Voor jou en jou alleen
Sonnet 121
.
Er zijn maar relatief weinig dichters die een eeuwigheidswaarde hebben, die ver na hun dood nog worden gelezen. William Shakespeare (1564-1616) is zeker één van hen en misschien wel de bekendste en beroemdste. Zo bekend en beroemd in ieder geval dat er weer een nieuwe uitgave is van zijn sonnetten. Waar in 1999 nog een Rainbow Pocket ‘Mijn liefde is een koorts’ verscheen met zijn sonnetten in het Engels en in een Nederlandse vertaling van Peter Verstegen, is er nu een nieuwe uitgave van alle 154 sonnetten vertaald door schrijver en acteur Frans van Deursen getiteld ‘Voor jou en jou alleen’ Shakespeare de sonnetten.
Toen hem werd gevraagd vijf van Shakespeares sonnetten voor te lezen tijdens een sonnettenmarathon, ging hij op zoek naar vertalingen die voor voordracht geschikt zijn, maar vond die niet. Dus ging hij zelf aan de slag als vertaler. Met respect voor vorm en inhoud van het origineel (dus met in achtneming van de regels van het sonnet wat betreft metrum en rijm) maakt hij de sonnetten toegankelijk voor iedereen.
De uitgever van ‘Voor jou en jou alleen’ spreekt in ronkende woorden van een fonkelnieuwe, frisse, brutale, verrassend begrijpelijke en heerlijk leesbare vertaling van deze beroemde liefdespoëzie. Of dit allemaal waar is laat ik graag aan de lezer over al ben ik geneigd een stuk mee te gaan in deze omschrijving. Hier een voorbeeld van sonnet 121.
.
121
.
Een mens kan beter fout zijn dan correct
want zelfs wie goed is krijgt met pek en veren
en moet, bang voor de indruk die hij wekt
ook nog de lol die ondeugd schenkt ontberen.
Hoe durft het overspelige sujet
mij te berispen om mijn stoeise bloed?
En waarom zondaars op mijn zaak gezet?
Wat zij als zonde zien noem ik juist goed!
Nee, ik ben die ik ben, en zij die ‘deugen’
verwarren mijn vergrijp met eigen kwaad.
Ben ik de waarheid en zijn zij de leugen?
Beoordeel mij niet naar hun ranse praat!
Tenzij u dit adagium aanvaardt:
de mensheid is tot op het bot ontaard.
.
De ober van dromen
Ali Albazzaz
.
Ik kijk de laatste tijd regelmatig naar televisieprogramma’s waar mensen kopen zonder kijken (een huis in dit geval) zowel op de Nederlandse als op de Vlaamse televisie. Een soort gemaksvoer voor het oog. Zonder te weten wat je krijgt, blind ervoor gaan. Zo moet je ook de categorie ‘Blind gepakt’ zien. Zonder dat je weet wat je precies krijgt, krijg je een willekeurig gekozen gedicht uit een willekeurige bundel. Altijd een verrassing ook voor mij als doorgever van dit gedicht.
Vandaag pakte ik de bundel ‘Gedichten voor het hart’ zonder te kijken uit mijn boekenkast. Troostende woorden uit de Nederlandse en Vlaamse poëzie uit 2006, samengesteld door Henk van Zuiden en verschenen in de Rainbow Essentials reeks. Opnieuw zonder te kijken opende ik een willekeurige pagina (160) en daar staat het gedicht ‘De ober van dromen’ van Ali Albazzaz (Irak, 1958). Dit is ook (bijna) de titel van zijn Nederlandstalige debuutbundel die in 2003 verscheen, ‘De ober van mijn dromen’.
.
De ober van dromen
.
Soms blijkt het leven
als het oog van de naald.
Het laat garen binnen, maar mij niet.
.
Beste lezer:
Als ergens muren worden gebouwd,
doe dan alsof ze doorzichtig zijn.
Of anders
zullen wij de hoogte van de muren uitpluizen.
.
Ik span de boom als de boog.
Wij maken een banket van dromen
en de wereld is onze ober.
.
Klein verzet : Kamiel Choi
Een recensie
.
