Site-archief
Ik ben gong
Geplaatst door woutervanheiningen
Henri Michaux
.
In de boekenbijlage van de Volkskrant van afgelopen zaterdag stond een korte beschrijving van een boek (een getekende roadmovie) van Nicholas de Crécy waarin de Belgische dichter Henri Michaux een hoofdrol speelt. Omdat ik deze dichter niet ken ben ik op zoek gegaan naar zijn leven en werk. Volgens het bericht in de krant is bekend dat Michaux met mescaline en LSD experimenteerde en dat maakte me nog eens extra nieuwsgierig. Zoals de regelmatige lezer van dit blog waarschijnlijk wel bekend is mag ik graag de rafelranden van de poëzie opzoeken en drugsgebruik (en zeker hallucinerende drugs) zijn soms een aanleiding tot, laat ik het vriendelijk zeggen, bijzondere poëzie.
Henri Michaux (1899 – 1984) was een Franstalig Belgisch schrijver, dichter en schilder. Hij werd Frans staatsburger in 1955. Zijn werk wordt vaak gerekend tot het surrealisme, al maakte hij zelf geen deel uit van deze kunstbeweging. Michaux ontving in 1965 de ‘Grand Prix National des Lettres’ en weigerde deze in ontvangst te nemen. Hij ontwikkelde in zijn leven onder andere compassie en toewijding voor mensen met psychose. Hij experimenteerde persoonlijk met exploratieve psychische belevingen vanuit de rede (gebruik van hallucinerende drugs) en keerde in ruime zin daartoe terug. Zijn twee bekendste werken zijn ‘Misérable miracle’ uit 1972 en ‘Les Grandes Épreuves de l’esprit et les innombrables petites’ uit 1966.
Michaux is vooral bekend om zijn esoterische romans en gedichten die zijn geschreven in een toegankelijke maar grillige en soms zenuwslopende stijl. Zijn oeuvre omvat poëzie, reisverslagen en kunstkritiek.Tijdens zijn reizen door Azië maakte Michaux kennis met de oosterse cultuur en ontstond zijn interesse voor kalligrafie en zijn voorliefde voor Oost-Indische inkt. Om in beeld te brengen wat in taal onmogelijk te zeggen was, begon de dichter te schilderen.
In het literaire tijdschrift ‘Ad Interim’ uit 1949 verscheen het gedicht ‘ik ben gong’ (vertaling Koos Schuur) van Henri Michaux.
.
ik ben gong
.
Geplaatst in (bijna) vergeten dichters, Dichtbundels, Favoriete dichters, Franse dichters
Tags: 1899, 1949, 1955, 1960, 1965, 1966, 1972, 1984, Ad Interim, Azië, België, Belgische dichter, boek, boekenbijlage, dichter, drugsgebruik, esoterische romans, exploratieve psychische belevingen, Frans Staatsburger, Franstalig, gedicht, gedichten, getekende roadmovie, Grand Prix National des Lettrés, grillig, hallucinerende drugs, Henri Michaux, ik ben gong, Kalligrafie, Koos Schuur, kunstbeweging, kunstkritiek, Les Grandes Épreuves de l'esprit et les innombrables petites, literair tijdschrift, LSD, mescaline, Mirérable miracle, MoMa, Museum of Modern Art, New York, Nicholas de Vrëcy, Oost-Indische inkt, oosterse cultuur, poëzie, psychose, rede, reisverslagen, schilder, schilderen, schrijver, Surrealisme, toegankelijk, vertaler, Vertaling, VK, Volkskrant, zenuwslopend
In badpak
Geplaatst door woutervanheiningen
(Bijna) vergeten dichter
.
Halbo Christiaan Kool (of H.C. Kool zoals hij bekend stond) leefde van 1907 tot 1968 en was dichter, journalist, criticus en vertaler. Al voor zijn debuutbundel ‘De Tooverformule’ in 1930 had Kool een reputatie als Nederlands jongste dichter en is later als een literair wonderkind bestempeld. Hij heeft, ondanks de steun van H. Marsman, deze belofte echter nooit helemaal waar kunnen maken. Desalniettemin bleef Kool zijn gehele leven dichten en schrijven. Zo schreef hij 6 dichtbundels en verzorgde verschillende bloemlezingen. Zijn werk, vooral uit de jaren dertig, is sterk geëngageerd. Ook anderszins stond zijn leven in dienst van de letterkunde. Hij was een van de samenstellers van het in 1944 illegaal verschenen ‘Vrij Nederlandsch Liedboek’. Daarnaast was hij in 1944 medeoprichter en vervolgens bestuurslid van de tot de bevrijding clandestiene uitgeverij De Bezige Bij.
H.C. Kool publiceerde onder vele (16!) pseudoniemen. Voor, tijdens en na de oorlog. Zijn mooiste pseudoniemen vind ik wel Ad Interem of Ad Interim, (ook Ad Int.) , Oom Hik, van de Plant Jr. en -C.-.
