Site-archief
Sonnet
Hugo Claus
.
Op deze laatste zondag van het jaar, uit de bundel ‘Gedichten 1948 – 1993’ uit 1994 van Hugo Claus vandaag een sonnet. Hugo Claus schreef veel gedichten in vrije vorm maar hij mocht ook regelmatig vaste vormen of gedichten met rijm schrijven zoals het gedicht ‘Sonnet’
.
Sonnet
.
Dat de meeste dingen volmaakt zouden zijn
op één moment en dan doven,
zo willen het de wereld en Einstein.
En dat de mensen groeien als lover
.
onder een zelfde luchtvervuiling
en gelijk vergaan in de herinnering,
zo verzekert het de tijd
die in mijn nekvel bijt.
.
Daarom moet ik nu radeloos
dat ene moment loven
dat ik je zie uitgestald,
,
je jonge tover als nooit tevoren,
een naakt moment dat straffeloos
voor mijn ogen voorovervalt
.
Jij en ik
Willem Wilmink
.
Ik vond het weer eens tijd voor een liefdesgedicht. Nu heb ik in de loop der tijd al vele liefdesgedichten geplaatst op dit blog en ook al enige gedichten van Willem Wilmink (1936 – 2003). In dit geval is mijn keuze gevallen op het gedicht ‘Jij en ik’ van Wilmink uit de bundel ‘Verzamelde liedjes en gedichten’uit 1986. Een liefdesgedicht geschreven vanuit het perspectief van een puber? Een adolescent misschien? In dit gedicht komt de fijngevoeligheid van Wilmink in ieder geval mooi naar voren.
.
Jij en ik
.
Later zul je bij me wonen.
Later zijn we met z’n beiden.
Dat bedenk ik soms, wanneer je
giechelt met de an’dre meiden.
’t Is voorlopig nog maar beter
om de zaak geheim te houden,
‘k zal je nog maar niet gaan zeggen
dat ik van je ben gaan houden.
Later ga ik reizen maken
heel alleen, naar verre landen,
en daar ga ik mensen redden,
redden met mijn eigen handen.
Iedereen zal in de kranten
van mijn grote daden lezen.
‘Waarom zou die mensenredder
zo ontzettend moedig wezen?’
Niemand zal de waarheid weten,
jóu alleen zal ik ’t vertellen:
later, als ik zó beroemd ben
dat ik bij je aan durf bellen.
.
Robert Anker
Landschap met de val van Icarus
.
Toen ik de foto’s op mijn Facebook pagina aan het terug kijken was, viel me een foto op die ik maakte in Warchau. Op zoek naar een gedicht dat ik bij deze foto kon plaatsen kwam ik uit bij Robert Anker ‘Nieuwe veters’ verzamelde gedichten 1979 – 2006. In deze bundel uit 2008 staat het gedicht ‘Landschap met de val van Icarus’. Ik weet niet precies waarom maar ik vind het wel bij deze foto passen.
.
Landschap met de val van Icarus
.
Eeuwen was het stil, als in een klooster,
maar de boer staat nu voorop,
los van ons denken, onze wil.
.
Ik kijk omhoog, ik weet het niet,
leun op mijn stok of ik iets mis,
krab dan mijn hond eens op zijn kop.
.
The courage to be yourself
E.E. Cummings
.
Afgelopen weekend werd ik door een goede vriendin gewezen op een stuk van mijn favoriete Amerikaanse dichter E.E. Cummings over ‘de moed om jezelf te zijn’. Over wat een dichter maakt, wat een dichter is. Hoe een dichter zijn gevoel omzet in woorden en dat dat eenvoudiger klinkt dan dat het is. Op de leeftijd van 59 publiceerde een kleine Amerikaanse krant een artikel van Cummings getiteld ‘A Poet’s Advice to Students’.
.
Koud water
A. Roland Holst
.
Vandaag trok ik de bundel ‘Verzamelde gedichten’ uit 1970 van A. Roland Holst (1888-1976) uit mijn boekenkast. Een keuze maken uit zijn gedichten valt nog niet mee. Hij heeft er niet alleen ontzettend veel geschreven (de bundel bestaat uit meer dan 800 pagina’s) maar er zijn ook zoveel prachtige gedichten van zijn hand. Tijdens zijn leven verschenen al 42 dichtbundels en na zijn dood ook nog enige. A. Roland Holst heeft nog altijd veel liefhebbers en bewonderaars van zijn werk. Zijn poëzie wordt gekenmerkt door een eigen, plechtige stijl en rijke symboliek.