Iedereen die zich met poëzie bezig houdt weet dat poëzie slechts een bezemkast bezet houdt in het huis van de literatuur. Poëzie is een niche. Vraag aan 100 mensen wat ze van poëzie vinden en 95 zullen er waarschijnlijk zeggen dat ze er niks van begrijpen. En dat terwijl er toch heel veel goed leesbare poëzie is. Misschien leest het niet zo makkelijk als een roman waarin met heel veel woorden iets wordt beschreven maar dat maakt poëzie er natuurlijk niets minder op, misschien is de leeservaring van poëzie juist door de beperking zelfs groter.
Ik begin met deze inleiding bij de recensie van de nieuwste bundel van Kamiel Choi (1979) schrijver, dichter en filosoof getiteld ‘klein verzet’ dat hij in eigen beheer in 2024 publiceerde, omdat binnen de poëzie er, ondanks het gegeven dat het maar een niche is in de literatuur, toch ook gelijkvormigheid voor komt. Hoe dat komt, daar heb ik wel een theorie over. Doordat veel dichters het vak leren via schrijversvakscholen, lijkt de poëzie die ze schrijven vaak erg op elkaar in thematiek, vorm en inhoud.
Niet de poëzie van Choi. Kamiel Choi is één van die stemmen in de Nederlandse poëzie die volledig autonoom en uniek is. Er zijn meer dichters die dit zijn maar Choi steekt er wat mij betreft bovenuit als het gaat om het hebben van een eigen stem. Zijn bundel ‘klein verzet’ zou ik als puzzelpoëzie willen beschrijven. Puzzelpoëzie in de zin dat ik gedurende het lezen van de bundel steeds opnieuw op het verkeerde (of moet ik zeggen ‘ander’) been werd gezet. Deze bundel is een soort escape room met daarin een sleutelgedicht dat meer licht schijnt op het geheel. Maar daarover later meer.
De bundel kent geen duidelijke afbakening in hoofdstukken maar er zijn wel onderdelen te herkennen. Zo zijn er ongeveer 16 gedichten die titels hebben met economische begrippen (o.a. Jaaropgaaf, Dividend, Ebitda) die je als onderdeel zou kunnen beschouwen. Zo maakt ‘de bosmens’ (Orangoetang) in vier gedichten zijn opwachting. Begint de bundel met een gedicht in vele talen en herhaalt hij dit in het gedicht ‘nemd’ op pagina 74 en 75. Zijn er twee drieluiken opgenomen ‘lyrische schetsen’ en ‘semantische schetsen’.
De bundel is, zo lees ik in een recensie van Anneruth Wibaut op Meander (waar Choi ook recensent was): Bevat gedichten van zeer uiteenlopende vorm: van larmoyante lyriek tot klankexperiment, van prozagedicht tot kreet, en van ready-made tot absurdisme.’. Ze nam dit over van de website van Choi. Toch vind ik dat dit de bundel tekort doet. Maar ik lees ook op zijn website: ‘Klein verzet staat ook voor de kleine versnelling, de versnelling waarmee je tegen de wind en bergop fietst. Dat kleine verzet is belangrijker dan hysterische dramatiek. Niet het grotere aantal, maar het grotere uithoudingsvermogen telt.’
En met deze uitspraak van Choi kom ik terug op mijn eerdere opmerking dat ik deze bundel bij uitstek puzzelpoëzie vind. Want met een groot uithoudingsvermogen is er zoveel te genieten in deze bundel. Iets dat je bij oppervlakkige lezing waarschijnlijk niet meekrijgt, tenzij je zo belezen bent dat je alle verwijzingen meteen kan plaatsen, maar ik denk dat de kans zeer groot is dat niemand dit kan. Want naast dat Choi achterin de bundel veel aanwijzingen weggeeft op de pagina’s ‘aantekeningen’ die verwijzen naar de verschillende onderschriften bij gedichten, is er het sleutelgedicht. Deze onderschriften lijken soms los van het gedicht geplaatst, soms duidelijk bij het gedicht horend, voor een complete leeservaring zou je bij elk van dit soort aantekeningen eerst achterin de bundel moeten kijken waar deze aantekening vandaan komt zodat je wat meer duiding krijgt bij het gedicht.
Dan het sleutelgedicht wat mij betreft. Dit staat op pagina 14 en heeft geen titel. In dit stuk wordt geschermd met verwijzingen naar bestaande en onbestaande mensen en poëtische lemma uit het lexicon van de poëzie. Zo schrijft hij: ‘Door academische referenties op te nemen wordt een belofte gedaan van waarheidsgetrouwheid, die voor bepaalde lezers een zweem van arrogantie impliceert en derhalve een onaangename indruk kan wekken.’ Maar meteen daaropvolgend: ‘Door in tweede instantie te vermelden dat de bovengenoemde referenties volledig uit de duim zijn gezogen, werkt de dichter een zekere aandoenlijkheid in de hand, en daarmee, zo luidt de vermetele hoop, een ontvankelijkheid voor het geschrevene.’
