Incident
.
Once riding in old Baltimore,
Heart-filled, head-filled with glee,
I saw a Baltimorean
Keep looking straight at me
.
.
Abū-Nuwās (750-810) was een Arabische dichter, die wordt gerekend tot de grootste klassieke Arabische en Perzische dichters. Hij was een meester in alle standaard genres van Arabische poëzie. In de verhalen van Duizend-en-één-nacht is hij de metgezel van kalief Haroen ar-Rashid.
Vanaf de tweede helft van de achtste eeuw, zo’n tweehonderd jaar na de geboorte van de profeet Muhammed in Mekka, verspreidt de islam zich razendsnel. Langs de hele zuidkust van de Middellandse zee, op het Arabisch schiereiland en Perzië vormt zich een Islamitische staat. Het is niet alleen de bloeiperiode van de vroege islam, maar ook de tijd waarin de Mujun, een bandeloze, humoristische en aanstootgevende stroming binnen de klassiek-Arabische poëzie, tot wasdom komt. Een van de dichters binnen deze stroming is Abū-Nuwās.
De gedichten bieden een inkijkje in de onofficiële Arabische geschiedenis. We spreken van een “Islamitisch Rijk”, maar uit de losbandigheid van de Mujun blijkt dat niet iedereen zich die islamitische waarden eigen had gemaakt.
Hier een paar voorbeelden van gedichten van deze, tegenwoordig, verboden dichter in veel Arabische landen.
.
Iemands genot is pas volmaakt wanneer hij drinkt
Met baardeloze knapen als zijn drinkgenoten:
Eén zingt voor hem, de ander spreekt een zegewens
Wanneer hij hem de wijn aanreikt
En telkens als hij één van beiden kussen wil
Laat hij zijn mond hem kussen.
Gezegend zij de tijd dat ik met hen
De nacht doorbracht! Hoe heerlijk was het!
Wij dronken haar, gemengd en ongemengd,
En onze regel was: wie er in slaap valt neuken we.
.
Een ander voorbeeld waarin overduidelijk de homoseksuele aard van de dichter naar voren komt.
.
‘Ik bleef maar vriendelijk en zei tegen mezelf:
Het meisje is nog maagd: een maagd is altijd bang
Toen wij het echter eens waren geworden stak ik van wal,
Op naar de volle zee. – O mensen, ik verdronk in de baren!
En als ik niet mijn jongen had geroepen, als hij mij niet
De reddingslijn had toegeworpen, dan was ik gezonken op de bodem.
Toen zwoer ik: van mijn leven zal ik nooit op zee veroveringen maken:
Alleen op ruggen wil ik reizen.
.
.
Van mijn collega Ronald kreeg ik de tip om eens naar de cd 10 jaar van Flip Kowlier te luisteren. Prachtige luistermuziek in het West Vlaams die wel een beetje aan de muziek van Daniël Lohues doet denken.
Flip Cauwelier (zoals hij eigenlijk heet) is geboren in 1976 in Izegem en is bekend als singer-songwriter. Naast zijn solocarrière is Kowlier ook één van de frontmannen van de West-Vlaamse hiphop-groep ’t Hof van Commerce en bassist in de groep My Velma. Daarnaast heeft Flip Kowlier ook twee boeken geschreven: ‘Conflicten over etensresten’ en ‘Over kabouters’. Twee kinderboeken in samenwerking met Frow, die ook het artwork van zijn eerste cd verzorgde.
Tip van Ronald: lees ook vooral zijn teksten, het is eigenlijk een vorm van poëzie. Uiteraard ben ik gaan luisteren en heb de tekst van het nummer ‘Kwestie van Organisatie’ hier onder geplaatst om zelf te kunnen oordelen.
.
Kwestie van Organisatie
vriddag ei gezeid da ‘w elkor wel nog ging zien
en ton voelde ‘k ik u lipn tegen mijn kaeke
’t wa juste een kweste van organisatie en goeste miskien
‘k oa nie gepeisd an liefdadigheid
levert ol under warmte en under liefde in
tuont u skuon erte voe flip
dai hie nog gezeid ot, verskiet en ge zult langer leven
’t ging moeilijk wirn want ’t aktiegedjilte bljif weg
wist je dat in bad zitten skrjim ne vorm van bespaering is?
‘k oa nie gepeisd an liefdadigheid
levert ol under warmte en under liefde in
tuont u skuon erte voe flip
en achter een weke of zeevne kwamme ‘k ik u teegn
en oi mie ol erkent oat, oi ollesis nog niet te vee goeste voe mie te zien
moa kweet u nu weun en ‘k vrjisse dak ’t doa nie hoa bie loaten
wik oi gepeisd van hin liefdadigheig?
nu ei mie wel ok erkent
een mes da kan teln kwa skerpte
geef ‘d u skuon erta an flip
geef ‘d u skuon erta an flip ‘k goat bewaeren in een potje
‘k zie dai ’t moeilik èt met oasmen moa ge moet u nie loaten doen
acher olles dak ‘k ik vor u gedaen è
lalala lalala lalala lalalalala
.
