Site-archief
Verleden verbinden
Augusta Peauxfestival
.
Aanstaande zondag 3 september zal ik samen met nog 24 dichters voordragen op het Augusta Peauxfestival in Simonshaven (nabij Spijkenisse). Tussen 14.00 en 17.00 uur zullen 25 dichters en een A capellakoor de bezoekers van dit festival meenemen in hun poëzie rondom het thema ‘Verbinding’. Ik zal twee maal een kwartier vullen met mijn gedichten op twee verschillende plekken op het festivalterrein in de tuin van de voormalige pastorie aan de Ring 42 in Simonshaven waar dichter Augusta Peaux (1859-1944) woonde.
Als jong meisje speelde Augusta Peaux met de latere dichter Jacques Perk die even oud was als zij. Ze groeide op als dochter van een dominee. Als dichter wordt Peaux beschouwd als een van de belangrijkste symbolistische dichters uit het einde van de 19e en begin 20ste eeuw. Ondanks haar bescheiden oeuvre en leefstijl heeft ze een belangrijke en blijvende invloed gehad op de Nederlandse poëzie. Zo werd ze door Gerrit Komrij en Hans Warren opgenomen met werk in hun bloemlezingen. Maar ook dichters Albert Verwey en J.C. Bloem waren bewonderaars.
Haar poëzie kenmerkt zich door haar introspectieve en mystieke karakter. Haar gedichten hebben thema’s als de liefde, verlangen, melancholie en de zoektocht naar zingeving. Ze schreef met subtiele, beeldrijke taal en gebruikte vaak symbolen en verwijzingen naar de natuur. Ze had in haar poëzie het vermogen om de diepere emotionele en spirituele ervaringen te verkennen en te verwoorden. In en rond haar woonplaats is een organiserend comité actief dat het werk van Peaux onder de aandacht blijft brengen. Lesley Sanford, Julius Caesar, Ronald Bottelier en Frans van den Akker doen dit onder andere door het organiseren van een festival op 3 september. Naast dichter Ingmar Heytze en een aantal dichters uit de regio komen ook een aantal dichters van daarbuiten een bijdrage leveren, waaronder ik dus.
Hieronder een voorbeeld van een gedicht van Augusta Peaux uit de bundel ‘De wilgen, de velden, het water’ uit 2014 getiteld ‘Verleden’.
.
Verleden
.
Met handen ben ik gebonden
in een ver verleên,
dat is te aller stonde
onzichtbaar om mij heen.
.
Met geuren ben ik betooverd
terug in vroeger tijd,
als staat de boom ontlooverd,
al ben ik ’t voetspoor kwijt.
.
In klanken lig ik gevangen
van een verzonken bestaan
die bleven om mij hangen
toen alles was vergaan.
.
De klokken door mijn dagen
luiden en lokken mij
zoete bedwelming dragen
de geuren mij voorbij.
.
Met banden ben ik gebonden
en ga geen weg alléén
mij heeft altijd gevonden
wat in de tijd verdween.
.
Sebastiaan
Hans Warren
.
Zoals alles in dit leven staat ook de literatuur onder druk. Ik denk aan de boeken van Roald Dahl waarin, door de invloed van sensitivity readers in het Verenigd Koninkrijk, woorden en uitdrukkingen aangepast moesten worden, de controverse rond de vertaling van Amanda Gormans ‘The Hill We Climb’ door Marieke Lucas Rijneveld en pas geleden nog de ophef over het gedicht dat geschreven zou worden voor de Kinderboekenweek door Pim Lammers. Je zou bijna gaan denken dat poëzie en literatuur er toe doen.
Dat er in andere tijden anders gekeken en gedacht werd over allerlei zaken blijkt voor mij wel uit het gedicht ‘Sebastiaan’ van Hans Warren (1921-2001). Het gedicht werd overgenomen uit zijn ‘Verzamelde gedichten 1941-1981’ in de bundel ‘Ik droeg nog kleine kleren’ Het kind in de Nederlandstalige poëzie uit 1994. Ik vraag me af of de scherprechters van vandaag een dergelijk gedicht niet meteen gecanceld zouden hebben.
