We zongen tot we zonken
Valse noten, te zwaar voor kabbelende beekjes
We dronken tot we verdronken
In regenstralen, rode wijn, in rozenblaadjes
We aten tot we tafelmanieren vergaten
En we spaghettislurpend
– tomatensaus is prachtig op melkwitte huid –
naast, op, over, aan elkaar klitten
als diezelfde spaghetti
waaraan jij tijdens het koken vergat
olijfolie toe te voegen
We verwelkten tot we verwolken
en wolken niet langer
figuurtjes vormden op ons netvlies
maar vijvertjes in onze ogen
We wandelden waar kronkelpaadjes ons leidden
Tot we – wild heen en weer geslingerd –
alleen nog maar leden
We vielen tot we ons
– misselijk door de geur
van liefde in ontbinding –
uitgeput overgaven
.