Site-archief

Rouwadvertentie

Johannes van der Sluis

.

In 2018 verscheen onder het heteroniem (Een heteroniem is een vorm van een pseudoniem waarbij een auteur een fictieve schrijverspersoonlijkheid creëert, soms als afsplitsing van zichzelf) Giovanni della Chiusa, de debuutbundel ‘Een mens moet ook niet alles willen weten’ van Johannes van der Sluis (1981)) wat zijn echte naam is. Deze bundel werd genomineerd voor de Herman de Coninckprijs.

In begin 2019, zag Johannes van der Sluis bij de Erasmusbrug in Rotterdam een demonstratie van de Gele Hesjes, die hem vanuit het niets obsedeerde, alsof de Zotheid hem in haar greep kreeg, vooral de jongen die ‘100% vrije jongen’ achterop zijn jas had geschreven. Dat werd ook de titel van zijn eerste gedicht (onder eigen naam), die werd gepubliceerd in Hollands Maandblad (waar hij daarna nog verschillende malen in zou publiceren en waar hij hoofdredacteur van is), en uit de stroom poëzie die daarop volgde, ontstond de bundel ‘Ik ben de verlosser niet’ (2020). Deze bundel verscheen onder zijn eigen naam en werd genomineerd voor de J.C. Bloem-poëzieprijs 2021.

In 2022 verscheen vervolgens de bundel ‘Profane verlichting’ en in 2023 de bundel ‘De Groenvoorziening’over zijn tijd bij de plantsoenendienst in Rotterdam-IJsselmonde, waar van der Sluis woonachtig is. Deze bundel is ‘een poging om grip op het leven te krijgen’ volgens de dichter. Op de website met Rotterdamse dichters staan een paar gedichten van zijn hand waaronder het gedicht ‘Rouwadvertentie’ uit de bundel ‘Een mens moet ook niet alles willen weten’ waarover Remko Ekkers in Tzum schreef: “De gedichtjes zijn grappig en treurig” zo ook het gedicht ‘Rouwadvertentie’.

.

Rouwadvertentie

.

Doodongelukkig

zou hij zichzelf niet willen noemen

de laatste tijd echter

verlangt hij

bijvoorbeeld als hij op een begraafplaats rondloopt

of begrafeniswagens voorbij ziet rijden

of rouwadvertenties leest

naar de dood.

Zichzelf ophangen

zichzelf verstikken in een plastic zak

of voor de trein springen,

daar moet hij alleen niet aan denken,

nooit zou hij de hand aan zichzelf slaan.

Als het even kan

zou hij in een onbewaakt ogenblik

in een ravijn willen worden geduwd.

Vínd maar eens iemand.

.

Een kinderspiegel

Poëzie voor jongeren

.

Op de geweldige informatieve website DBNL.org lees ik een artikel uit het tijdschrift Tsjip/Letteren (tijdschrift voor literaire vorming van de stichting Promotie Literatuuronderwijs) uit jaargang 7 (1997). In totaal heeft dit tijdschrift 15 jaargangen bestaan tot en met 2005. In dit artikel van Kees Combat beschrijft de auteur ‘De 30 mooiste gedichten uit de Nederlandse literatuur’ van dichter en poëziekenner Remko Ekkers dat verscheen in 1992.

Deze bundel werd door Ekkers ‘onmiskenbaar een kleine canon van de Nederlandse poëzie, een gestaald kader van veel geciteerde en vaak gebloemleesde gedichten’ genoemd. De gedichten werden gekozen op basis van een enquête onder leraren met als enige vraag: ‘Als u het voor het zeggen had, welke gedichten zouden uw leerlingen dan eigenlijk uit het hoofd moeten kunnen opzeggen?’

De lijst bestaat uit 30 gedichten waarvan de meest recente uit eind jaren ’60 begin jaren ’70 zijn. Je zou zeggen dat de voorkeur van de docenten (uit hun jeugd) duidelijk naar voren komt en waarschijnlijk ook toen al (jaren ’90) niet echt meer aansloot bij de belevingswereld van jongeren die toen literatuuronderwijs genoten. Wat dat betreft sluiten de boeken van ‘Woorden temmen’ deel 1 en deel 2 vele malen beter aan bij waar jongeren mee bezig zijn en in geïnteresseerd zijn.

Desalniettemin levert het overzicht van Ekkers wel een mooie doorsnee op van bijzondere gedichten door de eeuwen heen. Opmerkelijk voor mij was het gedicht ‘Een kinderspiegel’ van Judith Herzberg (1934). Ik had het gedicht ooit wel gelezen in haar bundel ‘Beemdgras’ uit 1968 maar dat het op dit lijstje zou belanden had ik niet kunnen bevroeden. In de serie Meander Klassiekers beschrijft Inge Boulonois hoe dit gedicht nog altijd actueel is.

.

Een kinderspiegel

.

Als ik oud word neem ik blonde krullen
ik neem geen spataders, geen onderkin,
en als ik rimpels krijg omdat ik vijftig ben
dan neem ik vrolijke, niet van die lange om mijn mond
alleen wat kraaiepootjes om mijn ogen.

.
Ik ga nooit liegen of bedriegen, waarom zou ik
en niemand gaat ooit liegen tegen mij.
Ik neem niet van die vieze vette
grijze pieken en ik ga zeker ook niet
stinken uit mijn mond.

.
Ik neem een hond, drie poezen en een geit
die binnen mag, dat is gezellig,
de keutels kunnen mij niet schelen.
De poezen mogen in mijn bed
de hond gaat op het kleedje.

