Site-archief

Ik zie je nog altijd liggen

Herman de Coninck

.

Voor de nieuwe MUGzine zijn we in het kader van het nieuwe onderdeel ‘Muggenbeet’ op zoek naar gekruide uitspraken over dichters en poëzie maar ook naar mooie zinnen. En dat mogen zinnen zijn uit een gedicht maar juist ook uit proza, toneelwerken, desnoods managementboeken zolang ze maar poëtisch zijn. Voorwaarde is dat ze in het Nederlands zijn of vertaald naar het Nederlands. Dus mocht je een suggestie hebben laat deze dan achter in een reactie op dit bericht.

Uiteraard houden wij onze ogen ook open voor mooie zinnen. En lezend in de vuistdikke bundel ‘Ik ben genoemd meisje en vrouw’ 500 gedichten over de vrouw uit de Nederlandstalige letterkunde uit 1980, samengesteld door Christine D’haen. kwam ik bij het gedicht ‘Ik zie je nog altijd liggen’ van één van mijn favoriete dichters aller tijden Herman de Coninck (1944-1997) uit. De laatste strofe van dit gedicht dat oorspronkelijk verscheen in ‘Zolang er sneeuw ligt’ uit 1978, is zo’n zin die blijft hangen en die in al haar poëtische schoonheid een mooi voorbeeld is van wat we bedoelen.

.

Ik zie je nog altijd liggen

.

ik zie je nog altijd liggen, je vingers

smal en paars als asperges,

deze hele bleke stille vorm van jezelf-zijn

die je altijd wel had,

een streepje gestold bloed uit je mond:

niks-zeggen was ook vroeger jouw manier

van gekwetst-zijn, ik denk: sluit nu maar

je ogen, kom, ik zal je helpen –

.

dit is al wat ik nog kan doen:

dit niet-meer-weten-wat-zeggen

en het zeggen.

.

Onrust

Lieve Van Damme

.

Zo nu en dan pak ik een boek uit mijn boekenkast met de verwachting dat ik daar dichters ga aantreffen die ik nog niet ken. Zo’n boek is ‘Ik ben genoemd Meisje en Vrouw’ 500 gedichten over de vrouw uit de Nederlandstalige letterkunde, samengesteld door Christine D’haen uit 1980. In dit boek kom ik het gedicht ‘Onrust’ tegen van Lieve van Damme.

Lieve Van Damme (1912-1998), pseudoniem van Godelieve Van Damme-Ketele, was een Vlaamse dichter wier Oeuvre maar een paar bundels beslaat. Om precies te zijn publiceerde ze 5 bundels. Haar debuut in 1962 ‘Duinhelm en polderriet’ werd gevolgd door ‘Bladnerven’  (1964), ‘Reizen en rozen (1966) en ‘Aren lezen’ (1968). Uiteindelijk zou pas 10 jaar na deze laatste bundel haar allerlaatste bundel verschijnen ‘De lange draad’ in 1978.

In 1962 schreef Remi Van de Moortel naar aanleiding van haar debuut, in het kunsttijdschrift West-Vlaanderen: Haar verzen zijn meestal losjes en licht, rustig en kalm, maar niet zonder een diepere achtergrond. Dat geldt ook voor het gedicht dat ik las in ‘Ik ben genoemd Meisje en Vrouw’ met als titel ‘Onrust’ dat werd genomen uit haar bundel ‘Reizen en rozen’ uit 1966.

.

Onrust

.

Niet op reis gaan

maar terugkomen

van ver het zout smaken

dat in de lucht blijft hangen

en het zeewier ruiken

het onaangeroerde reisgoed terugbrengen

en verwacht worden.

.

Hella Haasse

Virgo

.

Regelmatig kom ik erachter dat er schrijvers zijn, die ik eigenlijk alleen maar ken als prozaschrijver, die naast hun prozawerk ook poëzie hebben geschreven. Opmerkelijk vaak wordt er gedebuteerd met poëzie waarna men zich op de proza werpt. Blijkbaar is poëzie een mooie kruiwagen om schrijver van proza te worden. En nu is er opnieuw een schrijver waarvan ik ontdek dat zij ooit poëzie schreef namelijk Hella Haasse. Hella Haasse (1918-2011) debuteerde met een dichtbundel in 1945. Daarna zou er van haar nauwelijks nog poëzie in druk verschijnen, tot er in 2006 plotseling acht gedichten opdoken in het Vlaamse literaire tijdschrift ‘Het Liegend Konijn’. De enige informatie die erbij stond was: Deze gedichten zijn uit de jaren 1960-1980.

De 22 gedichten in haar debuutbundel getiteld ‘Stroomversnelling’ schreef ze op haar zeventiende. Zelf beschouwde ze dit bundeltje als jeugdzonde. En hoewel ze weliswaar poëzie bleef schrijven (haar archief bevat enkele schriften en een flinke map met grotendeels ongepubliceerde poëzie) zou een tweede bundel er nooit komen. Wil je meer hierover lezen kijk dan op op de site https://literatuurmuseum.nl

In de verzamelbundel ‘Ik ben genoemd Meisje en Vrouw’ 500 gedichten over de vrouw uit de Nederlandstalige letterkunde, samengesteld door Christine D’haen uit 1980, is een gedicht uit haar bundel ‘Stroomversnelling’opgenomen getiteld ‘Virgo’ wat me op de een of andere manier aan Marieke Lucas Rijneveld deed denken.