Het gedicht dat ik uiteindelijk koos (na vele gedichten te hebben gelezen, wat zeker geen straf was) is ‘Koud water’ dat oorspronkelijk verscheen in de bundel ‘Onder koude wolken’ uit 1962.
.
Koud water
.
Wat bleef mij als mijn adem eigen? Wat
is het met mij, dat ik mijn naam en mijn
mens-zijn onder de mensen onderschat
om in de vroegte zonder naam te zijn
en overeind?
Wat anders dan koud water
over mijn huid als het buiten dag wordt.
Wat anders dan te worden overstort
door het begin, het element, om later
tussen het vuur en de open glazen deur
een geest te zijn van vlees, een willekeur
tegen de wereld.
Noem het hoogmoed, noem
de enige roem waar ik mij op beroem
waanzin – de rest kan mij gestolen worden-
de zonden en de ziekten, het verdorde
verleden – wat gaat het mij aan, zolang
water, koud water, bij het dagaanbreken
mij met klinkklare aandrang
tot eersteling uitroept.
Geen taal of teken
des doods weerspreekt het leven in zijn kern.
Het daagt, maar in het water blinkt nog lang
de morgenster na – laatste van de sterren.
.
Het huis
Martinus Nijhoff
.
De verzamelde gedichten van Martinus Nijhoff ( Bert Bakker, 1975 vijfde druk) beslaat maar liefst 532 pagina’s. Na alle bundels die in deze verzameling zijn opgenomen staan aan het einde van het boek nog een aantal nagelaten gedichten. Het gedicht ‘Het huis’ is daar één van.
.
Het huis
.
Op akkerland, met duinen in ’t verschiet,
staat, in de schaduw van nabij geboomt,
het huis dat ik ontruimde en achterliet,
en dat thans door de vijand wordt bewoond.
.
De bomen zijn, naar ik verneem, geveld;
’t huis werd een kazemat, en het terrein
– indien het waar is wat mij wordt gemeld –
moet in een mijnenveld herschapen zijn.
.
Dit zegt men. Maar het huis zelf deelt mij mee
wanneer het in mijn dromen tot mij spreekt:
ik heb bericht ontvangen van de zee,
dat straks een reinigende storm opsteekt.
.
Lies Jo Vandenhende
Jacobustuin 2017
.
Als bestuurslid van Ongehoord! ben ik al druk bezig met het vragen van dichters voor het Zomerpodium op zondag 11 juni in de Jacobustuin (in de Jacobusstraat in hartje Rotterdam). Wij prijzen ons gelukkig dat ook dit jaar weer een Vlaams dichter wil afreizen naar Rotterdam om haar kunsten aldaar te vertonen. Dit jaar is dat Lies Jo Vandenhende (1988). Lies Jo was één van de deelnemers van de Poëziebus van 2016. Lies Jo woont in hartje Antwerpen, drinkt veel koffie (wat heel gezond is weet ik) alsof ze haar bloed probeert te vervangen en studeert literiare creatie aan de Academie in Borgerhout.
In 2016 debuteerde ze met een cyclus gedichten in Deus Ex Machina. Lies Jo heeft een bijzondere liefde voor kringloopwinkels, (die ik met haar deel zo weet de regelmatige lezer van deze website) kamerplanten, rap en havermoutpap. Ze vindt dat iedereen te weinig beweegt en dat we allemaal goeiemorgen tegen de buschauffeur zouden moeten zeggen.
Kortom alle reden om ook dit jaar een bezoek aan het prachtige Zomerpodium van Ongehoord! in de Jacobustuin te brengen. Op de website van Ongehoord! staan binnenkort alle te verwachten dichters en musici. Kijk daarvoor op https://stichtingongehoord.com/
Van Lies Jo het gedicht ‘Wanneer ben ik eindelijk’ dat in de Poëziebusbundel ‘Verzameld werk’ 2016 verscheen.
.
Wanneer ben ik eindelijk
.