.
Sebastiaan
.
Sebastiaan was een knaap
zoals Michelangelo schilderde:
matte huid, befloerste ogen
onder een luifel zwarte krullen.
Hij had altijd iets droevigs
en zijn leden, hoe mooi ook,
waren net iets te zwaar van bouw.
Ontroerend, in een verlaten duinpan,
toen hij voor ’t eerst naakt lag,
zijn heel kleine geslachtsdelen,
nootjes van klootjes,
en in het groefje van zijn eikel
vonkte als diamant een druppel.
.
Voor een jonge dichter
Hans Warren
In 1956, voorafgaand aan een bezoek van een jonge dichter die later een beroemde dichter zou worden, schreef Hans Warren (1921 – 2001) het gedicht ‘Voor een jonge dichter’. Wie deze dichter was bleek later uit ‘Geheim dagboek’, het bleek de dichter Hans Verhagen (1939 – 2020) te zijn. In ‘Voor een jonge dichter’ verheugt Hans Warren zich op bezoek. Hij kreeg aardige brieven van de jonge dichter, verzen met ‘iets’, maar het was vooral een telefoontje dat de fantasie prikkelde: ‘Je stem klonk warm, geraffineerd’.
Toen Hans Verhagen in 1963 debuteerde met ‘Rozen & motoren’ op 24 jarige leeftijd, werd hij meteen beroemd in Nederland. In 1956 had hij contact met Hans Warren gezocht en in de zomer van dat jaar was hij bij hem op bezoek in Borssele, waarna hij hem in het najaar van 1956 in Frankrijk bezocht. Hans Warren schrijft in ‘Geheim dagboek’ dat de zeventienjarige bezoeker tegenviel: ‘een bril met dikke glazen, vuile tanden, nog vuiler nagels, niet goed gebouwd.’ Weg dromen over een ruige vreemdeling!
In de dichtbundels die Hans Verhagen publiceerde, kom je de ruige vreemdeling Warren nergens tegen. Maar de oude Hans bewaarde de brieven en verzen die de jonge Hans hem stuurde. En jawel, in ‘Nobody weeps for me’, een van die vergeten gedichten, duikt hij toch nog op. ‘Daarom ben ik als een andere wereld,/ daarom als een ruige vreemdeling,’ dichtte Hans Verhagen. De rest heeft Hans Warren tussen de regels gelezen.
Ondanks dat er nooit iets moois of bijzonders is opgegroeid tussen de twee dichters is er in ieder geval het prachtige gedicht van Warren.
.
Voor een jonge dichter
.
Aardige brieven, verzen met ‘iets’, een telefoontje,
en nu je naar me toe komt fietsen
schenk ik je gespannen kuiten,
ogen vol zeelicht van de kust
en een lok die telkens voorover valt.
.
Je stem klonk warm, geraffineerd, en daarom
schik ik perzen in het avondlicht
waarop je boeiend zou kunnen manoeuvreren.
Want als je bent als die stem, ben je zo:
bruin, met donzige oren, en brede
sleutelbeenderen in een open hemd
– een ruige vreemdeling – schrijf je ergens,
maar ik kan niet blind blijven, straks
sta je voor me, neem ik je papieren op
en zit je veel te dicht bij.
.
Straks praten we als twee vreemden,
misschien zeg ik wel u, maar nu
gun ik mij nog even de luxe
van een illusie, en dus ben je
een aardige jongen in de zomerregen
met een lok die telkens voorover valt.
.
Herinnering aan Willem Elsschot
Peter van Steen
.
