Site-archief
Simon Vinkenoog
Over Hans Lodeizen
.
In de categorie Dichters over dichters, vandaag een gedicht dat schrijver, dichter en voordrachtskunstenaar Simon Vinkenoog (1928-2009) schreef over een andere dichter namelijk Hans Lodeizen (1924-1950).
Simon Vinkenoog schreef in zijn eenmanstijdschrift ‘Blurb (1950-1951) in de zesde aflevering uit 1951: “Voor vele jongeren, Mijne Heren, en luistert goed, want dit kan u wellicht een critische dienst bewijzen, is Lodeizen – die kort na het verschijnen van zijn bundel overleed. Niet aan het verschijnen echter – de voorlichter (of hoe gij dat noemt) van deze generatie: als wij tien uwer moesten slachten, ophangen of wurgen om hém terug te krijgen: geloof niet dat wij een ogenblik zouden aarzelen.” Een nogal pittige uitspraak aan de geadresseerden en dat waren in dit geval een aantal gevestigde ‘heren’ in het toenmalige Nederlandse literaire leven dat zich, naar de mening van Vinkenoog, in een enquête van Elseviers Weekblad (25 november 1950) met volkomen onbegrip had uitgelaten over (het ontbreken van) vernieuwingstendenties in de Nederlandse poëzie van dat moment.
Één van de aangesproken kandidaten om geslacht, gehangen dan wel gewurgd te worden (de uitgever A.A.M. Stols) belde Vinkenoog direct en gretig voor een afspraak wat nog dat jaar resulteerde in de door Stols uitgegeven bloemlezing ‘Atonaal’, waarin Vinkenoog in zoverre Lodeizen ‘terug kreeg’ dat deze te midden van andere ‘jongeren’ met vijf pagina’s nagelaten poëzie mocht bijdragen aan deze eerste manifestatie in bloemlezing – vorm van de beweging der Vijfigers.
Het gedicht ‘Hans Lodeizen’ werd gepubliceerd in 1957 bij diezelfde uitgeverij A.A. Schols, in de bundel ‘Onder (eigen) dak’ van Vinkenoog. Later werd dit gedicht ook nog opgenomen in de bloemlezing ‘Ja’!’ die een jaar na de dood van Simon Vinkenoog verscheen waaronder ook 19 nog ongepubliceerde gedichten.
.
Hans Lodeizen
.
Ze hebben je nu in de schouders gebeten
en een dichter van je gemakt
Je eigennaam staat in hun boeken
naast de hunnen en de onzen.
.
Je bent ontweken en vergeten,
niet meer varend in het schip
der liefde, met de vrienden
van vlees en tanden in het bloed.
.
Je naam staat in hun boeken en kranten,
je bent geen minnaar meer
en waar je woont is het alle dagen zondag:
niet de Zondag van stervelingen
als jij en ik en niet die van kerkgangers,
leven, liefde, pijnloze dagen.
.
In het graf waar je ligt met de open wonde,
in het vlees dat rot met een glimlach
vieren de letters het feest van de aarde
en bovengronds je naam in hun boeken
en je fotoos lachen in hun kranten
met de onze vaders en de weest gegroeten.
.
Haha, die liefde
Maurice Roelants
.
Mauritius Adolphus (Maurice) Roelants (1895 – 1966) was een Vlaams dichter en romanschrijver maar hij was ook onderwijzer, ambtenaar, journalist en conservator van het nationale museum het kasteel van Gaasbeek. Samen met Menno ter Braak en E. du Perron was Maurice Roelants een van de oprichters van het gezaghebbende literaire tijdschrift Forum, een Nederlands-Vlaams literair tijdschrift dat van 1932 tot 1935 verscheen. Daarnaast was hij medeoprichter van het tijdschrift ’t Fonteintje’ en het Nieuw Vlaams Tijdschrift. Daarnaast was hij een tijdlang redacteur van Elsevier’s Weekblad.
In het oeuvre van Roelants neemt de poëzie slechts een kleine plaats in, hij was vooral schrijver van proza. Toch ontving hij in 1950 de driejaarlijkse cultuurprijs de Prijs van de Vlaamse Gemeenschap voor Poëzie. In de verzamelbundel ‘Zo sprak mijn lief mij toe’ Nederlandse liefdespoëzie uit 1957, is een gedicht opgenomen van Roelants. Het gedicht ‘Haha, die liefde’ verscheen oorspronkelijk in de bundel ‘Het verzaken’ uit 1930.
.
Haha, die liefde
.
Budé over Armando
Dichters over dichters
.
In de bundel ‘Achter het verdwijnpunt’ van Frans Budé, gepubliceerd in 2015 staat fraaie poëzie te lezen. Franciscus Hyacinthus Gerardus Antonius (Frans) Budé (kom er nog maar eens om zulke prachtige voornamen) is een Nederlands dichter geboren in Maastricht (1945). Budë debuteerde in 1968 met een aantal gedichten dat werd afgedrukt in Elseviers Weekblad. Zijn eerste bundel ‘Vlammend marmer’ verscheen in 1984, waarna hij een groot oeuvre van poëzie, proza en essays opbouwde. Budé is bekend door de vele gedichten die hij schreef bij werk van beeld kunstenaars.
In de bundel ‘Achter het verdwijnpunt’ zijn 14e dichtbundel, staan een aantal voorbeelden van gedichten die hij naar aanleiding van of over beeldende kunst schreef. Misschien is daarom ook het gedicht ‘Armando uitgelicht’ opgenomen maar omdat Armando ook een dichter is heb ik het gedicht toch vooral gelezen als een gedicht van de ene dichter over een andere dichter.
.
Armando uitgelicht
.
Als een blad neerdaalt midden in het zwijgen, water
zich samentrekt en weer uitvloeit, als een bos
het duister afschermt, een bronstig hert vervaagt
in gedempt licht en druppels schuchter beginnen
aan een eentonig vallen zonder zich te schikken
naar strak staande waterplassen. Als de rots gestreng
zijn rug recht voordat hij de avond omhelst,
verguld met zichzelf tijd in handen krijgt die hij
openbreekt en uitzet ver het landschap in, dan,
ja dan, verwijdt zich het ogenblik, schuift de horizon
de zee vooruit, verspreidt een geur van zout en zand.
.
(Wasser)
.