.
Jelena Sjvarts (1948 – 2010) was een dichteres uit Sint Petersburg die op jonge leeftijd begon met dichten. Haar eerste officiële bundel kon echter pas in 1989 verschijnen. Jelena Sjvarts werd tijdens de periode van de ‘stagnatie’ niet gepubliceerd. Wel was ze bekend in undergroundkringen. Haar gepassioneerde voordrachten waren populair. Ze interesseerde zich voor drama. Ze studeerde theater, muziek en film, en voor haar levensonderhoud vertaalde ze toneelstukken. Sjvarts was een excentrieke, talentvolle dichteres met een flink oeuvre. Haar werken zijn geschreven in dezelfde sfeer als het werk van o.a. Chlebnikov en Koezmin.
.
De cirkelgang van de tijd in een lichaam
.
Dit meisje is door iemand grootgebracht,
in haar ogen kabbelt lichtblauw water,
in haar liezen is het donker, splijt de nacht,
en ook een roze sterre staat er.
.
En in haar hart, hoe laat zou het daar zijn?
Ergens tussen wolf en hond.
Kobalt en schemerig golft het satijn
daar waar een naald het centrum wondt.
.
In haar hoofd begroet een tuin het wonder
van weer een nieuwe dageraad,
maar in haar nek gaat rood de zon al onder
en nacht kruipt in haar ruggengraat.
.
.
.
Van Job Degenaar, voorzitter van ‘The Writers in Prison Committee’ van PEN Nederland ontving ik het meest recente nummer van Ballustrada (jaargang 29, nummer 1/2). Dit literair tijdschrift of boekwerk moet ik eigenlijk zeggen is ontstaan en volwassen geworden in Zeeland. Tweemaal per jaar verschijnt er een uitgave van minsten 100 pagina’s.
Het biedt een podium aan jonge onafhankelijke schrijvers (zeg maar dwars). Behalve poëzie staan er ook columns, essays, grafiek, verhalen en prozaschetsen in het blad. Toen in 2014 de subsidie voor het blad werd stopgezet werd samenwerking gezocht en gevonden met uitgeverij Liverse in Dordrecht.
Een abonnement van 4 nummers kost € 20,- en een los nummer € 12,50. In het laatste nummer een uitgebreid artikel over de poëzie van Korea onder de titel Taal Ver Taal, Noord en Zuid, poëzie van een verscheurd Korea. De gedichten zijn vertaald door Job Degenaar. Een van de (vertaalde) gedichten is van Baek I-Mu (1985). Zij nam deze naam als dichter aan in China. Ze werd als kind in Noord Korea als literair wonderkind beschouwd. Nadat haar moeder omkwam van de honger werd ze een bedelkind en stak over naar China, waar ze de afgelopen 10 jaar heeft gewerkt in een restaurant. Het weinige geld dat ze verdient stuurt ze naar Noord-Korea om haar zus en neefjes te helpen zoals haar moeder het wilde.
.
Moedermelk
.
Zich verbergend in de uitgemergelde moederborst
huilt de baby.
.
Bedroefd om haar van honger huilende baby
laat de moeder haar tranen de vrije loop,
.
tranen die neervallen, de een na de ander,
.
drup – drup
.
De baby likt ze als een razende op.
.
.
Meer informatie over PEN Nederland is te vinden op http://www.pennederland.nl/pen-nederland
Meer informatie over Job Degenaar staat op zijn website http://jobdegenaar.nl/
Meer informatie over Ballustrada staat op de website http://www.liverse.nl/ballustrada.html
.
Zondag dus een gedicht van Herman de Coninck. Vandaag is mijn keuze komen te vallen op het titelloze gedicht dat begint met de regel ‘Wie zie je het liefst, de poes’ uit de bundel ‘De hectaren van het geheugen’ uit 1985.
.
‘Wie zie je het liefst, de poes
of mij?’ vraagt ze.
En zoent me, niet om mij,
maar om haar lippen te proberen.
Als ik haar optil, slaat ze haar armen
om me heen omdat ze anders valt.
Als ik haar neerzet loopt ze weg
en ik haar na.
Nader is een comparatief die nooit
eindigt, zoals vader.
.
.
Aangemoedigd door een aantal reacties die ik kreeg op het schrijven op dit blog over Paul van Ostaijen zijn gedicht ‘Melopee’ ging ik op zoek naar andere gedichten van zijn hand. Over ‘Marc groet ’s morgens de dingen’ had ik al eens geschreven maar het onnavolgbare ‘Alpejagerslied’ (dat hij schreef voor E. du Perron) is in zijn soort uniek en daarom voor iedereen die het niet kent, hier en nu dit gedicht.