In de rubriek ‘Dichters over dichters’ dit keer een gedicht van Peter van Steen over de schrijver en dichter Willem Elsschot (1882 – 1960). Het gedicht ‘Herinnering aan Willem Elsschot’ staat in ‘De spiegel van de Nederlandse poëzie, dichters van de twintigste eeuw’ uit 1983 samengesteld door Hans Warren.
Over Peter van Steen (1904 – 1971) is niet zoveel bekend, gelukkig vond ik via de geweldig rijke website https://www.dbnl.org een artikel over deze Amsterdamse dichter uit het Jaarboek van de Maatschappij Nederlandse Letterkunde uit 1975. Peter Mourits (de echte naam van Peter van Steen) begon als schrijver van romans maar in oorlogstijd ontdekte hij de poëzie. In de tweede wereldoorlog publiceerde hij anoniem en in eigen beheer drie boekjes; ‘Bezet gebied’ en ‘Nieuwe lente’ in 1944 en ‘Vijf dagen’ in 1944-1945 (eerste en tweede druk).
Peter van Steen was een onvoorwaardelijk bewonderaar van de romans van Willem Elsschot waar hij en zijn vrouw Riek af en toe gingen logeren. Willem Elsschot schreef een inleidend woord voor Peter van Steens novellenboek ‘Alarm in de spiegel’ (1951), waarin hij hem ‘de verpersoonlijking van de opstandigheid’ noemde, ‘niet alleen tegen de tyrannie, maar tegen alles wat laag is, gluiperig, laf of halfslachtig.’ Het is dan ook niet verwonderlijk dat Peter van Steen een gedicht aan zijn favoriete schrijver/dichter schreef dat eerst in het ‘Nieuw Vlaams tijdschrift’ in 1965 en later in zijn bundel ‘Aan het raam en erbuiten’ uit 1971 verscheen.
.
Herinnering aan Willem Elsschot
.
Zo vaak moet ik nog aan hem denken,
hij schreef niet meer
maar ’t was zo veilig dat hij er nog was;
nu kijk ik naar zijn dodenmasker.
Zó veel bleef ongezegd
van Bach en Mozart , Multatuli,
van communisme en het christendom;
hij zou ze samen laten gaan
maar in de duinen zong hij luid
met tranen in de ogen:
‘Und alle deine Tränen
und alle deine Tränen
und alle deine Tränen
mamita mia
werden wir rächen’
en hij schuwde het geweld,
sprak tandenknarsend van tederheid.
Maar uitdagend zong hij verder:
‘Und alle deine Knechtschaft
und alle deine Knechtschaft
und alle deine Knechtschaft
mamita mia
werden wir brechen.’
Maar het slijpen in de straten van Antwerpen is voorbij;
geen schuimend bier,
geen onverzettelijkheid,
geen snelle blik naar mooie vrouwen,
fini, afgelopen, uit.
‘De aarde is niet uit haar baan gedreven.’
.
Nieuwe categorie
Dubbel-gedicht
.
Wanneer je regelmatig dichtbundels leest is het je vast wel eens opgevallen dat je met enige regelmaat gedichten tegenkomt die of dezelfde titel hebben, of over hetzelfde onderwerp gaan.
Dat gegeven wil ik gebruiken in een nieuwe categorie op dit blog over poëzie onder de titel Dubbel-gedicht. Dat betekent dat wanneer ik in deze categorie een stuk plaats hier altijd twee gedichten in voor komen.
Als eerste voorbeeld heb ik twee gedichten over de reiger bij elkaar gezocht. Het betreft hier het gedicht ‘Tekening’ van Hans Warren uit de bundel ‘Vijf in je oog’ uit 1954 en het gedicht ‘Aan de kille slootkant staat een reiger, de stille moordenaar van de moerassen’ van Thomas Rap uit ‘Verzamelde gedichten’. Uit 2000.
.
Tekening
.
Een blauwe vijver, glad als ijs,
vissers halen hun netten op.
