Site-archief

Misschien later

Alijd Brink

.

Dichter en kunstenaar Alijd Brink (1911-2002) debuteerde in 1958 met de dichtbundel ‘Stenen stromen ook’. In totaal publiceerde ze 9 dichtbundels, een aantal romans, een hoorspel en een toneelstuk. Haar werk werd gepubliceerd in bloemlezingen waaronder in de ‘Dichtersomnibus zevende bloemlezing’ uit 1961 en in tijdschriften als  ‘Nieuw Vlaams Tijdschrift’, ‘Gevleugeld Woord’ en ‘Nieuwe Stemmen’.

Toen ze een jaar of achttien was ontdekte ze dat ze lesbisch was. Ze wilde kunstenares worden, maar onder druk van haar ouders ging ze de verpleging in, maar ze ging wel  avondtekenlessen aan de Hendrick de Keyserschool in Amsterdam volgen. Ze werkte drie jaar op het atelier van P. van Wijngaerdt.

Uit haar bundel ‘Het onbekommerd zwijgen’ uit 1961 nam ik het gedicht ‘Misschien later’.

.

Misschien later

.

Toen ik haar zag

door haar huid heen

werd de tijd stil

en vroeger

was een rimpelloos water

dat ons omstroomde,

een koel meer was het,

vol van later

.

“Ken je me nog” vroeg zij

en sprak niet.

.

Ik zweeg haar een schuilplaats

Ik zweeg mij een ruimte

.

Lago Maggiore

Tonnus Oosterhoff

.

Schrijver en dichter Tonnus Oosterhoff (1953) studeerde Nederlandse taal- en letterkunde aan de Rijksuniversiteit Groningen. Oosterhoff debuteerde in literair tijdschrift Raster. Naast poëzie schreef hij proza, verhalen, essays, hoorspelen en een toneelstuk. Oosterhoff publiceerde vanaf 1990 vele dichtbundels en zijn werk kenmerkt zich door onderkoelde humor en hij lijkt zich met elke nieuwe bundel te willen vernieuwen.

Vanaf 2001 werkt Oosterhoff aan een website met bewegende gedichten. In 2012 ontving Oosterhoff de P.C. Hooft-prijs voor zijn ‘in hoge mate vernieuwende poëzie’. In 2008 verscheen bij uitgeverij De Bezige Bij de bundel ‘Ware Grootte’ waarin ook het gedicht ‘Lago Maggiore’ staat.

.

Lago Maggiore

.

Onze geschiedenisleraar Treurniet,

doof, depressief, als student was hij

vrolijk geweest – hij is dood, allang

.

Mijn vriend die mijn vriend niet was

in bed rook hij naar ijzer, naar vrouwenoorijzer,

en ik, wij

.

Wij hadden ontdekt: ‘nu’ is Frans voor naakt.

.

In het donker vakantiehuis lachten wij, lachten

de open deur, het natuurstenen balkon,

de mimosahelling omlaag ins heilignüchterne Wasser

om de grap, de voorstelling:

‘Nu… komt Treurniet binnen.’

.

Stenen voor het begin

Fleur Bourgonje

.

De Nederlandse schrijfster en dichter Fleur Bourgonje werd geboren in 1946 in Achterveld. In 1968 vertrok ze naar Parijs, eind 1970 naar Zuid-Amerika. Ze woonde tijdens de regeringsperiode van Salvador Allende in Chili, daarna in Argentinië, tot ook daar een militaire staatsgreep een eind aan haar verblijf maakte. Eind 1976 vestigde ze zich in Venezuela. Gedurende deze jaren bereisde ze heel Midden-en Zuid-Amerika.

Bourgogne schrijft naast romans en gedichten ook lyrische en hoorspelen. Haar werk werd o.a. vertaald in het Duits, Engels, Frans, Italiaans, Spaans, Servisch en Bosnisch en voor haar literaire werk ontving ze meerdere nominaties en prijzen.