Zo is er een verwijzing naar Asemische poëzie, poëzie die de grenzen opzoekt van de taal, structuur en betekenis. Is er vanuit de Asemische poëzie indirect een verwijzing naar surrealisten als Max Ernst, Henri Michaux en de COBRA beweging. Wordt hyposignoïde genoemd, Dat is wanneer er sprake is van verminderde elektrische activiteit van hersengolven, vergeleken met wat normaal verwacht wordt. Maar wordt ook ene Jekyll J. Frummelsbach opgevoerd. Een niet bestaande persoon maar bij het lezen van de naam gaan je gedachten meteen naar De vreemde zaak van Dr. Jekyll en Mr. Hyde van Robert Louis Stevenson.
In dit stuk lijkt Choi te strooien met kruimels aan de hand waarvan je de bundel beter leert kennen. Naast de zelfspot en het absurdisme schuilt er waarheid achter deze woorden. Want wanneer je de academische referenties, de verwijzingen en het benoemen van figuren uit de Griekse mythologie en de plaatsen die Choi in de gedichten benoemt opzoekt, ontvouwt zich een soort tweede laag die de lezing inhoudelijk zeer ten goede komt. Een voorbeeld: in het gedicht zonder titel op pagina 21 worden een aantal plaatsnamen genoemd. Potosi herkende ik, daar (in Bolivia) ligt de Zilverberg waar onze ‘Zilvervloot’ vandaan kwam ooit en is een mijnwerkersstadje. Ook de andere namen van plaatsen verwijzen naar mijnsteden (kolen, koper, jade, ijzer, steenkool). Met deze kennis lees je dit gedicht meteen anders. Een ander mooi voorbeeld vind ik het gedicht ‘Clara Scifi 1212’. Als je niet weet dat dit gedicht gaat over de heilige Clara van Assisi en dat zij in het jaar 1212, toen Clara achttien werd, zich aansloot bij Franciscus van Assisi en non werd, dan lees je dit gedicht heel anders en misschien blijft het zonder deze kennis abracadabra voor je.
Om nu niet de verwachting te wekken dat elk gedicht een zoekplaatje is wil ik hier het gedicht ‘In het vrije veld’ plaatsen. Want naast de bovengenoemde gedichten staan er ook voldoende gedichten is die zonder ‘onderzoek’ goed te lezen en genieten zijn. gedichten waar de kritische wereldburger Choi zijn kijk geeft op allerlei onderwerpen maar ook de dichter die de wereld met verbazing en een groot poëtisch gevoel beziet.
.
In het vrije veld
.
Als mens ben ik laat.
Soms denk ik
dat het gras onder mijn blote voeten volstaat,
dat ik mag staan: aards, kranig, als een drager
waar niets te dragen is.
.absurd, authentiek, zoekplaatje, verwijzingen, aantekeningen,
Overal om me heen speelt de taal
in vol ornaat, haar spel bouwt sluizen
voor de tijd in onze huid.
.
Ik verlang diepe bewondering,
de angel van jouw complimentjes
dwars door mijn huid.
Ik neem alle beweging terug,
wordt de ademteug ertussen,
.
sta als een aap in nat gras
te bedenken hoe gratis alles is.
.
Mijn conclusie na het lezen van deze bundel is dat er nog steeds dichters zijn en die volkomen authentiek hun poëzie de wereld insturen. Deze bundel heeft geen ISBN nummer en is in eigen beheer uitgegeven. Dat maakt het vinden, als je er niet op zoek naar bent, moeilijk. Toch verdient deze bundel een groot publiek. Voor de rechtgeaarde poëzieliefhebber is er in ‘klein verzet’ zoveel te genieten, zo’n bundel gun je een groter publiek. De bundel is te koop bij de dichter via zijn website via de link hierboven.
.
Moederdag
Neeltje Maria Min
.
Op zoek naar een geschikt gedicht voor Moederdag kwam ik in de bundel ‘Kindsbeen’ van Neeltje Maria Min (1944) uit 1995 een gedicht tegen zonder titel dat over een moeder gaat en waarbij op de een of andere manier meteen aan mijn moeder moest denken. Waarschijnlijk door de eerste twee zinnen. Maar ik denk dat elke moeder dit gevoel herkent.
