Site-archief

Nu we er toch zijn

Erwin Hurenkamp

.

De Poëzieclubkeuze van poëzietijdschrift Awater is dit keer de debuutbundel van Erwin Hurenkamp getiteld ‘Nu we er toch zijn’. Deze bundel heeft als rode draad een dystopische wereld waar we met zijn allen op afstevenen, een wereld die het ene moment wordt geteisterd door hevige neerslag waardoor de woestijn die deze wereld is verandert in een grote modderstroom waarin feitelijk niet meer te leven is. ‘Nu we er toch zijn’ is geen weerspiegeling van onze huidige wereld maar een verkenning van de wereld zoals die zou kunnen zijn en die steeds waarschijnlijker wordt.

Erwin Hurenkamp (1993) studeerde literatuurwetenschappen en Cultural Analysis in Amsterdam. Gedichten van hem werden eerder gepubliceerd in Hard // hoofd en De Optimist.  Uit deze bundel met vooral prozaïsche gedichten koos ik voor een gedicht dat meer op een klassiek gedicht in de vrije vorm lijkt dan op de meeste prozagedichten in deze bundel getiteld ‘Kyrie 1.1’.

.

Kyrie 1.1

.

Valt de avond, tillen wij je op. Je zwalkt stomdronken

met je door stuifmeel benevelde kop

langs de bedden, raakt hier en daar iets aan:

.

salvia’s, floxen, kattensnorren. Gebruiksbloemen zijn we

allemansliefjes, bevriende havens, sloeries-

.

een hotel waarin de kamers doorgaans overdag

en tegen uurtarief worden verhuurd.

.

Je blijft maar rennen.

.

 

Dichter in het museum

Kenneth Goldsmith

.

Leonardo da Vinci heeft ooit gezegd: Painting is poetry that is seen rather than felt, and poetry is painting that is felt rather than seen. Dat was in 2013 het uitgangspunt van het MoMA (Museum of Modern Art) in New York voor een stukje onvervalste (maar toch wel geënsceneerde) guerilla poëzie.

Wanneer je een museum bezoekt, vooral in New York City, kun je gemakkelijk ronddwalen zonder te pauzeren om naar specifieke kunstwerken te kijken. Er is tenslotte zoveel te zien en zoveel drukte. Zelfs als je stopt om naar een kunstwerk te kijken, is het soms moeilijk om betrokken te raken bij en te interpreteren waar je naar kijkt. Het label vertelt je de artiest, het jaartal en de titel, maar verder is het aan de kijker om een ​​kunstwerk te begrijpen.

Uncontested Spaces: Guerilla Readings was onderdeel van het inaugurele Artists experiment, een reeks samenwerkingen tussen de afdeling Educatie van het MoMA en kunstenaars, waaronder dichter Kenneth Goldsmith die in dat jaar tot Poet Laureate van het MoMA werd benoemd. Goldsmith (1961) droeg zijn gedichten voor bij verschillende kunstwerken en in die zelfde week nodigde hij collega dichters uit om dat zelfde te doen in het MoMA.

In 2016 stond Goldsmith nog op het Poetry International. Voor hij met conceptuele poëzie begon was hij tien jaar lang beeldend kunstenaar. Onder zijn meest opmerkelijke boeken vallen de trilogie  ‘Sports’ (2008), ‘Traffic’ ( 2007) en ‘The Weather’ (2005). Deze delen bestaan ​​uit een getranscribeerde uitzending van respectievelijk een honkbalwedstrijd, verkeerspatronen en het weer.

In 2001 verscheen van Goldsmith de bundel ‘Soliloquy’ en hieruit blijkt dat hij zijn tijd ver vooruit was. Tegenwoordig is het heel gebruikelijk (en zelfs ‘in de mode’) om lange prozagedichten te schrijven. Hij deed dit in 2001 al met het ‘gedicht’ ‘Alleenspraak, Act 6 [uittreksel]’. 

.

Alleenspraak, Act 6 [uittreksel]

.