Ze noemt zichzelf een buitenstaander die het liefst mensen en gebeurtenissen observeert. Als vanuit een vogelvlucht overzicht houden en de betrekkelijkheid der dingen inzien. Haar leven noemt ze een biografie: “De werkelijkheid blijft hetzelfde, maar hoe ik deze ervaar verandert. Daardoor zijn mijn herinneringen altijd gekleurd.”

In 1987 verscheen bij uitgeverij Meulenhoff de bundel ‘Stenen voor het begin’ haar poëziedebuut. Rogi Wieg schreef in een recensie over deze bundel: De toon van dit werk is goed, gedreven, maar veel gedichten blijven vaag en lijken slechts een aanzet. Poezie met veel licht, stenen, tijd en ruimte. Goede regels, maar de essentie blijft onduidelijk: ‘Woorden alleen, niet/het verhaal;/niet de bomen,/wel het bos.’

Uit deze bundel koos ik het gedicht ‘Het huis’.

.

Het huis

.

De plant is over het balkon gegroeid,

de kale stam rust op de rand.

Zwaar van venijn

buigt haar bloem

naar de straat,

waar ik sta, vandaag.

.

Hoe kan een cactus voortbestaan,

bloeien in niets,

in leegte

na de vlucht.

.

Waarom overleeft een plant

wat in mij is doodgegaan.

.

Voor Middernacht

Theun de Vries

.

Op de middelbare school las ik voor mijn lijst Nederlands het boek ‘De vrijheid gaat in het rood gekleed’ van Theun de Vries. Een roman over de slavenopstand in Guadeloupe op de Franse Antillen. Ik herinner me dat mijn leraar er gloedvol over sprak en dat ik basis daarvan het boek ben gaan lezen. Ik herinner me ook dat ik het een erg goed en ook wel spannend boek vond.

Theunis Uilke (Theun) de Vries (1907 – 2005) was een Nederlands (Fries) schrijver van vooral historische en sociale romans. Hij was ook actief als toneel- en hoorspelschrijver, en hij schreef tevens biografieën en essays.

Dat hij ook dichter was wist ik toen nog niet en daar ben ik pas sinds zeer recent achtergekomen, In het boek ‘Weerspiegeling, bloemlezing uit de Nederlandse Poëzie van 1880 tot heden’ (waarbij het heden gelezen moet worden als 1961) staan een aantal gedichten van de Vries.

De Vries was jarenlang een hard-line communist, ook toen de Sovjet Unie Hongarije binnen viel verdedigde hij het communisme. Hij zat enige tijd voor de CPN in de Amsterdamse gemeenteraad en pas in 1971 brak de Vries met de CPN. Zijn sociaal geëngageerdheid spreekt uit veel van zijn werk.

In 1925 debuteerde de Vries met het boek ‘Friese sagen’ gevolgd in 1927 met de dichtbundel ‘De terugkeer’. De Vries was een zeer productief schrijver, tijdens zijn leven schreef hij rond de 140 boeken en bundel, hoorspelen en essaybundels. In 1930 verscheen van hem de bundel ‘Westersche nachten’ waaruit de gedichten in ‘Weerspiegeling’ komen. Zo ook het gedicht ‘Voor Middernacht’.

.

Voor Middernacht

.

Met gouden monstrans is het volk gezegend.

De litanie zweeg stil. – Het uur der nacht

hangt boven ’t mistig plein waar ’t waait en regent.

.

Nog zit de blinde aan de hoek der straat;

en in hun omslagdoek verbergen vrouwen

een donkere glimlach en een oud gelaat.

.

De regen trekt over de smalle werven

en stort zich suizend op het hospitaal –

over het schreien en het langzaam sterven –

.

Blauwe lantaarns rinklen bij het veer.

De nachtboot roept en verre treinen schuiven.

Er reizen velen af. Er keeren weinig weer.

.