En wanneer ik dan ook nog zo’n prachtig ‘vergeetwoord’ lees (ze beidt haar tijd wat ‘ze wacht haar tijd af’ betekent) dat ik me herinner uit mijn studietijd (ik las het elke dag op de klokkentoren van de Beurs van Berlage wanneer ik naar de Frederik Muller Akademie liep) dan is de keuze snel bepaald.
.
Vanavond is ze oud en moe.
Een man had haar iets aangedaan.
Ze weet niet eens meer wat en hoe.
Ze wacht en wachtend geeft ze toe:
haar zonen hebben nooit bestaan.
.
-Hem ogen toebedacht die klaar
staan om haar terug te zien. Hem van
een mond voorzien die praat en lacht.
De zekerheid van zijn besluit. –
.
Ze ziet zich in de ruit weerkaatst.
Ze beidt haar tijd. Het vuur gaat uit.
Ze wacht het af te wachten uur.
.
Op deze plaats sluit draad voor draad
de mousseline van haar gewaad.
.
Geest
Hera Lindsay Bird
Ik was was aan het zoeken op mijn website (wanneer er bijna 5.400 berichten op je blog staan vergeet je weleens of je iets geplaatst heb of niet) en ik stuitte op het heerlijke maar wonderlijke gedicht ‘Keats is Dead so Fuck me From Behind’ van Hera Lindsay Bird (1987) uit Nieuw Zeeland. Toen ik verder zocht bleek dit de enige keer te zijn geweest dat ik iets van of over haar geplaatst had.
Op zoek naar meer poëzie van haar hand kwam ik op haar website waar nog veel meer heerlijks en absurds te lezen is. Uiteindelijk kwam ik weer op een andere pagina, dit keer van thespinoff.co.nz en daar las ik het gedicht met de intrigerende titel ‘Bruce Willis You Are The Ghost’. In eerste instantie dacht ik dat dit gedicht over de huidige toestand van Bruce Willis ging, hij lijdt namelijk aan frontotemporale dementie. Tot dat ik onder het gedicht las dat dit al een veel ouder gedicht was van Bird. Na lezing realiseerde ik me dat dit gedicht gaat over de film ‘The Sixth Sense’ uit 1999.
In het gedicht wordt Bruce Willis aangesproken als het geestpersonage dat hij in de film speelt, waarbij wordt verwezen naar het feit dat zijn vrouw hem niet kan horen omdat hij is overleden en nu een geest is, wat overeenkomst met de plottwist van de film waarin blijkt dat het personage van Bruce Willis dood is.
Bruce Willis You Are The Ghost
It’s not that your wife doesn’t love you. It’s because you died and now you are a
ghost and she can’t hear you talking to her. That time you saw her taking off her
wedding ring? It’s because you’re her dead husband and she can’t continue to
mourn your absence with heterosexual jewellery indefinitely. Stop haunting her
already, Bruce Willis! Bruce Willis, it’s hard to be a ghost and not know you are
a ghost. Haven’t you noticed that the only person you’ve talked to in a year is a
supernaturally gifted child? Don’t you think it’s weird your wife just cries alone in the
living room every night, rewatching your wedding tape and never looking or
speaking to you? Don’t you remember being fatally shot in the stomach at the
beginning of the movie? Walk towards the light, Bruce Willis. Walk towards the light.
De dichter vertelt
Colette
.
Afgelopen zaterdag was ik in, wat misschien wel mijn meest favoriete antiquariaat in Den Haag is, Colette & Co. in de Reinkenstraat. Ik kom er al jaren zo nu en dan want de hoeveelheid boeken die in de loop der jaren het pand zijn ingedragen nemen bijna alle vloeroppervlak in. Stapels en stapels aan boeken over alle onderwerpen denkbaar. Voor hele fijne kleine prijsjes. Ik kom er regelmatig maar niet heel vaak want elke keer loop ik er tegen aan dat ik er zo hebberig van word. En mijn huis heeft ook maar beperkte ruimte. Mijn poëziecollectie nadert de 17 meter boekenkastruimte en mijn huis groeit niet mee.