Nee. Ik ben niet boos. We waren gewoon aan het spelen. Ja. Het was een grapje. Het was een grapje. De recorder blijft deze kunstweek aanwezig. Wat? Nee. Slechts een week. Oh, is het al tijd voor een nieuwe was? O, we kunnen het overnemen. Het is niet erg. Weet je nog toen we de hond in de was begroeven? Was dat niet schattig? Dit zou wel eens de laatste wasbeurt voor de winter kunnen zijn. Sorry. Omdat we dezelfde mensen zijn. Wij, omdat we dezelfde persoon zijn. Ik ben de secretaris. Ik ben de secretaris. Natuurlijk deed ik dat. Dat is waarom ik het zei, maar ik kan niet alles zeggen waarvan ik weet dat we denken, omdat we alles zullen herhalen. O, dat zou een opluchting zijn. Ja, als je dat wel zou doen, zou je vijf keer zoveel banden hebben als ik. Ik heb heel weinig cassettebandjes van deze week. Nee, het is veel beter dat het zo was. Het is veel beter. Ja. Het maakt mij niet uit, weet je, het is nu gewoon een industrieel geluid, het was gewoon een soort geschreeuw en gezeur en, weet je, nee, het is een stuk beter. Overhemden. Cheryl, wat is dit voor ding en waarom blokkeert het altijd de hele week mijn kast? Kun je ze voor je kast zetten? Ik bedoel, het kan me niet echt schelen dat ze weg zijn, ik kan alleen niet bij mijn spullen komen. Zet ze daar neer. Ik vind dat ze het bij onze stomerij goed doen. Kijk eens hoe leuk dit shirt is. Ze doen het goed, nietwaar? Hebt u ooit betaald gekregen van Yale? Heb je ooit betaald gekregen van hoe heet ze, Ardele? Wat? Kunnen ze je niet betalen? Is dit een andere staking? Is dit een andere aanval dan die van Kathy? Oja erg. Deze jongen is bedraad. Kijk mij aan, je kunt niet eens zien dat het een microfoon is. Deze jongen is bedraad. Oh, je zou Steven trouwens moeten vertellen: ook dat de FMU hem een ​​van de afspeellijsten moet geven en hij stond bovenaan. De afspeellijst kwam officieel uit en hij was als een van de allerbeste afspeellijsten. Ik moet hem iets officieels geven, ja. Hij deed het heel goed bij FMU. Het is niet te geloven. Het is ja. Nou, vind je de cd leuk? Ik moet er echt naar luisteren. Ja, ik bedoel, de mensen op het bureau waren er gewoon kapot van. Zeker, is er nog eentje? Ik heb het niet gezien. Denk je dat ik er bijna aan kan denken om deze weg te gooien? Nee, ze zijn gewoon neergeschoten. Echt. Weet je niet waar die tas gebleven is? Oke. Wij gebruiken gewoon een gewone tas. We gaan er gewoon nog een kopen. Ik zet je beneden af ​​en je blijft daar een hele week wonen. Oh, kijk eens naar die lieve. Heb je een schoenlepel? Een wat? Wat is een schoenlepel? Wat? Wat is een schoenlepel? Hè? Dus ik hou van de verhalen van mijn moeder over Max die driftbuien krijgt. Dat was grappig. Hé, misschien kunnen we gaan, oh, weet je wat we moeten doen als we vandaag op het eiland zijn? Nadat de festiviteiten voorbij zijn? Neem de auto van mijn ouders en probeer wat garageverkoop te vinden. Ik bedoel, het is zo mooi als het eerste mooie lenteweekend. Er zullen een miljoen meter labelverkoop plaatsvinden in Port Washington. Wat zeg jij? Wat zeg jij? Ja. We moeten een trein van 10:20 maken, ja. Zijn ze niet leuk? Ik vind ze erg hip, jij ook? Zijn ze een beetje vierkant? En het echte aan hen is dat ze al aanvoelen als pantoffels. Weet je, dit worden alledaagse schoenen. Mijn moeder heeft pleisters, ze zijn geen zeldzaam goed. Goed. Hij was een grappige oude man. Ik vond hem leuk. Hij was een grappige oude man.

.

 

Poëzieles

Farelcollege

.

Door mijn vriend Bart, docent aan het Farelcollege in Ridderkerk, werd ik gevraagd om een poëzieles te verzorgen voor een groep 3 VWO. Nu had ik al eerder een poëziegastles gegeven aan eerstejaars HAVO/VWO leerlingen en aan eerstejaars mavoërs en dat was met elfjes, acrostichons (naamgedichten) en luules maar voor 3 VWO is dat te eenvoudig.

Aan de hand van een filmpje op Youtube over het thema van de Poëzieweek, de natuur, liet ik de leerlingen kiezen om een beschrijvend gedicht te maken over de natuur, een protestgedicht over de natuur of een gedicht te schrijven waarin dingen gebeuren die normaal niet kunnen in het echte leven (bomen die tegen je spreken, de zee die menselijke trekken krijgt, of een dier dat praat). De opdracht was verder dat men gebruik moest maken van poëtische stijlfiguren als alliteratie, beeldspraak, metaforen, of rijm (binnenrijm, eindrijm).

