Site-archief
Lijsterbessen
Over de dichtkunst
.
Over poëzie en de dichtkunst zijn vele gedichten geschreven, er zijn zelfs bloemlezingen over verschenen. Ook ik heb er enkele gedichten over geschreven. In de bundel ‘Herinneringen aan het onbekende’ een keuze uit eigen werk van Rutger Kopland uit 1966 staat het prachtige korte gedicht ‘Lijsterbessen’ met precies dit als thema.
.
Erger Lijsterbessen
.
De dichtkunst beoefenen is
met de grootst mogelijke zorgvuldigheid
constateren dat bijvoorbeeld
in de vroege morgen
de lijsterbessen duizenden tranen dragen
als een tekening uit de kindertijd
zo rood en zo veel.
.
Dochter
Tomas Lieske
.
De tijd lijkt aangebroken dat nu ook mijn jongste dochter het huis gaat verlaten. Hoewel ze nog geen kamer heeft in de stad waar ze gaat studeren denk ik dat het een kwestie van tijd is voor ook zij het ouderlijk huis gaat verlaten. Rutger Kopland heeft een prachtig gedicht geschreven over zijn dochters en hun vertrek getiteld ‘Vertrek van dochters’ dat je op deze blog kunt lezen (19 maart 2011) en ook ik heb een gedicht geschreven over mijn dochter afzonderlijk, alleen waren ze toen nog een stuk jonger (een voorbeeld staat op 21 april 2008).
Maar waarom schrijf ik dit? Ik schrijf dit omdat ik een gedicht van Tomas Lieske las over, naar ik vermoed, zijn dochter met als titel ‘Dochter’. Ik herken ook in dit gedicht veel dingen. Uit de bundel ‘Hoe je geliefde te herkennen’ uit 2006 daarom dit gedicht.
.
Dochter
.
Je voeten hebben mijn druiven geplet, je handen
mijn deeg gekneed tot ik geen adem meer kon halen.
Je hebt brood van mij gebakken, dat ik in de ochtend rook
maar dat snel verdroogde. Jij hebt mij leeggeschonken.
Je hebt je sigaretten in mijn mond gedoofd, je gesprekken
op mijn huid geschreven, je glimlach mijn oogbol in geperst.
Je hebt mij uitgekleed en je hebt je in mij
neergelegd, je koude voeten hebben mijn ingewand
kapot getrappeld. je hebt mijn duim in je mond genomen,
je hebt mijn botten afgekloven. Wat rest:
de vrede waarin je sliep, die ik gestolen heb;
de filmrol van je kindertijd, die ik gestolen heb.
.
Het orgeltje van Yesterday
Weggaan
.
In 1968 werd door uitgeverij van Oorschot het bundeltje ‘Het orgeltje van yesterday’ van Rutger Kopland uitgegeven. Een klein en minder bekend bundeltje met maar 27 gedichten. Toch waren er in 1988 al veertien drukken verschenen. Lezend in de bundel werd ik op een positieve manier getroffen door het gedicht ‘Weggaan’ dat gaat over weggaan en toch eigenlijk niet weggaan. Daarom hier dit gedicht.
.
Weggaan
.
Weggaan is iets anders
dan het huis uitsluipen
zacht de deur dichttrekken
achter je bestaan en niet
terugkeren. Je blijft
iemand op wie wordt gewacht.
.
Weggaan kun je beschrijven als
een soort van blijven. Niemand
wacht want je bent er nog.
Niemand neemt afscheid
want je gaat niet weg.
.
Lang of kort
Rutger Kopland
.
Tegenwoordig lees ik steeds vaker gedichtenbundels met lange gedichten, verhalende, bijna proza gedichten. Nu lees ik alle poëzie met veel plezier en interesse maar het deed bij mij wel de vraag opkomen wat ik nu prefereer; lange gedichten of juist korte gedichten.
Gelukkig hoef ik niet te kiezen want er zijn lange gedichten waar ik erg van hou en andere, juist weer heel korte gedichten kan ik ook zeer waarderen. In zijn bundel ‘Alles op de fiets’ uit 1970 publiceerde Rutger Kopland vele veelal korte gedichten. De bekendste natuurlijk ‘Jonge sla’.
Omdat de gedichten in deze bundel kort zijn zal ik er twee met jullie delen. ‘Jonge sla’ (ik kwam erachter dat ik daar nog niet over geschreven had en het is een klassieker wat mij betreft) en ‘Een moeder’ omdat dit gedicht je zo heerlijk op het verkeerde been zet.