Toch kon ik het niet laten en heb ik een paar dichtbundeltjes gekocht. Twee keer een ‘Literair paspoort’ uitgegeven ter gelegenheid van het gelijknamige poëziefestival in Den Haag en Wassenaar in 2002 en 2004, een bundel ‘Dichter aan huis’ uitgegeven door de gelijknamige stichting die dit festival jarenlang organiseerde in wijken in Den Haag en, misschien wel de leukste maar zeker de oudste bundeling poëzie ‘De dichter vertelt’.
Deze bundel, samengesteld door dichter Gabriël Smit (1910-1981) als uitgave van K.R.O. Schoolradio Publicatie no. 105 in 1957, is een heerlijk ouderwetse bundeling van dichters die hun wortels hebben in de katholieke poëzie (Michel van der Plas, Jan Engelman, Anton van Wilderode, Anton van Duinkerken), de christelijke poëzie (Martinus Nijhoff, Guillaume van der Graft) maar ook naast een aantal wat meer moderne dichters als Jan Hanlo, Harriet Laurey, Paul van Ostayen en M. Vasalis, een aantal klassieke dichters als P.C. Boutens, Aart van der Leeuw en J.C. Bloem. Een klein overzicht van beroemde en bekende dichters uit eind 19e en begin 20ste eeuw.
Opmerkelijk is dat er maar twee vrouwelijke dichters zijn opgenomen en dat alle dichters inmiddels reeds enige of langere tijd zijn overleden terwijl ten tijde van publicatie slechts drie dichters waren overleden (P.C. Bouitens, M. Nijhoff, Aart van der Leeuw en Paul van Ostayen. Op de omslag de samensteller (met in de hand een sigaret) in een typisch jaren vijftig interieur omringd door geïnteresseerden jongelui. In het voorwoord schrijft hij: “de meeste mensen en ook nog veel jonge mensen vinden dichten en dichters eigenlijk wel een beetje raar. Er is sport er is film, er worden voortdurend mooiere en grotere auto’s gemaakt, straks worden we met een raket naar de maan geschoten.” Wat dat betreft is er niets veranderd behalve dan dat de verleidingen anders en diverser zijn geworden en dat tegenwoordig zelfs commerciële ruimtevluchten worden georganiseerd.
Een aantal bekende gedichten zijn opgenomen maar ook iets minder bekende gedichten zoals het onderstaande gedicht van Bertus Aafjes uit ‘Gedichten’, een bundel met sonnetten uit 1947, getiteld ‘De laatste brief’.
.
De laatste brief
.
De wereld scheen vol lichtere geluiden
En een soldaat sliep op zijn overjas.
Hij droomde lachend dat het vrede was
Omdat er in zijn droom een klok ging luiden.
.
Er viel een vogel die geen vogel was
Niet ver van hem tusschen de warme kruiden,
En hij werd niet meer wakker want het gras
Werd rood, een ieder weet wat dat beduidde.
.
Het regende en woei. Toen herbegon
Achter de grijze lijn der horizon
Het bulderen – goedmoedig – der kanonnen.
.
Maar uit zijn jas, terwijl hij liggen bleef,
Bevrijdde zich het laatste wat hij schreef:
Liefste, de oorlog is nog niet begonnen.
.
Ik zie je nog altijd liggen
Herman de Coninck
.
Voor de nieuwe MUGzine zijn we in het kader van het nieuwe onderdeel ‘Muggenbeet’ op zoek naar gekruide uitspraken over dichters en poëzie maar ook naar mooie zinnen. En dat mogen zinnen zijn uit een gedicht maar juist ook uit proza, toneelwerken, desnoods managementboeken zolang ze maar poëtisch zijn. Voorwaarde is dat ze in het Nederlands zijn of vertaald naar het Nederlands. Dus mocht je een suggestie hebben laat deze dan achter in een reactie op dit bericht.
Uiteraard houden wij onze ogen ook open voor mooie zinnen. En lezend in de vuistdikke bundel ‘Ik ben genoemd meisje en vrouw’ 500 gedichten over de vrouw uit de Nederlandstalige letterkunde uit 1980, samengesteld door Christine D’haen. kwam ik bij het gedicht ‘Ik zie je nog altijd liggen’ van één van mijn favoriete dichters aller tijden Herman de Coninck (1944-1997) uit. De laatste strofe van dit gedicht dat oorspronkelijk verscheen in ‘Zolang er sneeuw ligt’ uit 1978, is zo’n zin die blijft hangen en die in al haar poëtische schoonheid een mooi voorbeeld is van wat we bedoelen.