Ondanks dat de leerlingen wat moeilijk op gang te krijgen waren (op een aantal uitzonderingen na, die heb je gelukkig altijd) kwam men uiteindelijk op stoom en werd door iedere leerling een gedicht ingeleverd. Verrassend genoeg zaten er allerlei vormen tussen die ik niet had voorzien. Zo waren er gedichten op rijm, rapgedichten, prozagedichten en zelfs een experimenteel gedicht.

Het mooie aan het geven van een gastles vind ik dat zelfs de grootste twijfelaars zal ik ze maar noemen, uiteindelijk iets maken waarvan ze soms zelf staan te kijken. Van de gedichten heb ik er een gekozen van Bryannah omdat ik in dit gedicht naast een paar mooie zinnen ook poëtische elementen heb gevonden.

Ik wil Bart en de leerlingen van 3 VWO van het Farelcollege hartelijk danken, ik heb de les heel leuk gevonden en de inzet en het uiteindelijke enthousiasme was hartverwarmend.

.

De ritselende bladeren wapperen als de wind zingt

een glimlach reflecteert op blauw aqua.

De oceaan zwemt naar land,

een melodie rinkelt.

De golven keren terug naar hun amices.

De cyclus continueert zonder een verstoring.

.

 

Plotsklaps de ware liefde

Wim Hofman

.

Afgelopen zaterdag stond er in de boekenbijlage van de Volkskrant een uitgebreid artikel over Wim Hofman naar aanleiding van het gegeven dat hij op tachtigjarige leeftijd de winnaar is van de Zeeuwse Boekenprijs voor zijn verhalenbundel ‘We vertrekken voordat het licht is’ uit 2021 dat tegelijk verscheen met een bloemlezing uit zijn poëzie ‘Er is altijd wel iemand’. De Zeeuwse Boekenprijs wordt sinds 2003 jaarlijks uitgereikt aan het volgens een jury beste boek over een Zeeuws onderwerp of van een auteur met een Zeeuwse achtergrond en is een initiatief van de Zeeuwse Bibliotheek en het Zeeuws Tijdschrift.

Wim Hofman (1941) schrijft proza en poëzie voor volwassenen en kinderen en is illustrator en beeldend kunstenaar. De zee en de (Zeeuwse) natuur nemen een belangrijke plaats in, in zijn brede oeuvre. Wim Hofman debuteerde als dichter in 2003 met de bundel ‘Wat we hadden en wat niet’, in 2005 gevolgd door ‘Na de storm’. In 2009 verschijnt de bundel ‘Op zekere dag ziet u plotsklaps de ware liefde’. Deze bundel heeft de liefde als thema in de breedste zin des woords. Niet alleen de liefde voor een ander maar ook de liefde voor de zee, voor het leven en, zoals in onderstaand prozagedicht, voor een steen. En omdat dit gedicht een verwijzing heeft naar één van mijn favoriete dichters E.E. Cummings deel ik dat gedicht hier graag met jullie.

Hofman won talrijke prijzen voor zijn werk. In 1991 ontving hij de Theo Thijssenprijs, in 2001 de Zeeuwse Prijs voor Kunst en Wetenschap, maar ook de Gouden Penseel voor Aap en beer, in 1984 (naast verschillende andere gouden en zilveren griffels en penselen).

.

Lievelingssteen

it’s always ourselves we find in the sea
e.e. cummings

Toen was ik nog jong en bezonnen en de zon scheen overal op en hij liet mij alles zien. Kijk, zei hij, dit is dit, dat is dat. Op het dak blink ik, een haan bezorg ik een vuurrood spookoog. Langs de weg groeiden toen brandnetels, braambossen, dwaalkruid. In het dorre gras bij de kromme boom lag rot sponzig fruit met de geur van zure cider en het venijnige gezoem van zwartgeel gestreepte wespen. Stof wolkte op, dorre bladeren maakten een rondedansje. De wind deed toen, lang geleden god na en de wolken bootsten alles na en werden daarom door de boze wind gestraft. De regen, hard begonnen, zocht uiteindelijk zoetjes de goot. Het water maakte van die gevoelige en droevige geluidjes en de regenboog stond wel drieduizend meter hoog, boven de zee. Bij de slordige vloedlijn een stuk hout met letters, geheimtaal, een vloek.
Dat moest terug vanwaar het kwam. Alles moest terug, de golven in, de plank, de arme, vierarmige zeester, de vieze vis, de werkschoen vol zand.
Ze begonnen met duidelijke tegenzin aan een onduidelijke tocht. Mocht alleen met mij mee een zwarte steen, koud en nat en rond, hij vulde precies mijn hand.