.
Alpejagerslied
.
Een heer die de straat afdaalt
een heer die de straat opklimt
twee heren die dalen en klimmen
dat is de ene heer daalt
en de andere heer klimt
vlak vóór de winkel van Hinderickx en Winderickx
vlak vóór de winkel van Hinderickx en Winderickx van de beroemde hoedemakers
treffen zij elkaar
de ene heer neemt zijn hoge hoed in de rechterhand
de andere heer neemt zijn hoge hoed in de linkerhand
dan gaan de ene en de andere heer
de rechtse en de linkse de klimmende en de dalende
de rechtse die daalt
de linkse die klimt
dan gaan beide heren
elk met zijn hoge hoed zijn eigen hoge hoed zijn bloedeigen hoge hoed
elkaar voorbij
vlak vóór de deur
van de winkel
van Hinderickx en Winderickx
van de beroemde hoedemakers
dan zetten beide heren
de rechtse en de linkse de klimmende en de dalende
eenmaal elkaar voorbij
hun hoge hoeden weer op het hoofd
men versta mij wel
elk zet zijn eigen hoed op het eigen hoofd
dat is hun recht
dat is het recht van deze beide heren.
.
.
.
Ongetwijfeld de beroemdste dichter uit Zuid Amerika is Pablo Neruda. In 1904 geboren in Chili, begonnen als avant-garde dichter maar onder invloed van de Spaanse burgeroorlog ontwikkelt hij zich tot een uitgesproken voorstander van het communisme. Zijn engagement beleefde hij op een heel concrete manier. Hij richtte samen met andere linkse intellectuelen een nooddienst op voor gevluchte Spanjaarden, en op die manier konden meer dan 2000 linkse Spanjaarden ontkomen per boot naar Chili.
Over de misdaden van Generaal Franco en zijn fascistische regime schreef Neruda het volgende gedicht.
.
Generaals,
Verraders,
Kijk naar mijn gestorven huis,
Kijk naar kapot Spanje
Maar uit ieder gestorven kind komt een geweer met ogen,
Maar uit iedere misdaad groeien kogels,
Die ooit de plek zullen vinden naar jullie hart !
Komt en ziet het bloed in de straten !
Komt en ziet
Het bloed in de straten !
.
Hij zag zelf geen tegenstelling tussen zijn poëzie en zijn politiek, beide waren even belangrijk. Naar de buitenwereld toe was hij spaarzaam met kritiek op het communisme, maar eind 1957, na het beruchte congres van Chroesjtsjov, groeide de twijfel. Met de inval in Praag in 1968 schreef hij een gedicht dat pas na zijn dood gepubliceerd werd. De beginverzen zijn: ‘Het uur Praag viel/als een steen op mijn hoofd…’ In 1972 is hij toch nog kandidaat voor de communistische partij voor de presidentsverkiezingen, maar hij trekt zich terug om Salvador Allende meer kansen te geven. Hij sterft op 23 september 1973, elf dagen na de staatsgreep van Pinochet. Zijn begrafenis, bijgewoond door de gehele buitenlandse pers en geflankeerd door honderden militairen met de mitrailleurs in aanslag, wordt de eerste grote protestbetoging tegen Pinochet.
.
.
Toen ik het gedicht ‘Melopee’ van de Antwerpse dichter en schrijver Paul van Ostaijen (1896 – 1928) las vond ik het meteen een bijzonder gedicht door zijn opbouw en zijn ritme. Toen ik opzocht wat Melopee betekende (Het ritmische gezang dat een declamatie begeleidt) begreep ik het gedicht al beter.
‘Melopee’ verscheen in de bundel ‘Nagelaten Gedichten’ uit 1928, die postuum uitgebracht werd. Het gedicht werd opgedragen aan de expressionistisch dichter Gaston Burssens (1896 – 1965). Burssens evolueerde, net als Paul van Ostaijen, in zijn werk in de jaren ’20 van een humanitair expressionise (een kunstvorm waarin de mens centraal staat, een uitdrukking van gevoelens en emoties met felle kleuren) naar een meer organisch expressionisme waar de vorm de inhoud volgt.
Het gedicht ‘Melopee’ is een typisch voorbeeld van het organisch expressionisme.
.
Melopee
Onder de maan schuift de lange rivier
Over de lange rivier schuift moede de maan
Onder de maan op de lange rivier schuift de kano naar zee
Langs het hoogriet
langs de laagwei
schuift de kano naar zee
Schuift met de schuivende maan de kano naar zee
Zo zijn ze gezellen naar zee de kano de maan en de man
Waarom schuiven de maan en de man getweeën gedwee naar de zee
.
Paul van Ostaijen
Gaston Burssens