Site-archief
De stilte
Jan van Nijlen
.
Dat er heel veel themapoëziebundels zijn uitgegeven in de loop der jaren zal voor de vaste lezer van dit blog geen nieuws zijn. Over de meest uiteenlopende onderwerpen zijn bloemlezingen verschenen. Of het nu gaat over verzet, roken, fietsen, troost, de tweede wereldoorlog of beta’s, je kunt het zo gek niet bedenken of er is een verzameling gedichten van gemaakt.
Blijkbaar voorziet de bundeling van gedichten per onderwerp of thema in een vraag van poëzieliefhebbers. In de jaren 1979, 1980 en 1981 verscheen bij Erven Thomas Rap een serie Thema-poëzie. Onderwerpen waren de fiets, de moeder, Het werk, de vogel, de stad, het kind, de tuin en de dood. Maar ook de stilte. In 1980 stelde Kees Fens de bloemlezing ‘De stilte’ samen en in die bloemlezing staat het gedicht ‘De laatste dagen’ van Jan van Nijlen. Deze Vlaamse dichter (1884-1965) was ambtenaar, dichter en essayist.
In 1906 debuteerde van Nijlen met de bundel ‘Verzen’ en voor zijn werk (proza en poëzie) ontving hij onder andere de Constantijn Huygensprijs (1963) en de Staatsprijs Vlaamse Poëzie (1934). Van Nijlen is bij de meeste mensen (zeker in Antwerpen) bekend door zijn gedicht ‘Bericht aan de reizigers’ dat uit zijn bundel ‘Geheimschrift’ uit 1934 komt en dat in 2011 in het centraal station van Antwerpen onthuld werd.
Van Jan van Nijlen is in de bloemlezing ‘De stilte’ het gedicht ‘De laatste dagen’ opgenomen uit ‘De dauwtrapper’ uit 1947.
.
De laatste dagen
.
Een blauwe schotel bleef, met enkle vruchten,
vannacht in het prieel op tafel staan,
en daarop schijnt, door winde en wilde wingerd,
een laatste straal van de verdoofde maan.
.
Geen wind beweegt de donkre notelaren,
rond zonnebloem en volle dahlia
gonst geen insekt: ’t is de volmaakte vrede
die eeuwig lijkt, als kwam niets daarna.
.
O laatste, warme dagen van september,
de weemoed van uw licht gloeit ook in mij,
ik laat, als gij, mij met een glimlach glijden
naar dood en vrede, beiden zo nabij.
.
Gedicht I en II
Jana Beranová
.
Zoals aangekondigd deze week vooral tips en aanmoedigingen om de tijd zinvol door te komen met lezen. Nu de bibliotheken nog gesloten zijn, veel (grote) boekhandels gesloten zijn (maar wel gewoon on-line hun boeken verkopen, dus verkies de boekhandel boven de grote digitale ‘Kooppaleizen’, dan blijven ze ook na de crisis nog bestaan) is er nog een manier om aan boeken te komen. Naast de kringloopwinkel (maar die zijn bijna allemaal ook gesloten) zijn er de minibiebjes (feitelijk boekenkastjes in de buitenruimte waar mensen hun boeken die ze kwijt willen kunnen neerleggen) en de kasten met boeken in de supermarkten van o.a. Albert Heijn. Maar voor de Rotterdammers is er nog een mogelijkheid om gratis boeken te zoeken en te vinden (en te doneren) en wel bij Book Central in de centrale hal (Hal A) van het Groot Handelsgebouw. Book Central is 7 dagen per week geopend van 07.00 tot 20.00 uur op Stationsplein 45 naast het Centraal Station.
Dat is ook de plek waar ik ‘Geen hemel zo hoog’ van Jana Beranová (1932) vond. Deze bundel uit 1983 was, na enkele bibliofiele uitgaven, haar eerste grote dichtbundel, die toen al een paar jaar in voorbereiding was. In de bundel staan ‘Gedicht I’en ‘Gedicht II’. Twee gedichten waar voor mij leven en hoop uit spreken.
.
Gedicht I
.
De winterzon droogt regentranen
op mijn ramen. Onder de witte vlakte
van mijn bureau sluimeren verzen.
.
Ik ben het rustige stekje.
Ik wacht op een gedicht.
Ik wacht als een visser of ze bijten.
Ik ben het aas.
.
Gedicht II
.
De zon veegt de slaap uit mijn ogen.
Met klappen van de zweep start ik de
schrijfmachien. De letters rennen
uit de schaduw naar buiten.
.
Ik loop de straat op, de pleinen over.
Ik hoor mijn gedichten met kloppend hart.
Ik hoor mijn gedichten tegemoet.
Ik loop mijn gedichten.
.
Het groot karkas is lek
De muze op reis
.
De CPNB (Collectieve Propaganda voor het Nederlandse Boek) heeft een lange traditie van het uitgeven van boeken en bundels naar aanleiding van campagnes rondom dat zelfde Nederlandse boek. Denk aan de Boekenweek, Nederland Leest! en de Poëzieweek). In de jaren Tussen 1949 en 1964 verschenen ter gelegenheid van de Boekenweek uit de schoot van de commissie voor de propaganda van het Nederlandse boek (dat was de naam van de CPNB destijds) en uitgegeven door de Vereeniging ter Bevordering van de Belangen des Boekhandels, de serie ‘De muze’.