.
Ik zie je nog altijd liggen
.
ik zie je nog altijd liggen, je vingers
smal en paars als asperges,
deze hele bleke stille vorm van jezelf-zijn
die je altijd wel had,
een streepje gestold bloed uit je mond:
niks-zeggen was ook vroeger jouw manier
van gekwetst-zijn, ik denk: sluit nu maar
je ogen, kom, ik zal je helpen –
.
dit is al wat ik nog kan doen:
dit niet-meer-weten-wat-zeggen
en het zeggen.
.
Sweet Bahnhof
Wilfred Smit
.
Wilbinus Hendrik Coenraad Smit (1933-1972) of Wilfred Smit onder welke naam hij beter bekend was, moet wel een van de meest bijzondere voornamen hebben die ik ooit gelezen heb. Wilbinus is niet een naam die ik ooit eerder hoorde of las. Smit werd geboren in Nederlands-Indië en op 15 jarige leeftijd verhuisde hij met zijn ouders naar Nederland. Hij studeerde vanaf 1953 Slavische taal- en letterkunde in Leiden. In 1969 werd hij docent geschiedenis van de Russische Letterkunde.
In 1959 debuteerde Wilfred Smit met de bundel ‘Een harp op wielen’. In 1963 volgde de bundel ‘Franje’ en in 1971 ‘Verzamelde gedichten’. Een jaar later stierf hij op jonge leeftijd aan een hersentumor. Weinig mensen zullen deze dichter kennen van naam en of van werk. Toch heeft een gedicht van Smit uit 1956 enige vorm van eeuwigheidswaarde gekregen. In 1983 verscheen dit gedicht in een Themanummer van BZZLLETIN 110 en een jaar later, in 1984, werd dit gedicht door de Nederlandse popband The Nits gebruikt voor hun lied “Adieu Sweet Bahnhof”, en dan vooral de twee na laatste zin. Dit nummer werd een grote hit in Nederland.
.
Sweet bahnhof
.
Drijft men dan steeds verder
uit elkaar? het afscheid schuift
een opdringerige oom tussen ons in.
sluit de ogen af- ja dit is vlucht,
een handvol kaarten laten vallen
omdat men in onze vingers knipt.
wurg alle lichten – rasse schreden
maakt mijn vertrek, reusachtig,
als op stelten wadend door de mist.
adieu adieu sweet bahnhof –
een convooi melaatsen wacht
in alle stilte de nalaatste trein.
.
De vrijheid
J.B. Charles
.
Vandaag is het 5 mei, Bevrijdingsdag. Veel dichters schreven over de vrijheid en bevrijdingsdag. Zo ook de dichter J.B. Charles (1910-1983). In de bundel ‘De gedichten tot 1963’ staat het gedicht ‘De vrijheid’. Willem Nagel (zijn echte naam) was een Nederlands rechtsgeleerde en criminoloog, maar werd vooral bekend als schrijver en dichter.
Zijn pseudoniem J.B. Charles was oorspronkelijk een schuilnaam in het verzet tijdens de Tweede Wereldoorlog. De oorlog heeft op zijn werk ook een sterk stempel gedrukt.
Nagel was naast dichter en schrijver hoogleraar penologie (het onderzoek naar de effectiviteit van formele straffen) en criminele sociologie. In 1968 werd Nagel decaan van de Leidse rechtenfaculteit. Nagels literaire werk wordt gekenmerkt door oorspronkelijkheid, eruditie en speelse inventiviteit.
.
De vrijheid
.
Drink met ons op de vijfde Mei
van over zeg maar over honderd jaar
als iedereen vergeten is hoe, waar,
waarom men waar ook kwam ter wereld,
de schelfzee in, de schelfzee uit,
verdronken of droogvoets daardoor geleid;
als de vervolgden heet en gretig
aan het vervolgen gaan. die ophing
wordt gehangen om precies dezelfde reden,
wanneer de onderdrukten die ontwaakten
zich rekken en al rondzien of er ook
wat te bespringen valt en te beschaven,
wanneer de koreanen in seattle landen
to civilize them poor white bastards
wenn sich die Deutschen einmal fleissig
und systematisch ausgerottet haben
dan zal de duivel in een nieuwe kudde varen
en haar onder gejuich de rots afdrijven.
.
*schelfzee is een benaming voor de Rode zee
.