.
Jonge sla
Alles kan ik verdragen,
het verdorren van bonen,
stervende bloemen, het hoekje
aardappelen, kan ik met droge ogen
zien rooien, daar ben ik
werkelijk hard in.
Maar jonge sla in september,
net geplant, slap nog,
in vochtige bedjes, nee.
.
Een moeder
loopt langzaam naar haar kind om
het niet te laten schrikken,
pakt het voorzichtig op om
het niet te beschadigen,
slaat dan keihard.
.
Eerst de hoeve, dan het hart
Nederlandse boerderijen in verhalen, gedichten en foto’s
.
Poëzie komt in vele vormen, dat schreef ik al vele malen. Poëziebundels vormen daarop geen uitzondering. Buiten de bundels van dichters zijn er vele bloemlezingen en themabundels uitgegeven. Daarnaast zijn er boeken en bundels die een mengeling bieden van poëzie en andere kunstvormen.
Het boek ‘Eerst de hoeve, dan het hart’ onder redactie van Arie van den Berg uit 2000 is zo’n boek. Aan de hand van verhalen en gedichten van Nederlandse schrijvers en dichters wordt een beeld geschetst van een aantal boerderijen uit vele hoeken van Nederland. Elke boerderij is daarbij in de vorm van een foto vertegenwoordigd om het beeld compleet te maken.
Bekende Nederlandse schrijvers en dichters als Maarten ’t Hart, J.J. Voskuil;, Robert Anker, Carla Boogaards en Rutger Kopland beschreven speciaal voor dit boek boerderijen maar er staan ook bijdragen in die er al waren maar goed bij het thema pasten. Het boek is verschenen ter gelegenheid van het veertigjarig jubileum van de Stichting Historisch Boerderij-Onderzoek (SHBO), in literaire kring beter bekend als ‘De Boerenhuisclub’ uit de romancyclus ‘Het Bureau’ van J.J. Voskuil.
Ik heb, uiteraard, voor een poëtische bijdrage gekozen en wel van Karel Eykman met het gedicht ‘Verzuchting van de slome koe’.
.
Verzuchting van de slome koe
.De
waarom ik droevig kijk
dat moet je mij niet vragen
dat is niet anders.
.
niet dat ik ermee zit
je zal mijn niet horen klagen
er zit niks anders op.
.
het gaat zoals het gaat
daar begin je toch niets tegen
daar zit ik heus niet mee.
.
wat kijk je me dan nog aan
ik kijk niet terug, kan mij wat schelen
ik kijk wel voor me uit.
.
als je het niet te erg vindt
ga ik door waar ik was gebleven
wat was dat ook alweer?
.
juist ja, gras.
.
Kopland op tafellaken
Gedichten op vreemde plekken
.
In mijn nimmer aflatende zoektocht naar gedichten op vreemde en bijzondere plekken kwam ik onderstaande tegen. Een gedicht (of in ieder geval een deel van een gedicht) van Rutger Kopland op de zijkant van een tafellaken.
het tafellaken wordt verkocht op Klets.nu en is bedrukt met een witte boom. In de boom staan woorden van dankbaarheid die de samenwerking weergeven waar nu een einde aan kwam (het tafellaken is gemaakt in opdracht).
Het tafellaken is gemaakt van rood linnen in combinatie met een toile du jouy stof.
Het gedicht van Rutger Kopland is getiteld ‘Onder de appelboom’en verscheen in zijn bundel ‘Onder het vee’ uit 1966.
.
Onder de appelboom
Ik kwam thuis, het was een uur of acht
en zeldzaam zacht voor de tijd van het jaar.
De tuinbank stond klaar onder de appelboom.
Ik ging zitten en ik zat te kijken
hoe de buurman in zijn tuin nog aan het spitten was.
De nacht kwam uit de aarde
en blauwer wordend licht hing in de appelboom.
Toen werd het langzaam weer te mooi om waar te zijn,
de dingen van de dag verdwenen voor de geur van hooi,
er lag weer speelgoed in het gras
en ver weg in het huis lachten de kinderen in het bad
tot waar ik zat, tot onder de appelboom.
En later hoorde ik de vleugels van ganzen in de hemel,
hoorde ik hoe stil en leeg het aan het worden was.