Winterzon als een vrouwenhand
in een herinnering. Geklop
van paardehoeven op een weg;
het witte wolkje van een trein
en zijn gedruis in kleurloos blauw,
steeds verder weg en meer nabij.
Hoeven en molens in het zwijgen
van een oudhollands schilderij,
spiegelbeeld van een dunne reiger
op ‘t water. Spiegelbeeld van mij.
.
Aan de kille slootkant staat een reiger, de stille moordenaar van de moerassen
.
Zijn grijze figuur als uit lood geknipt
Dan, stilaan, valt de samenwerking van mist en vorst uiteen
En langzaam, als met zachte hand gelegd, begint de eerste sneeuw te vallen
De wind steekt op en ik loop langs de nu witte oevers van het meer
De felle noordoostenwind bonkt en jaagt zware, dreigende wolkenpakken over het land
Het kale hout kermt onder zijn kracht.
Rietsnijden is nu simpel: de slappe grond is hardbevroren.
.
Zuidelijke gastvrouw
Maria van der Steen
.
In 1987 publiceerde uitgeverij Meulenhoff de lijvige bundel ‘De spiegel van de Nederlandse poëzie’ Dichters van de twintigste eeuw (5e herziene editie), samengesteld door Hans Warren. Het aardige van verzamelbundels uit een bepaalde tijd (in dit geval de jaren 80 van de vorige eeuw, wat de titel gelijk al een vreemde bijsmaak geeft, er waren nog 13 jaar te gaan in de twintigste eeuw toen deze bundel uit kwam) is dat er dichters in zijn vertegenwoordigd waar je veel later (in dit geval ruim 30 jaar later) nooit meer iets van hoort. Samen met dichters die nu nog steeds worden gelezen vormen zij een mooi palet van de dichterscultuur in een bepaalde periode.
Lezend in deze bundel kwam ik de dichter Maria van der Steen tegen met een aantal gedichten. Maria van der Steen is het pseudoniem van Annie Pepers (1906 – 1987). Zij debuteerde (na eerder verschillende prozawerken te hebben geschreven) in 1970 met de poëziebundel ‘Sintels rapen’ waarna nog 10 dichtbundels en een bloemlezing zouden volgen. In haar eerste dichtbundels beschrijft Maria van der Steen eenvoudige, alledaagse toestanden, waarmee zij thematisch bij haar proza aanleunt (armoede en onmenselijkheid). Later zou zij meer feministische poëzie gaan schrijven.
Uit deze bundel koos ik het gedicht ‘Zuidelijke gastvrouw’ dat eerder verscheen in de bundel ‘Laat maar’ uit 1971.
.
Zuidelijke gastvrouw
.
zij snijdt nog brood
op de ouderwetse manier
.
zij neemt het bijna als een baby in haar armen
-zij moet een warm hart hebben- denk ik
een rilling van bijna betrapte herkenning
gaat door mij heen
.
ik word weer klein
en sta aan tafel
.
met de punt van het mes
maakt zij een kruis
van korst tot korst
.
het lemmer klieft
het grijs van golgotha
zij schijnt het niet te merken
.
ik bespied haar feller
het brood, een donkere homp nu
draait zich tussen haar borsten rond
en om haar warme wijze mond beeft
een nauw aanvaarde glimlach
als zij zegt
terwijl zij de sneden
behoedzaam op de broodschaal legt:
.
wat zijn de jaren snel gegaan
ik had je bijna niet herkend
nu ik het kind en jij de moeder bent
.
Ik heb alleen woorden
Rutger Kopland
.
Ik hou enorm van poëzie, van dichters en van hun dichtbundels. En daarnaast hou ik heel veel van themabundels. Ik heb er inmiddels al vele over verschillende thema’s. Een van die themabundels is ‘Ik heb alleen woorden’ uit 1998, de honderd meest troostrijke gedichten over afscheid en rouw uit de Nederlandse poëzie. Verzameld door Hans Warren en Mario Molegraaf. Op de achterflap van de bundel staat te lezen: Er zijn eindeloos veel soorten van verdriet- maar ook eindeloos veel soorten troost. En dat is natuurlijk ook zo. Verdriet en troost zijn persoonlijke belevingen en hoe we daar mee omgaan, wat we als verdriet of troost ervaren is voor elk van ons anders.
