Site-archief
Ernstig genoeg
Uitreiking van Diploma’s
.
In de bundel ‘Ernstig genoeg, liedjes en gedichten vanaf 1986′ van Willem Wilmink uit 1995 staat een mooi gedicht, een sonnet over het uitreiken van diploma’s aan middelbare scholieren. Vooral de laatste zinnen maken dit gedicht tot een klassieker.
.
Uitreiking van diploma’s
Onder de meisjes menig stevig stuk,
maar er zijn ook van die nog hele tere,
onder de jongens veel in herenkleren,
en allen, allen stralend van geluk.
Niet langer meer gebukt onder het juk
van heel veel saais om uit het hoofd te leren:
niemand zal ooit nog bij hen informeren
naar passé défini of overdruk.
Maar ’t is meteen ook de examenklas,
die vol saamhorigheid en warmte was,
waarvan men zich zo zorgeloos ontdoet.
Nu slaat voor ’t laatst de grote schooldeur dicht,
en kijk, daar gaan ze: blij en doelgericht
een toekomst met veel heimwee tegemoet.
.
Interieur
Onmogelijk geluk
.
Het gedicht ‘Interieur’ van de dichter van de maand september, Jean Pierre Rawie, komt dit keer uit de bundel ‘Onmogelijk geluk’ uit 1992.
.
Interieur
.
In dit met boeken volgestouwd vertrek
heb ik steeds minder anderen van node,
met al mijn aan de dood ontstegen doden
iedere nacht stilzwijgend in gesprek.
.
Bij wie is wat ik liefheb nog in trek?
Het meeste is al eeuwen uit de mode.
Van wat ik deed, uit nood of om den brode,
rest enkel de grandeur van het echec.
.
Maar ook al bood het leven nog zoveel
waar ik mijn tanden op heb stuk gebeten,
één regel, en de wereld raakt vergeten,
.
één rijm, en het verscheurd heelal wordt heel:
alleen achter mijn schrijftafel gezeten
heb ik opnieuw aan heel de schepping deel.
.
Neerlands Dichterschat
De poëzie van de 19e eeuw
.
Een nieuwe aanwinst in mijn poëziecollectie is een lijvige bundel ‘saamgebracht door F.H. van Leent’, een vierde veel vermeerderde druk van uitgeverij H.J.W. Becht uit Amsterdam. Een klein dik boek met een lederen omslag en goudkleurige zijkanten. Uit welk jaar deze bundel komt kon ik niet achterhalen (waarschijnlijk rond de eeuwwisseling van 1900) maar het is een bijzonder werk. Veel, voor mij onbekende dichters zijn vertegenwoordigd in deze bundel maar een enkele naam ken ik zoals Alberdingk Thijm, Louis Couperus, Herman Heijermans, Multatuli, Potgieter en Tollens.
Ruim 450 pagina’s 19e eeuwse poëzie. Ik heb gekozen voor een vrouwelijke dichter Hélène Swarth (1859 – 1941) die wordt gerekend tot de Tachtigers. Wikipedia zegt over haar: “Hélène Swarth was tot op hoge leeftijd productief. Haar werk is enigszins ongelijk, maar in haar beste gedichten toont zij zich de evenknie van de andere vooraanstaande Tachtigers. Door haar zuiverheid van uitdrukking bereikte zij een opvallende eenheid van vorm en inhoud, terwijl anderzijds haar grote zintuiglijke ontvankelijkheid aan haar beste werk een kosmisch-religieuze inslag geeft.”
.
Uit ‘Eenzame bloemen’ uit 1883, het gedicht (Sonnet nummer) ‘I’ (uit Drie Sonnetten).
.
I
.
De zon bestrooit den blauwen vijverplas
Met gansch een vloed topazen en robijnen,
De zoele wind, alvorens weg te kwijnen,
Beweegt de bloemen van het oevergras.
.
Een zachte golving van gebroken lijnen
Zweeft in den vijver, trouw als spiegelglas,
Waar muggen zwermen tusschen ’t struikgewas
En gouden wolkjes komen en verdwijnen.
.
De roode stralen vloeien, drop bij drop,
Langs grijze wilg en bruinen beukentop,
Op ’t siddrend loof der popels en der elzen.
.
Traag zinkt de zon in ’t purper wolkengraf,
Alsof haar avondkus de wijding gaf
Aan aarde en hemel die elkaar omhelzen.
.
Het klein heelal van het sonnet
Het sonnet in de Nederlandse literatuur
.
Als je een goed zoekt zijn er in Nederland en België vaak heel leuke en interessante bundeltjes te koop op rommelmarkten, kringloopwinkels en tweede hands spullen winkels. Voor de luttele som van € 0,20 kocht ik bij één van mijn favoriete tweedehands winkeltjes het bundeltje ‘het klein heelal van het sonnet’ uit 1969.
Deze bundel, uitgegeven in de serie ‘variaties op een thema’ bevat de beschrijvingen en de gedichten (sonnetten) van 18 dichters. Van Albert Verwey, Joost van den Vondel en Bilderdijk tot Slauerhoff, Achterberg en Lucebert.