.

Goed beginnen

Thomas Möhlmann

.

Al in 2005 constateerde de jury van de VSB Poëzieprijs dat er een trend gaande was van het lange gedicht, waarbij steeds vaker de grens tussen poëzie en proza vervaagd. In zijn column op de Meander website schrijft Hans Franse wat mij betreft hier ware woorden over https://meandermagazine.nl/2021/07/wat-maakt-een-gedicht-goed-5/ .

De jury van de VSB Poëzieprijs geeft echter ook meteen aan dat bij elke tendens (zoals het steeds langer wordende gedicht) er ook tegenvoorbeelden te vinden zijn. Een voorbeeld is het compacte maar krachtige gedicht van dichter Thomas Möhlmann (die in 2005 nog een jong en getalenteerd dichter genoemd werd) getiteld ‘Goed beginnen’ uit zijn bundel ‘De vloeibare jongen’ uit 2005. Möhlmann (1975) heeft inmiddels 6 poëziebundels gepubliceerd waarvan ‘Dankbaar lichaam’ een liefdesverhaal in gedichten de laatste was.

11

Goed beginnen

.

Neem hoe haar woorden glanzen

neem hoe haar mondhoeken

krullen, hoe zacht het achter

haar tanden moet zijn, neem

.

elke lieve lach in acht

sla geen oogopslag over

en vergeet geen moment

waarop ze spreekt of zwijgt

.

neem de tijd die nodig is

haar te bekijken, te buigen

in alle rust, neem ook die

.

in een zak, in één beweging

en wat stenen nog om boven-

drijven te voorkomen.

.

Zwembad

Sam Hoeck

.

De Vlaamse dichter Sam Hoeck (1995) studeert filosofie aan de universiteit van Antwerpen en wil daarnaast heel graag schrijven.Van tijd tot tijd staat ze op een podium om haar teksten ten gehore te brengen, andere keren weer zijn haar teksten vooral om te lezen. Sam Hoeck is naast dichter ook verzamelaar van pasfoto’s. In 2017 was Sam Hoeck een van de dichters die deelnamen aan de Poeziebustoer. Ook is zij verbonden aan het Collectief Dichterbij, verenigd Kempisch woordtalent. Van haar het prozagedicht ‘ Zwembad’.

.

Zwembad

.

Aan de rand van het zwembad staat een man. Hij neemt een kind

vast bij de enkel en steekt het in de lucht als een trofee. Het kind

hangt ondersteboven. In de veronderstelling dat het kind valt als

het losgelaten wordt, zegt de man: ” Kijk ik red een kind.” Iemand

passeert en zegt: ” Misschien is hij de moeite van het redden niet

waard.” De man laat het kind los. het kind valt ussen haakjes,

wordt niet meer bekeken, ook al is het er nog steeds.

.

Ik draag een badpak waarin mijn tepels uitgesproken aanwezig

zijn. Ik zit aan de rand van het zwembad en het kind in zijn

zwemband drijft voorbij.

.

Ik       Ben je gevallen?

Hij      Ja

Ik       Doet het pijn?

.

Het kind trekt zijn schouders op en laat ze weer los.

.

Hij      Valt wel mee

.

Ik ben bang dat mensen naar mijn tepels kijken. In het water volgt

iedereen dezelfde koers, alleen de gedachten gaan andere kanten

uit. Een vrouw met een rode badmuts op haar hoofd denkt aan de

liefde als een bokswedstrijd: wachten tot de ander opgeeft, zodat

alleen achterblijven een teken van overwinnen is.

.

Supermarkt

Melissa Ketelaar

.

In de categorie Jonge dichters vandaag Melissa Ketelaar. Melissa Ketelaar komt uit Emmen en is woonachtig in Nijmegen waar ze Algemene Cultuurwetenschappen studeert. Als kind was ze nogal verlegen en door te schrijven kon ze zich toch uitspreken. Door een optreden bij de Kunstbende kreeg ze de kans om vaker op te treden en leerde ze mensen kennen die positief op haar werk reageerde.