Gelukkig kwam er iemand naast mij zitten,
om precies te zijn jij was het
die naast mij kwam onder de appelboom,
zeldzaam zacht en dichtbij voor onze leeftijd.
.
Kopland in het laboratorium
Experimenten met taal (en dichters)
.
Op de website van de Radboud Universiteit kwam ik een bijzonder lezenswaardig artikel tegen over een experiment bij het Max Planckinstituut voor psycholinguïstiek over de taal van dichters.
De onderzoekers Mauth, Baayen en Schreuder hebben niet echt een hypothese: de experimenten hebben vooral een verkennend karakter. Ze zijn bij hun ontwerp van de tests uitgegaan van de houding die dichters tot de taal aannemen. Baayen: “Ze lezen, herlezen, voelen en proeven de woorden. Ze laten associaties in zich wakker worden.”
In dit artikel wordt Rutger Kopland gevolgd bij het afnemen van de tests en daarna. De theorie van de onderzoekers stelt dat de lexical connectivity bij dichters groter is. Het lexicon in het brein lijkt nog het meest op internet, met allemaal hyperlinks die alsmaar verder kunnen worden uitgebouwd. Geoefende taalgebruikers zouden meer verbindingen maken, aldus de theorie.
Maar Kopland heeft zijn twijfels over de gemaakte aannames bij de eerste test. Een uitspraak over dé dichter, dé poëzie kunnen de proeven niet doen. De bestaande dichtstijlen lopen te veel uiteen. Aan de test deden 15 dichters mee waaronder Tsead Bruinja en Piet Gerbrandy.
Van het tweede experiment heeft hij hogere verwachtingen. Hierin moeten de dichters in korte tijd bepalen of woordcombinaties ook in betekenis overeen komen. De schoonheid van poëzie schuilt immers vooral in onverwachte betekenisvalkuilen. De dichter speelt met afgesproken betekenisregels, overtreedt ze. Met open ogen en niet in een roes. Dat maakt dichten leuk. Maar daartoe moet een dichter de taal door en door kennen. Zich zeer doordacht afvragen wat een woord betekent. Zich verwonderen dat het woord een betekenis heeft. Dat is Koplands materiaal.
Interessante materie voor wie zich met dichten en dichters bezig houdt. Kopland citeert aan het eind van het interview met hem de beginregels van het gedicht ‘Boomgaard’ uit ‘Een man in de tuin’ uit 2004.
.
Boomgaard
.
Woorden weten van zichzelf niet waarvoor ze
gemaakt zijn — en zo is het met alles in de wereld
niets weet waarvoor het er is
en ook wij weten het niet
.
Ik kijk door het raam de boomgaard in en zie hoe
woorden voor vogels, bomen, gras, voor wat er is daar
daar niets betekenen en ook de boomgaard zelf
heeft geen betekenis
.
In mijn hoofd zoekt iemand naar woorden voor
iets dat nog geen gevoel is en nog geen gedachte
.
en langzaam begin ik te voelen en te denken
dat ook de boomgaard daarnaar zoekt — dat wij
hetzelfde zoeken, de boomgaard en ik
.
Het hele artikel lees je hier: http://www.ru.nl/@688775/pagina/
Tegen het krakende hek
Rutger Kopland
.
In 1988, het jaar dat Rutger Kopland (1934 – 2012) de P.C. Hooftprijs ontvangt, publiceert uitgeverij van Oorschot zijn bundel ‘Wie wat vindt heeft slecht gezocht’. Een groot gedeelte van de gedichten uit deze bundel is niet moeilijk te begrijpen. Vaak worden liefdesscènes beschreven op zeer romantische wijze, soms als onderdeel van de natuur (paarden, honden, bloemen). Het gedicht ‘Tegen het krakende hek’ is hiervan een goed voorbeeld.
.
Tegen het krakende hek
.
Zo stonden wij tegen het krakende hek,
zo buiten de wereld als paarden.
Het was weer aarde, gier en soir de
paris, een avond van waar en wanneer.
In mij kwamen vergeten regels omhoog,
zachte op nacht rijmende landerijen,
maar jij fluisterde: hier, hier is het
het fijnste, waar je nu bent, waar je nu
bent met je handen. Zo lagen we tegen
de aarde en tegen elkaar, terwijl het hek
kraakte tegen de opdringende paarden.
.




