Lezend in deze themabundel kwam ik een gedicht van Rutger Kopland tegen. Oorspronkelijk verscheen dit gedicht in de bundel ‘Een lege plek om te blijven’ uit 19975. Een gedicht zonder titel waarvan ik me afvroeg wat de troost is die in dit gedicht schuilgaat. Oordeel zelf.
.
Boven het hooi hangt de boer in
de balken. In de sneeuw ligt de blote
boerin.
.
Onder de warme vacht van het dak
heeft het varken vergeefs gewacht op slobber
en slacht.
.
Wat is er gebeurd. Dit is heel erg, dit is
een gedicht waarin de boer, de boerin en
het varken
.
Sterven. Als een leeg nest in de winter
is warmte. Ik ben de kat in dit huis,
ze zijn weg.
.
Maar ik hou van de plek waar ik lag.
Betreffende vogels
Hans Warren
.
Sinds afgelopen zondag is het bundeltje ‘Betreffende vogels’ van Hans Warren in mijn bezit. Dit kleine bundeltje met 24 gedichten bij miniaturen van H. J. Slijper werd in 1974 uitgegeven door Erven Thomas Rap en mijn exemplaar is gesigneerd door Hans Warren (1921 – 2001) en H.J. Slijper (1922 – 2007). In deze bundel staan dus 24 gedichten gerangschikt in 4 hoofdstukken met namen als; Dode vogels, Historische vogels, Vogels in de spiegel en Zingende vogels en ze worden voorafgegaan door een gedicht getiteld ‘Slechtvalk en duif’.
Warren en Slijper hebben elkaar gevonden door hun wederzijdse voorliefde voor vogels. Slijpers illustraties sierde met regelmaat de voorkant van het blad ‘Vogeljaar’ en Warren vertaalde meerdere natuur- en vogelboeken. Ik heb voor het gedicht ‘De Wielewaal’ uit dit bundeltje gekozen omdat het een vreemd gedicht is, omdat Hans Warren in dit gedicht aan de haal gaat met de vele namen van de Wielewaal en tot slot eindigt in een vreemd soort klankdeel.
.
De Wielewaal
.
Oriolus, Gele Gouw, Gele wielewouw,
Loriot, Figo l’Aouriaou, Migliora,
Ajulu, Gabrieli, Agruppa filu,
Rigogolo, Crusuelo, Pirol,
Shulz von Milo, Schulz von Bülow,
Oropendola. ‘Hio bulo!
gidleo gitatidlio gigilio
gipliagiblio gidleeah!’
.
Voor jou
Hans Warren
.
In 1982 verscheen van Hans Warren de poëziebundel ‘Dit is werkelijk voor jou geschreven’. In die bundel staat het (bijna) titelgedicht ‘Voor jou’. In de week van de liefdesgedichten mag dit gedicht natuurlijk niet ontbreken.
.
Voor jou
.
Ben jij het die dit leest? Heb je net
je astrakan muts afgezet, en vallen nu
je zwarte krullen warm naar het papier?
Slaat het licht van deze bladzij
op in de goudspikkels van je ogen,
glimlach je gelukkig, nu je merkt
dat ik dit weet, en breng je ook
je donkere lippen zo dicht bij de woorden
dat het lijkt of je ze gaat kussen?
Leg je, toch even onzeker, je vinger
tussen de bladzijs, druk je het boek
tegen je borst, waar het ritselt
door het bonzen van je hart?
Ben je nòg mooier nu, kijk je door het raam?
Wees gerust: dit is werkelijk voor jou geschreven.
.


