.
Ik neem ook hele leuke planten met veel bloemen
niet van die saaie sprieten en geen luis, of zoiets raars.
Ik neem een hele lieve man die tamelijk beroemd is
de hele dag en ook de hele nacht
blijven wij als maar bij elkaar.
.

Leesletters

Remko Ekkers

.

Ik schrijf hier vrijwel altijd over poëzie voor volwassenen en adolescenten, maar er wordt ook regelmatig poëzie voor kinderen geschreven die zeer de moeite waard is. Zo heeft in de bundel ‘Leesletters’ Elseline Knuttel vijftig gedichten opgenomen over letters, lezen, boeken, voorlezen, leren lezen, bibliotheek, boeken zonder en lezen in bed. Een bloemlezing voor jong en oud. De bundel is geïllustreerd door Ceseli Josephus Jitta en bevat gedichten van bekende dichters als Herman de Coninck, Joke van Leeuwen, Hans Kuyper en Ted van Lieshout maar ook van minder bekende dichters als Leendert Witvliet en Gerard Berends.

In de bundel, uitgegeven door uitgeverij De Inktvis in 2011, staat ook het gedicht ‘Eerste woord’ van de dit jaar overleden dichter Remko Ekkers (1941 – 2021) dat ik hier graag met jullie deel.

.

Eerste woord

.

Mijn eerste woord was r aa m.

Het hing in de eerste klas

vlak onder het raam.

Later zag ik ook d eu r.

.

Je kon naar buiten

dan waren de woorden weg

maar hun beeld zweefde

nog in mijn hoofd.

.

Ik leerde dat de letters

van het woord vrij

konden fladderen

maar deze bleven samen.

.

Tot ik een naam

gaf aan bijna alle

dingen in de klas.

het raam ging open staan.

.

Na de zomer

Plint poëziekalender

.

Al jaren heb ik allerlei scheurkalenders in huis en het afgelopen jaar kreeg ik de Plint Poëziekalender cadeau. Elke dag een gedicht en tussendoor afbeeldingen van topstukken uit de collectie van het rijksmuseum. Ondanks dat ik de kalender elke dag zie hangen heb ik er, tegen mijn gewoonte in, niet dagelijks een blaadje afgescheurd. Op deze manier blijft die kalender een soort poëzieverzameling, een bundel in losse blaadjes die toch gewoon nog bij elkaar zitten.

In de kalender gedichten van vele bekende namen als Remko Ekkers, Vrouwkje Tuinman, Martin Bril, Jules Deelder en Ingmar Heytze maar ook van, voor mij, minder bekende namen als Margriet van Bebber, Gerard Berends en Mary Heylema. Uiteindelijk is het een zeer fraaie scheurkalender geworden waarin veel te genieten is. Als voorbeeld heb ik een gedicht van Marc Tritsmans gekozen met de toepasselijke titel ‘Na de zomer’ die op 6 oktober staat.

.

Na de zomer

.

na het al te droge, al te nadrukkelijke knerpen

van rotsen, de duizelende uitzichten over valleien

het broeierig geuren van in zomerzon stovende kruiden

.

sloop onaangekondigd binnen het verlangen naar

natte bladeren en humus, naar deze zware, donkere

aarde met zijn walm van schimmel en verrotting

.

die ik op mijn hurken nu dorstig in me opneem en

die me zelfzeker vertelt dat ik thuiskom, dat enkel hier

in modder, in gutsende regen  heimwee kan worden gestild

.

Hoe je verder moet

Remco Ekkers

In zijn woonplaats Zuidhorn is afgelopen vrijdag dichter, essayist en prozaïst Remco Ekkers (1941 – 2021) overleden. Ekkers debuteerde in 1965 als dichter en bleef zijn hele leven poëzie schrijven. Afgelopen april verscheen van hem nog de bundel ‘Hop over de sofa’.

Remco Ekkers studeerde Nederlandse taal en literatuur in Groningen waar hij na zijn studie is blijven wonen (in de provincie). Zijn eerste gedichten verschenen in het Groninger satirische tijdschrift ‘De Nieuw Clercke’. In 1979 publiceerde hij zijn eerste dichtbundel ‘Buurman’. Voor zijn bundel ‘Haringen in de sneeuw’ uit 1985 ontving Ekkers de Zilveren Griffel. Het was de eerste keer dat deze prijs voor jeugdliteratuur naar een dichtbundel ging. Vanaf midden jaren 70 organiseerde Ekkers in Zuidhorn en Leek het poëziefestival Dolersheem. Veertig jaar lang (tot eind 2016) maakte hij deel uit van de redactie van de Gentse Poëziekrant. Ekkers was van 1986 tot 1992 poëziecriticus van De Gids. In de Leeuwarder Courant verzorgde hij tien jaar lang poëzierecensies. In het blad Schrijven verschenen zijn interviews met dichters. Werk van Ekkers werd gepubliceerd in landelijke tijdschriften en lexicons als De Gids, Maatstaf, Tirade, Bzzlletin, De Revisor en Hollands Maandblad.

In Raster nummer 92 uit 2000 verscheen het gedicht ‘ Hoe je verder moet’  van Ekkers en dat vond ik een heel mooi en toepasselijk gedicht om bij dit bericht over zijn overlijden te plaatsen.

.

Hoe je verder moet

.

Stap opgewekt voort
al weet je niet zeker
waar naar toe. Vooruit
.
over het glimmende asfalt
tussen de kale bomen
hoofd scheef, wuivend
naar het huis dat al in de mist
is verdwenen en straks vergeten.
.
Je zet een voet vooruit
en dan een andere.
Je kijkt niet naar de spiegeling
in de plassen, het beeld
van de takken waar je
tussen hangt, pats!
in het water.
.
Zo kom je verder
weg van wat is geweest.

.