Zelf zegt ze dat haar vroegere gedichten vooral grappig en ironisch waren en nu wat nihilistischer zijn maar in het gedicht ‘Supermarkt’ bewijst ze dat het ironische en grappige nog steeds een plekje heeft in haat poëzie. Qua vorm lijken het korte prozagedichten, een beetje in de stijl van Nyk de Vries.

.

Supermarkt

.

Mijn peer werd afgerekend als een appel, omdat ik het zonde vond een tweede zakje te pakken. Voor

het eerst pin ik zoveel dat ik een handtekening moet zetten. Jammer dat ik geen zegels spaar.

Het is druk en de vier tieners voor me kopen Red Bull en Bifi worstjes. De cassière herkent me

inmiddels en ik ben bang dat ze bijhoudt wat ik koop en dus eet.

De enige keer dat ik me niet schaam is als ik tegelijkertijd chocola en tampons koop.

.

Als geen ander

Krijn Peter Hesselink

.

De dichter Krijn Peter Hesselink (1976) begon met optredens bij poetry slams, en dat deed hij dermate succesvol dat hij in 2006 het Nederlands Kampioenschap Poetry Slam won. In 2008 verscheen zijn debuutbundel ‘Als geen ander’ bij uitgeverij Nieuw Amsterdam.  In oktober 2009 verscheen zijn tweede bundel ‘Stil alarm’.

Hesselink was ook betrokken bij Stichting Wonder, een stichting die “streken bedenkt om mensen in beweging te brengen”. Een van de activiteiten was de introductie van de Burgerbuddy. Een andere uiting was de campagne “Sex voor dieren”, die pleitte voor natuurlijke voortplanting bij productiedieren. Hesselink is ook actief als vertaler.

Zijn debuutbundel ‘Als geen ander’ bestaat uit 5 hoofdstukken die voorafgegaan worden door het openingsgedicht ‘Urk is vol, nu Nederland nog’ dat eigenlijk een prozaïsch gedicht is en dat qua vorm en inhoud afwijkt van de rest van de bundel. Ik koos hier echter voor het gedicht ‘Over verzadiging’

.

Over verzadiging

.

Je zei houd altijd een gaatje

een implodeergaatje voor God

in je buik

.

We speelden langs het spoor

en de trein trapte de bal terug

.

Je zei lig ik straks op het spoor

dreigt de trein mij terug te trappen

dan schikt God wel in, opgeruimd

staat netjes, knort je buik

.

Toen kleedde jij je uit

voor mijn wasmachine

.

Hij had honger

maar je was al schoon

maar hij had honger

en als hij draaide

werd het gaatje alleen maar groter

.

Het is zo schoon hier

.

Lang of kort

Rutger Kopland

.

Tegenwoordig lees ik steeds vaker gedichtenbundels met lange gedichten, verhalende, bijna proza gedichten. Nu lees ik alle poëzie met veel plezier en interesse maar het deed bij mij wel de vraag opkomen wat ik nu prefereer; lange gedichten of juist korte gedichten.

Gelukkig hoef ik niet te kiezen want er zijn lange gedichten waar ik erg van hou en andere, juist weer heel korte gedichten kan ik ook zeer waarderen. In zijn bundel ‘Alles op de fiets’ uit 1970 publiceerde Rutger Kopland vele veelal korte gedichten. De bekendste natuurlijk ‘Jonge sla’.

Omdat de gedichten in deze bundel kort zijn zal ik er twee met jullie delen. ‘Jonge sla’ (ik kwam erachter dat ik daar nog niet over geschreven had en het is een klassieker wat mij betreft) en ‘Een moeder’ omdat dit gedicht je zo heerlijk op het verkeerde been zet.

.

Jonge sla

Alles kan ik verdragen,
het verdorren van bonen,
stervende bloemen, het hoekje
aardappelen, kan ik met droge ogen
zien rooien, daar ben ik
werkelijk hard in.

Maar jonge sla in september,
net geplant, slap nog,
in vochtige bedjes, nee.

.

 

Een moeder

 

loopt langzaam naar haar kind om

het niet te laten schrikken,

pakt het voorzichtig op om

het niet te beschadigen,

slaat dan keihard.

.

Engels moeilijk?

Charivarius

.

Gerard Nolst Trenité (1870 – 1946) was een Nederlands letterkundige (berijmd proza, toneel), anglist en taalcriticus die publiceerde onder het pseudoniem Charivarius. Onder eigen naam was hij auteur van een aantal schoolboeken.