Ontstaan op Sicilië begint het sonnet zijn zegetocht door Europa bij Petrarca (1304 – 1374). Diens ‘Canzoniere’ met liefdesverzen voor de verre geliefde Laura wordt het brevier van de Renaissancedichters, eerst in Italië, daarna via Frankrijk in heel West-Europa. In de Nederlanden is het Jan van der Noot, die aan de hand van de Franse leermeesters, als eerste petrarquiseert, gevolgd door Hooft, Bredero en Huygens.
Na een eerste bloeiperiode zinkt het sonnet bij ons voor een paar eeuwen in vergetelheid weg tot de Tachtigers voor een groot eerherstel zorgen met dichters als Kloos, Du Perron, en Verwey.
Omstreeks 1950 is ook de tweede bloeiperiode plotseling ten einde. Toch zijn er heden ten dagen nog altijd beoefenaars succesvol met deze vorm van poëzie zoals Jean Pierre Rawie en Simon Mulder.
Een mooi voorbeeld uit dit aardige bundeltje is het sonnet met de beroemde regel ‘Ik ben een god in ’t diepst van mijn gedachten’ van Willem Kloos uit 1902.
.
Ik ben een God in ’t diepst van mijn gedachten,
En zit in ’t binnenst van mijn ziel ten troon
Over mij zelf en ’t al, naar rijksgeboôn
Van eigen strijd en zege, uit eigen krachten.
En als een heir van donkerwilde machten
Joelt aan mij op en valt terug, gevloôn
Voor ’t heffen van mijn hand en heldere kroon:
Ik ben een God in ’t diepst van mijn gedachten.
En tóch, zo eindloos smacht ik soms om rond
Úw overdierb’re leên den arm te slaan,
En, luid uitsnikkende, met al mijn gloed
En trots en kalme glorie te vergaan
Op úwe lippen in een wilden vloed
Van kussen, waar ‘k niet langer woorden vond.
.
Strofe, metrum, voet, jambe
Poëzie analyse
.
De recensie van ‘Wanneer kom je buiten spelen?’ is nog niet klaar, deze wordt waarschijnlijk morgen geplaatst. Vandaar vandaag een bericht over poëzie analyse. In mijn blogs over verschillende versvormen komen vaak termen voor als metrum, jambe, strofe etc. De ervaren poëzielezer weet meestal wel wat daar mee bedoeld wordt. Voor een ieder die bij dit soort termen zich achter op het hoofd krabt hier een korte uitleg van een aantal van de belangrijkste termen.
.
Strofe
Een strofe in een gedicht is meestal niet moeilijk te herkennen omdat het visueel gescheiden is. Het is vergelijkbaar met een paragraaf in een tekst. Strofen beschrijven meestal een gedachte en hebben een vastgestelde lengte van twee of meer lijnen. De namen voor verschillende strofenlengtes zijn:
2: distichon
3: terzine
4: kwatrijn
5: quintet
6: sextet
7: septet
8: octaaf
5 of meer: stanza (algemene term)
.
Zoals je ziet zitten er een paar namen tussen die je wellicht bekend voorkomen (octaaf en sextet) uit de muziek. De versvorm sonnet bestaat dus uit twee kwatrijnen gevolgd door een sextet of twee terzijnen.
.
Metrum en voet
Het metrum en voet zijn wat lastiger dan het rijmschema en de strofen. Metrum komt uit het Grieks: metron betekent meten. Het heeft dus te maken met de lengte van een lijn in het gedicht. De lengte van een gedicht wordt niet bepaald door gewoon de woorden te tellen. Dit werkt niet omdat woorden verschillende lengtes en ritmes hebben wat van invloed is op hoe je het gedicht leest. Je merkt dit heel goed als je een rijmend vers wilt schrijven: hoe lang de lijn wordt, hangt af van de lijn waarmee het rijmt. Je kunt niet ineens een lijn veel langer of korter maken, want dan klinkt het niet goed meer.
De lengte van een lijn meten we in voet. Elke voet is een herhaling van hetzelfde ritme in de lettergrepen. Meestal onderscheiden we zes verschillende voeten. Het ritme wordt weergegeven in vier verschillende notatievormen.
.
Als je een gedicht analyseert, kun je zien hoeveel voeten het heeft. Dit tel je dan per lijn en dat is het metrum (de lengte). Termen die gebruikt worden om dit aan te duiden zijn:
1: monometer
2: dimeter
3: trimeter
4: tetrameter
5: pentameter
6: hexameter
7: heptameter
8: octameter
.
Poëzie op een molen
Gedichten op vreemde plekken: Deel 93 op een molen
.
