schaal’ gedichten van Toon Tellegen (1941) uit. In deze keuze uit zijn gedichten (tot 1999) staan gedichten uit 13 dichtbundels die hij publiceerde sinds 1980. Op de achterflap staat: ‘Zijn gedichten zijn niet geschreven voor mensen van een bepaalde leeftijd en ze zijn soms ook niet eenvoudig. Toch zijn ze heel goed te lezen voor iedereen die van poëzie houdt of van poëzie wil gaan houden.’ En vooral dat laatste denk ik, is zo waar. Juist de klare taal van Tellegen is zo aantrekkelijk en toegankelijk dat je van goede huize moet komen (of misschien juist van hele slechte huize) dat je niet van zijn poëzie gaat houden.
Uit deze verzamelbundel koos ik voor een gedicht dat voor mij representatief is voor de poëzie van Toon Tellegen, namelijk het gedicht ‘De ontdekking’ dat oorspronkelijk verscheen in de bundel ‘Een dansschool’ uit 1992. Het mysterieuze, het filosofische en het vervreemdende is voor mij heel herkenbaar als geschreven door Toon Tellegen.
.
De ontdekking
.
Een man ontdekte de zin van het bestaan,
holde naar buiten,
klampte iedereen aan, zei: ‘Luister!
Het is heel anders dan u denkt!’
en over zijn woorden struikelend
legde hij het uit
aan iedereen
en iedereen was stomverbaasd-
is dát dus de zin van het bestaan…
ach hoe is het mogelijk…
schudde zijn hoofd,
sloeg vlammen van zich af,
sprong in sloten, rivieren, riep om hulp
of liep peinzend weg.
.
Grote broer
Esther Naomi Perquin
.
In de grote genderdiscussie van tegenwoordig vergeten we wel eens dat meisjesachtige jongens en jongensachtige meisjes van alle tijden zijn. Door de openheid van nu en de mogelijkheden om ook daadwerkelijk te kunnen transformeren is er nu een dimensie bij gekomen. En dan zijn er de jongens en meisjes die zich misschien wel eens even van de andere sekse voelen maar daar verder geen consequenties of vergaande gevoelens bij kennen.
Toen ik het gedicht ‘Grote broer’ las van Esther Naomi Perquin (1980) uit haar bundel ‘Namens de ander’ uit 2009 (waar ze de J.C. Bloempoëzieprijs 2011 mee won) moest ik hieraan denken. Vooral de laatste regel van dit gedicht is voor mij veelzeggend.
.
Grote broer
.
Geen vader of moeder om ons uit de bomen te halen
voor eten of slaap, de klimrijkste zomer in jaren.
.
Ik wilde geen staart, scheurde jurken aan flarden,
raakte met haren in takken verward – jij haalde
een schaar en ik werd een soldaat maar
het zwaard was zo zwaar en het schild
kreeg ik niet van de grond.
.
Je schreeuwde me hoger – ik klom dus en klom.
Warmte trok in de bomen, tot diep in de nacht
lag jij als een dier op de onderste tak.
.
Er konden geen leeuwen of moordenaars komen.
Ik hield, voor een meisje, uitstekend de wacht.
.