.

Virgo

.

Zij is een wezen tussen vrouw en knaap –

Zij heeft de strakke passen van een jongen

Soms ligt zij als een poes inééngedrongen:

Dan schijnt zij vrouw, en glimlacht in haar slaap.

.

Haar ogen zijn van amber, en die weten

veel wegen, die haar mond aan geen verraadt –

Zij spiegelt zich in ’t water als zij baadt

Haar lijf is rank en koel en nooit bezeten.

.

Zij houdt van lichte bloemen zonder geur,

lang kan zij zwemmen in de groene bronnen –

Zij leest veel en aandachtig, zoals nonnen

dat doen, alléén, achter gesloten deur

.

terwijl het zonlicht aan de wanden fluistert

en ’t glas-in-lood raam donker glanst als wijn.

Zij heeft de trots van hen, die eenzaam zijn,

een hart dat wacht en aan de stilte luistert. –

.

 

Grootmoeder

Dubbel-gedicht

.

Vandaag in het Dubbel-gedicht twee gedichten over grootmoeders of oma’s. In deze twee gedichten is heel goed het verschil te lezen tussen hoe er naar een oma werd gekeken rond 1900 en hoe dat was rond het einde van de 20ste eeuw.

Het eerste gedicht is van de Vlaamse dichter Virginie Loveling (1863 – 1923). Virginie Loveling debuteerde, samen met haar twee jaar oudere zuster Rosalie, met realistische, observerende gedichten, die een sentimentele ondertoon hadden. Na Rosalies vroegtijdige overlijden in 1875 schreef ze in hoofdzaak novellen en romans in een vrij sobere en realistische stijl. Het gedicht van Loveling is getiteld ‘Grootmoeders portret’ en komt uit ‘Ik ben genoemd Meisje en Vrouw’ 500 gedichten over de vrouw uit de Nederlandstalige Letterkunde, samengesteld door Christine D’haen uit 1980.

Het tweede gedicht in dit Dubbel-gedicht over grootmoeders en oma’s is van Willem Wilmink (1936 – 2003). Het gedicht of eigenlijk de liedtekst is getiteld ‘Oma’s’ en ik nam het uit ‘Willem Wilmink verzamelde liedjes en gedichten’.  De tekst is van het nummer ‘Oma’s van de CD ‘Loodzware tassen’ uit 2005.

.

Grootmoeders portret

.

In grootmoeders kamer daar hangt het beeld

uit hare kinderjaren:

Een lachend mondje, peerlenoog

En bruine kroezelharen

.

De kinderen stonden en staarden ’t aan,

En ’t zeî aan het ander:

”Och, waar’ dat schoone kindje hier,

Wij speelden met malkander!”

.

En de oude in haar leunstoel met bril en toer,

Keek op bij deze rede:

”Wie zou dat schoone kindje zijn?…

Gij speelt er altijd mede”.

.

Oma’s

.

Kinderen! Mijn oma komt

en ze blijft wel zeven dagen

en dan is het altijd feest

en ik kan haar alles vragen,

alles wat ik lekker vind,

-Ze verwent je, lieve kind.

.

En mijn oma heeft een brede hoed

en daar kom ik mee naar beneden

en mijn oma lacht erom,

want ze houdt wel van verkleden,

ze vindt mij zo’n leuke vent.

-Omdat oma jou verwent.

.

Oma neemt van alles mee

wat ik heel goed kan gebruiken.

Ze heeft snoepjes in haar tas

die naar odeklonje ruiken,

ze heeft lolly’s en kaneel.

-Ze verwent je veel te veel.

.

Spook en reus en toverheks,

daar kan oma van vertellen

en ze geeft me veel patat

en ze geeft me frikandellen

met een lekkere vette smaak.

-Ze verwent je veel te vaak.

.

Nooit praat oma erdoorheen

als ik ooit een keer wil praten,

Na het eten moet ze vaak

hele kleine windjes laten,

rikketikketikketik.

-Ze bederft je dat vind ik.

.

Eigenlijk zijn we

Hans Andreus

.

In 1974 verscheen van de dichter Hans Andreus (1926 – 1977) de bundel ‘Twaalf liefdesgedichten voor Lukie’, Witte netten van zon en maan. Daarin stond het gedicht ‘Eigenlijk zijn we’. In de vuistdikke bundel ‘Ik ben genoemd meisje en vrouw’ 500 gedichten over de vrouw uit de Nederlandstalige letterkunde, samengesteld door Christine D’haen dat verscheen in 1980 is dit gedicht ook opgenomen en dat is maar goed ook want van het oorspronkelijke werk kon ik niets terug vinden. En het gedicht is te mooi om verloren te gaan. Mede daarom deel ik het vandaag op dit blog.

.

Eigenlijk zijn we

.

Eigenlijk

zijn we

een fijne

schommeling

.

van liefde,

een en-

zovoort

van

.

beweging en tegen-

.

beweging

tot ‘t

.

hoogste

punt van rust.

.