In Weert staan 8 windmolens, een watermolen en een molenromp. Schrijver/dichter Paul Sterk schrijft over elke molen een sonnet welke ook nog eens op muziek worden gezet. Op 19 juli wordt het sonnet voor de Sint Annamolen (uit 1875) in Tungelroy feestelijk onthuld met de titel ‘Alles draait om Anna’ en zal het molensonnet worden gezongen door Marcel Jansen. Daarnaast hebben een aantal beeldend kunstenaars zich laten inspireren door het gedicht en de kunstwerken die hieruit voort zijn gekomen zijn ook dan te zien. Al eerder schreef Paul “Anna in de wind” voor de Sint Annamolen van Keent.
In de komende twee jaar zal Paul de tien sonnetten schrijven. Paul laat zich inspireren door de historie van de molens, de locatie of typische kenmerken van de molen en door de verhalen van de mensen die er hebben gewerkt of gewoond. Het project ‘In de wind-Poëzie voor Molens’ is in samenwerking met Molenstichting Weerterland.
.
Molen van Keent
.
Met dank aan Paul Sterk en Janine Jongsma
Spiegelen
Spiegelgedicht
.
Als het gaat om vormen van gedichten zijn er veel, heel veel. Vaste vormen (denk aan sonnet, rondeel, limerick etc.) maar ook in uiterlijke vorm. Ik heb op dit blog al verschillende vormen behandeld en vandaag is het de beurt aan het spiegelgedicht.
Wat is een spiegelgedicht?
Met een spiegelgedicht baseer je je op een bestaand gedicht en je verandert het thema, of het eerste vers, of de gevoelswaarde. Daarna maak je een nieuw gedicht waarbij je je spiegelt aan het bestaande gedicht. Je neemt als het ware de structuur over, maar je past systematisch de woorden/verzen aan je nieuwe invalshoek aan.
Een mooi voorbeeld vond ik op http://forum.scholieren.com van Ataraxia.
.
Er is te veel ruimte in dit bed voor mij – alleen,
samen is het zo veel leuker.
Zonnestralen te tellen in je haren
en niets aan te trekken van het stof
dat overal al jaren ligt.
.
Laten we toen voor toen laten,
leven in de stroomversnelling van deze dagen,
dit geluk alsmaar optellen
dan houd ik van jou en jij van mij,
en onze schoenen van elkaar.
.
en haar spiegelgedicht
.
Er is teveel ruimte in dit bed voor jou – wat heet,
een verloren druppel in de thee
Consumptie, illucide introductie we-
ten van je pars pro toto
Zo onnodig, onvindbaar.
.
Laat me je bed vullen – alle gaten,
Het troebele water – rozenblaadjes
Je kussen opschudden vol liefde en laat me
Je omarmen, verwarmen tot
Een gloeiende druppel op mijn plaat
.
Rijmende endjes
Of de bouts-rimés
.
Binnen de vaste versvormen zijn er vele mogelijkheden en er komen er ook nog steeds bij. Een leuke variant is de bouts-rimés of de rijmende endjes. Dit is een poëtisch spel waarbij men de rijmwoorden van een gedicht neemt en hiermee een volledig nieuw gedicht maakt. Bouts-Rimés is bedacht door de, verder onbelangrijke, 17e eeuwse Franse dichter Dulot, van wie verder geen werk bewaard is gebleven. Hij klaagde ooit dat hij was beroofd van 300 sonnetten. Toen zijn omgeving hierover nogal verbaasd was (over het aantal) verklaarde hij dat het hier louter ging om de rijmwoorden en dat hij de sonnetten later zou schrijven. In die tijd vond men dat reuze amusant en wat Dulot als serieuze zaak had gedaan (het opschrijven van rijmwoorden om daar later sonnetten van te maken) werd als spel een hit en bleef dit tot ver in de 18e eeuw.
.
In Nederland heeft (wie anders) Drs. P. zich aan deze vorm overgegeven maar ook Remko Koplamp op de rijmwoorden van een sonnet van Jean Pierre Rawie. Hieronder zie je waar zo’n bout-rimés toe kan leiden.
.
Kringloop
Wij hebben ook vannacht weer niet geslapen,
wij hadden wel wat anders aan ons hoofd:
we leken even voor elkaar geschapen,
en alle leugens werden weer geloofd.
Toch hebben we zeer van elkaar gehouden,
het is gekomen als het is gegaan;
verder blijft alles altijd bij het oude:
de Moor kan gaan hij heeft zijn plicht gedaan.
Er stonden ’s morgens mannen in de bomen
en zaagden zinvol in de takken rond.
Ik ben gegaan zoals ik ben gekomen,
maar met de smaak van sterven in mijn mond.
Ik heb dus ook vannacht weer niet geslapen
Die hele wedstrijd bonkte door mijn hoofd
We hadden toch een kans of vier geschapen
En eventjes had ik erin geloofd
Ik heb een poos de moed erin gehouden
(Er zijn wel twintig biertjes doorgegaan)
Maar nu is alles verder bij het oude
De fan kan gaan, hij heeft zijn plicht gedaan
Ik haal de vaantjes morgen uit de bomen
Nu hang ik futloos nog een dagje rond
Dan zal ik gaan zoals ik ben gekomen
Maar met een wrange nasmaak in mijn mond
Remko Koplamp
