In 1922 schreef hij het berijmde prozagedicht ‘The Chaos’ over de onregelmatigheden in de grammatica en de uitspraak van de Engels taal. Hieronder kun je het prozagedicht eerst zelf hardop lezen en daarna kun je naar de juiste uitspraak luisteren via het Youtube fragment. Hoewel ik (een blauwe maandag) Engels gestudeerd heb waren er toch een aantal woorden die ook ik niet kende (en dus de uitspraak niet).

.

The Chaos

Dearest creature in creation,
Study English pronunciation.
I will teach you in my verse
Sounds like corpse, corps, horse, and worse.
I will keep you, Suzy, busy,
Make your head with heat grow dizzy.
Tear in eye, your dress will tear.
So shall I! Oh hear my prayer.
Just compare heart, beard, and heard,
Dies and diet, lord and word,
Sword and sward, retain and Britain.
(Mind the latter, how it’s written.)
Now I surely will not plague you
With such words as plaque and ague.
But be careful how you speak:
Say break and steak, but bleak and streak;
Cloven, oven, how and low,
Script, receipt, show, poem, and toe.
Hear me say, devoid of trickery,
Daughter, laughter, and Terpsichore,
Typhoid, measles, topsails, aisles,
Exiles, similes, and reviles;
Scholar, vicar, and cigar,
Solar, mica, war and far;
One, anemone, Balmoral,
Kitchen, lichen, laundry, laurel;
Gertrude, German, wind and mind,
Scene, Melpomene, mankind.
Billet does not rhyme with ballet,
Bouquet, wallet, mallet, chalet.
Blood and flood are not like food,
Nor is mould like should and would.
Viscous, viscount, load and broad,
Toward, to forward, to reward.
And your pronunciation’s OK
When you correctly say croquet,
Rounded, wounded, grieve and sieve,
Friend and fiend, alive and live.
Ivy, privy, famous; clamour
And enamour rhyme with hammer.
River, rival, tomb, bomb, comb,
Doll and roll and some and home.
Stranger does not rhyme with anger,
Neither does devour with clangour.
Souls but foul, haunt but aunt,
Font, front, wont, want, grand, and grant,
Shoes, goes, does. Now first say finger,
And then singer, ginger, linger,
Real, zeal, mauve, gauze, gouge and gauge,
Marriage, foliage, mirage, and age.
Query does not rhyme with very,
Nor does fury sound like bury.
Dost, lost, post and doth, cloth, loth.
Job, nob, bosom, transom, oath.
Though the differences seem little,
We say actual but victual.
Refer does not rhyme with deafer.
Fe0ffer does, and zephyr, heifer.
Mint, pint, senate and sedate;
Dull, bull, and George ate late.
Scenic, Arabic, Pacific,
Science, conscience, scientific.
Liberty, library, heave and heaven,
Rachel, ache, moustache, eleven.
We say hallowed, but allowed,
People, leopard, towed, but vowed.
Mark the differences, moreover,
Between mover, cover, clover;
Leeches, breeches, wise, precise,
Chalice, but police and lice;
Camel, constable, unstable,
Principle, disciple, label.
Petal, panel, and canal,
Wait, surprise, plait, promise, pal.
Worm and storm, chaise, chaos, chair,
Senator, spectator, mayor.
Tour, but our and succour, four.
Gas, alas, and Arkansas.
Sea, idea, Korea, area,
Psalm, Maria, but malaria.
Youth, south, southern, cleanse and clean.
Doctrine, turpentine, marine.
Compare alien with Italian,
Dandelion and battalion.
Sally with ally, yea, ye,
Eye, I, ay, aye, whey, and key.
Say aver, but ever, fever,
Neither, leisure, skein, deceiver.
Heron, granary, canary.
Crevice and device and aerie.
Face, but preface, not efface.
Phlegm, phlegmatic, ass, glass, bass.
Large, but target, gin, give, verging,
Ought, out, joust and scour, scourging.
Ear, but earn and wear and tear
Do not rhyme with here but ere.
Seven is right, but so is even,
Hyphen, roughen, nephew Stephen,
Monkey, donkey, Turk and jerk,
Ask, grasp, wasp, and cork and work.
Pronunciation (think of Psyche!)
Is a paling stout and spikey?
Won’t it make you lose your wits,
Writing groats and saying grits?
It’s a dark abyss or tunnel:
Strewn with stones, stowed, solace, gunwale,
Islington and Isle of Wight,
Housewife, verdict and indict.
Finally, which rhymes with enough,
Though, through, plough, or dough, or cough?
Hiccough has the sound of cup.
My advice is to give up!!!

.

NOLST