Site-archief
Dichter bij Anne
Yvonne Keuls
.
Bijna elke dag verschijnen er wel poëziebundels. Van dichters maar ook verzamelbundels en bloemlezingen. Vooral de verzamelbundels zijn een bron van plezier, vermaak en poëtisch genieten. Ze zijn er over elk denkbaar onderwerp of thema. Van Rock & Roll tot erotiek, van schaatsen tot geld, wielrennen, de natuur, dieren, psychiatrie etc. etc. En elke keer wanneer ik weer een nieuwe bundel over een thema ontdek denk ik what’s next?
De laatste nieuwe vondst op dit gebied is de bundel ‘Dichter bij Anne’ een verzamelbundel van gedichten van dichters die zich lieten inspireren door Anne Frank (1929-1945). Deze bundel uit 1985 werd uitgegeven bij het herdenken van het sterven van Anne Frank, en bedoeld als impuls voor de bestrijding van discriminatie, fascisme, racisme en antisemitisme. Zestig dichters zoals Victor Vroomkoning, Leo Vroman, Ida Vos, Rutger Kopland, Johanna Kruit, Anton Korteweg en nog veel meer, droegen nog niet eerder gepubliceerde gedichten bij. De royalties van de bundel waren bestemd voor de Anne Frank Stichting. Naast de gedichten bevat deze bundel beknopte biografische gegevens van Anne Frank en informatie over de Anne Frank Stichting en het Achterhuis.
Uit al deze gedichten koos ik het gedicht ‘Compositie voor mijzelf’ van Yvonne Keuls. Behalve dat zij verantwoordelijk is voor het beeld ‘Indische dames’ bij mij om de hoek in Den Haag, heb ik mooie herinneringen aan haar huis, toen ik haar jaren geleden kwam ophalen om bij mij in de bibliotheek een lezing te geven. Een huis om jaloers op te worden, twee enorme wanden gevuld met louter boeken.
.
Compositie voor mijzelf
.
Dat hek sluit ik af
Die weg sla ik niet meer in
Dat land zal ik gaan verdrinken
.
En daarboven de lucht
Wijs ik terug
Op één woord na ben ik vrij
.
Ik moet dat woord
Breken in brood
Taal en teken
.
En zo het al niet
In mijn keel blijft steken
De letters doelmatig combineren
.
Met de rug tegen de muur
Van een godverlaten ruimte
In een godverloren uur
.
Trojaanse gedachten
Guislain
.
Enige jaren geleden was ik voor het eerst in Gent in Museum Dr. Guislain. Dit museum is gewijd aan de psychiatrie in België en is gehuisvest op het terrein van de oudste psychiatrische inrichting in België die nog steeds als zodanig in gebruik is. Het museum is een cultureel ijkpunt met betrekking tot de geschiedenis van en actuele discussies over psychiatrie en geestelijke gezondheid, zorg, en kunst en waanzin.
Wat me vooral heel erg goed is bijgebleven van mijn bezoek is de tentoonstelling van de geschiedenis van de psychiatrie in het museum. De zeer indringende foto’s van patiënten van 100 jaar geleden, de zalen met bedden en de machines voor schriktherapie (elektroshocktherapie). Ik moest hieraan terugdenken toen ik in de bundel ‘Trojaanse gedachten’ van de in Warschau geboren dichter Alicja Gescinska (1981) het gedicht ‘Guislain’ las dat overduidelijk over deze instelling en zijn historie is geschreven.
Ik kreeg de bundel cadeau bij de laatste editie van het poëzietijdschrift Awater (ik heb een abonnement waarbij je steeds de clubkeuze cadeau krijgt). Grappig genoeg had ik pas daarvoor de recensie op Meander van Wim Platvoet gelezen die niet onverdeeld positief was. Zet dat af tegen het ‘clubkeuze’ maken en eens te meer blijkt dat over smaak wel degelijk te twisten is.
Omdat ik het gedicht ‘Guislain’ herkenbaar vond, het me deed terugdenken aan mijn bezoek aan het museum, wil ik het hier met jullie delen en ik kan een bezoek aan het museum zeer aanbevelen.
.
Guislain
.
Op het bed ligt een vrouw die aan vroeger denken doet.
De slaap woekert tegen de opgang van gedachten, eindelijk.
De kraan wordt even stil gedraaid, ook ik durf weer te ademen.
Nog hier en daar een woord dat valt, alles in haar nieuwe taal.
Verdwaalde intervallen van begrip is waar ik het mee moet doen.
De rest vervluchtigt, zinkt weg tussen de plooien van het matras.
Een verpleegster komt langs, stelt gerust, mij meer dan haar:
Geduldig zijn, neuroleptica vragen tijd, witte pillen van hoop.
Even later zijn we weer alleen, wat woorden strompelen uit haar.
Morgen zal het beter gaan, morgen spreekt ze weer mensentaal.
Een wankele zekerheid, in haar kamer zonder deurslot,
Even hermetisch open als de gangen in haar hoofd.
Haar helderheid loopt voortaan aan de leiband.
.
Gerrit Achterberg
Het weerlicht op de kimmen
.
Vorige week heb ik bij een winkel in tweedehands goederen (en op dat moment veel poëzie) een paar zeer aardige verzamelbundels gekocht. Een daarvan was ‘Het weerlicht op de kimmen, een keuze uit de gedichten’ van Gerrit Achterberg, een herdruk uit 1988 van Querido.
Sinds ik in de ontmoetingskamer van museum het Dolhuys in Haarlem ( Nationaal museum van de psychiatrie) een ‘pop’ van Achterberg tegenkwam en me wat meer in hem heb verdiept is het één van mijn favoriete dichters.
De ontmoetingszaal was tussen 1800 en 1850 een ziekenzaal waarin men kon doodgaan. Men leverde daartoe een loden penning in. Daar komt het spreekwoord ‘het loodje leggen’ vandaan. Tegenwoordig staat de zaal vol met poppen van bekende mensen die te maken hebben met de relatie creativiteit – gekte zoals Gerrit Achterberg.
Uit de bundel het bekende maar prachtige gedicht dat Achterberg schreef in 1962 over Den Haag ‘Passage’.
.
Passage
Den Haag, stad, boordevol Bordewijk
en van Couperus overal een vleug
op Scheveningen aan, de villawijk
die kwijnt en zich Eline Vere heugt.
Maar in de binnenstad staan ze te kijk,
deurwaardershuizen met de harde deugd
van Katadreuffe die zijn doel bereikt.
Ik drink twee werelden, in ene teug.
Den Haag, je tikt er tegen en het zingt.
In de passage krijgt de klank een hoog
weergalmen en omlaag een fluistering
tussen de voeten over het graniet;
rode hartkamer die in elleboog
met drie uitmondingen de stad geniet.
.