Ik bofte als zij er was bij het ontbijt
we aten gepofte granen met honingsmaak
zij praatte ik dronk de melk
nooit helemaal omdat ze intussen
te zoet geworden was
.
Het korrelde zwart om haar ogen
en het roken deed haar lippen leeglopen
ze leken steeds meer te wijken
voor de huid van abrokozen
overrijpe
.
Ik wou heen waar zij was
en tijdens het wachten
stopte ik
stopte ik mijn kleine voetjes
in haar hoge hakken
die ze niet meer draagt
sinds in de omhelzing
mijn kin op haar kruin rust
.
Tussen meisjes en moeders
heerst een vage jaloezie
de éen wil jong
de ander alles
alles nu al zien
alles nu al zijn
.
Nu praat de spiegel soms
met haar mond
en weet ik niet zeker
of ik blij
of ik blijf
bij wat ik hier vond
.
De dichter, thuis
Simon Carmiggelt
.
Hoewel ik nooit een groot fan geweest ben van de Kronkels van Simon Carmiggelt (om te lezen) mocht ik destijds altijd wel graag naar de voorgelezen versie op televisie luisteren. De droog komische en soms ook ironische toon van de stem van Carmiggelt maakte het een plezier om naar te luisteren. Pas later kwam ik erachter dat hij ook gedichten schreef. In 1974 werden de gedichten uit drie bundels (die hij publiceerde onder de naam Karel Bralleput) aangevuld met wat losse gedichten gepubliceerd door De Arbeiderspers in de bundel ‘De gedichten’.
Uit deze bundel heb ik gekozen voor het gedicht ‘De dichter, thuis’ waarin hij een wel heel bijzonder beeld schetst van het leven van de dichter thuis.
.
De dichter, thuis
.
Naast telefoon en drenzig kinderleven,
wacht hij gedwee op ’t hemels bevel.
Meiregen van ’t woord. Maar kómt ze wel-
de dame, die dit alles kleur moet geven?
.
Ook ’s avonds krast hij met zijn pen.
Een krekel is hij, die zijn dij bespeelt.
De vogel mijdt de lamp. Wordt soms ´n vette hen,
die ranzig tokkelt, denkend dat zij kweelt.
.
Maar dan ontsnapt een snik zijn volle krop
en vallen de koralen eensklaps uit de hemel.
Zie, wat beweegt daar tussen stergewemel ?
Twee duiven dalen neer / twee mussen stijgen op.
.
Zo vliedt de lange nacht. Zijn brave vrouw
vindt hem des morgens bleek naast zijn geweer.
Een schimmenjager met kartonnen speer.
Een dwerg die kralen rijgt aan ´t galgentouw.
.
Dichter van de maand Maart
J. Slauerhoff
.
Als dichter van de maand maart heb ik gekozen voor J. Slauerhoff (1898-1936). Slauerhoff is bekend als schrijver en dichter en publiceerde in zijn relatief korte leven toch heel wat verhalen, romans en poëzie. Ook vertaalde hij proza uit het Spaans en Portugees. Tijdens zijn leven was hij al bekend en geroemd maar ook na zijn dood bleef de belangstelling voor zijn werk. Tot op de dag van vandaag wordt zijn werk heruitgegeven en vertaald.
Uit de ‘Verzamelde gedichten’ in twee delen uit 1973 (negende druk) het gedicht het gedicht ‘Woninglooze’ met de beroemde eerste zin.
.
Woninglooze
.
Alleen in mijn gedichten kan ik wonen,
Nooit vond ik ergens anders onderdak;
Voor de eigen haard gevoelde ik nooit een zwak,
Een tent werd door den stormwind meegenomen.
.
Alleen in mijn gedichten kan ik wonen.
Zoolang ik weet dat ik in wildernis,
In steppen, stad en woud dat onderkomen
Kan vinden, deert mij geen bekommernis.
.
Het zal lang duren, maar de tijd zal komen
Dat vóór den nacht mij de oude kracht ontbreekt
En tevergeefs om zachte woorden smeekt,
Waarmee ‘k weleer kon bouwen, en de aarde
Mij bergen moet en ik mij neerbuig naar de
Plek waar mijn graf in ’t donker openbreekt.
.