Ik heb een groot deel van deze serie en mijn laatste aanwinst is het tweede deel uit 1950 ‘De muze op reis’ zijnde een bloemlezing van verzen handelend over de reislust, de reisangst, de uitreis, de thuisreis en de reiziger zelf. Bijeengebracht en ingeleid door Han G. Hoekstra en Victor E. van Vriesland. Toegevoegd op de titelpagina is nog de zin ‘Boekenweek-uitgave voor jonge mensen’ wat ik dan wel weer aandoenlijk vind.
Een van de gedichten in deze bundel is geschreven door Jan van Nijlen (1884-1965). Volgens het bijschrift bij zijn naam was hij in 1950 de grootste levende Vlaamse dichter. Jan van Nijlen debuteerde in 1906 met de bundel ‘Verzen’. Hij ontving een drietal Staatsprijzen in België voor zijn werk en in 1963 ontving hij de Constantijn Huygensprijs. In 1914, na de val van Antwerpen, kwam hij in Den Haag wonen en was er bevriend met Van Eyck, Bloem, Greshoff en Buning. In 1918 keerde hij terug naar België en werd daar benoemd tot directeur van het Ministerie van Justitie.
Het gedicht dat is opgenomen in de bundel ‘Bericht aan den reiziger’ is aangebracht in het Centraal Station van Antwerpen. Lees daarvoor mijn bericht van 18 augustus 2013 https://woutervanheiningen.wordpress.com/2013/08/18/bericht-aan-de-reizigers/ . Om niet in herhaling te vallen heb ik hier voor een ander gedicht gekozen van Jan van Nijlen met de titel ‘Het oude zeilschip’ om toch in de reissfeer te blijven.
.
Het oude zeilschip
.
Het oude schip, met *opgegeide zeilen,
ligt in het dok: het groot karkas is lek.
Blank tegen hemels grauwe en lage *wijle,
vliegen de meeuwen om ’t verlaten dek.
.
Eens luidde blij ’t signaal van zijn vertrek,
en ’t heeft gedanst, de duizend, duizend mijlen,
op de oceaan een kleine, witte vlek.
Thans is het oud: verroest zijn ankers, bijlen…
.
Graniet en marmer heeft het meegebracht,
*steevnend door ’t woeste, noordelijk kanaal,
of gleed droomstil door eevnaars lichten nacht,
.
*belaân met vruchten, specerij en kruiden.
Nu ligt het stil, onzegbaar droef en kaal,
maar nog met kleur en geuren van het zuiden.
.
Rawie
Doet de NS aan poëziepromotie?
.
Ik was pasgeleden op het Centraal Station van Den Haag en toen viel mijn oog op een heel groot geel stootblok. Even was ik in de veronderstelling dat de NS of ProRail het licht hadden gezien en deze blokken de namen van dichters te geven. Tot ik erachter kwam dat men dan wel een ongezonde voorkeur voor één speciale dichter had, namelijk Jean Pierre Rawie. Even googlen hielp, Rawie is een Duits bedrijf dat onder meer stootblokken maakt voor treinen. Jammer eigenlijk, het had zo leuk geweest als op elk station van Nederland stootblokken zouden staan met namen van dichters, opdat de mensen die dagelijks over de stations lopen zich zouden afvragen wie dat toch zijn, er naar op zoek zouden gaan, zodat er op die manier meer poëzie gelezen zou worden.
Zover is het (nog) niet en daarom maar een gedicht van Jean Pierre Rawie die, in dit geval, alvast zijn naam mee heeft. Het gedicht ‘Finis’ komt uit de bundel ‘Oude gedichten’ uit 1987.
.
Finis
.
Heden is, na een langdurig lijden
dat hij met godsvertrouwen droeg,
Jean Pierre Rawie van ons verscheiden.
Hij komt dus niet meer in de kroeg.
.
Dat hij, die somber was bij tijden,
de hand niet aan zichzelve sloeg
stemt misschien nog wat tot verblijden,
al is het zo al erg genoeg.
.
Wat hem tot slot de dood in joeg,
de liefde of de drank, of beide? –
wij hebben door dit overlijden
een leger leven voor de boeg.
.
Het is zoals de Ouden zeiden:
de besten gaan altijd te vroeg.
.
Bericht aan de reizigers
Gedicht in het Centraal Station van Antwerpen
.
Toen ik begin van dit jaar in een week tweemaal in Antwerpen moest zijn kwam ik even voorbij de stationshal een prachtig vormgegeven gedicht tegen, op de muur/plafond van een van de doorgangen van het station. Het gedicht blijkt van Jan van Nijlen (1884-1965) .
Op 18 maart 2011 werd het gedicht onthuld en daarmee ging een lang gekoesterde wens van schrijver Johan Anthierens in vervulling. In aanwezigheid van de weduwe van Johan Anthierens, Elisabeth Erauw, Brigitte Raskin en stadsdichter Peter Holvoet-Hanssen werd het volgende gedicht onthuld:
.