In 1968 verscheen in het Poëtisch erfdeel het gedicht ‘Roesj in badpak’ van H.C. Kool wat ook een andere kant van zijn dichterschap laat zien. In dit gedicht klinkt het verlangen door van jonge mannen naar jonge vrouwen, met wat mij betreft, de prachtige zinnen ‘hoor het lied der blinde vinken / wreed gelooid aan hare zijde’.
.
Roesj in badpak
.
Al het water van de zee
was geen roze schelpen schoner
dan de nagels harer tenen
dan de nagels harer pinken
bij het naderen van de zomer;
.
hoor het lied der blinde vinken,
wreed gekooid aan hare zijde,
ruisen in de roze schelpen
van haar schoon volmaakte oren;
,
al het water van de zee
wast geen roze schelpen schoner
dan dit graag decolleté.
.
Geplaatst in (bijna) vergeten dichters, Dichtbundels, Favoriete dichters
Tags: (bijna) vergeten dichters, 1907, 1930, 1944, 1968, Ad Int, Ad Interem, Ad Interim, Badpak, bestuurslid, bloemlezer, bloemlezingen, C#, criticus, De Bezige Bij. pseudoniemen, De Tooverformule, dichtbundel, dichter, Geëngageerd, gedicht, gedichten, gedichtenbundel, H. Marsman, H.C. Kool, Halbo Christiaan Kool, journalist, letterkunde, literair wonderkind, Oom Hik, oprichter, Poëtisch Erfdeel, poëzie, poëziebundel, Roesj in badpak, uitgeverij, van de Plant Jr., vertaler, Vrij Nederlandsch Liedboek
Het gevecht met de muze
Geplaatst door woutervanheiningen
Bertus Aafjes
.
Vandaag wil ik aandacht besteden aan de dichter Bertus Aafjes. Aafjes (1914-1993) was schrijver en dichter die ook onder de naam Jan Oranje publiceerde. Hij debuteerde met ‘Het gevecht met de muze’ waarover hierna meer. Hij maakte deel uit van de redactie van de literaire tijdschriften ‘Criterium’ en ‘Ad Interim’, was één van de oprichters van het blad ‘Klondyke’ en verleende zijn medewerking aan talrijke tijdschriften. In 1953 verscheen zijn (voorlopig) laatste dichtbundel ‘De Karavaan’ nadat hij zich negatief had uitgelaten over de Vijftigers.
In opdracht van het Elseviers Weekblad zou Aafjes in de zomer van 1953 zes artikelen aan de Vijftigers wijden, drie tegen en drie vóór deze groep experimentele dichters. Elsevier stopte de reeks echter nadat de eerste drie kritische artikelen een storm van protest hadden losgemaakt. Aafjes koos dan ook voor een ongekend harde toon, en zijn zin: “Lees ik Lucebert’s poëzie, dan heb ik het gevoel dat de SS de poëzie is binnengemarcheerd”, werd berucht. Veel lezers van het rechtse Elseviers Weekblad steunden Aafjes in zijn kritiek op de Vijftigers, maar vrijwel al zijn collega’s en bekenden uit de literaire wereld vielen over hem heen. De Elsevier-artikelen leidden ertoe dat Aafjes alleen kwam te staan in de literatuur en luidden ook het einde van zijn eigen dichterschap in.
Later in zijn leven zou Aafjes toegeven dat hij zich enorm vergist had en dat zijn afkeer van de Vijftigers al kort na het verschijnen van de gewraakte artikelen was omgeslagen in bewondering. In een brief uit 1983 bood Aafjes zelfs zijn excuses aan Lucebert aan, een van de dichters die hij in 1953 hard had aangevallen. Lucebert reageerde dat hij nooit wrok had gekoesterd tegen Aafjes en dat het jammer was dat ze elkaar nooit ontmoet hadden. Dan had de “roestige nutteloze strijdbijl” meteen begraven kunnen worden.
In 1980 publiceerde hij nog wel de bundel ‘Deus sive natura’ met erotische poëzie maar deze bundel werd zeer kritisch onthaald. In totaal publiceerde Bertus Aafjes meer dan 100 werken en kreeg hij o.a. de Tollensprijs (voor zijn gehele oeuvre) in 1953, de ANWB prijs voor ‘De wereld is een wonder’ in 1960 en de Cestodaprijs in 1989.
Uit mijn boekenkast heb ik de bundel ‘Het gevecht met de muze’ gehaald. Deze bundel uit 1965 bevat de bundels ‘Het gevecht met de muze’ (1940) en het ‘Het zanduur van de dood’ (1941). Deze laatste bevat, de afdelingen ‘Het zanduur van de dood’, ‘Sonnetten uit 1938’ en ‘Verspreide gedichten’.
Op de achterflap staat onder andere over Aafjes geschreven: Hij is geboren met het herscheppend dichteroog, waarmee hij een morbide wereld kan veranderen in een lieflijk paradijs – een charmante leugen, waarin wij hem zo nu en dan gaarne willen geloven.
Uit ‘Het gevecht met de muze’ het gedicht (hoe kan het ook anders vandaag) ‘Zondagmorgen’.
.
Zondagmorgen
.
Grijs staat de gracht gedempt
En in het water weerspiegeld
Toeven de takken gestremd
En door de mist doodgewiegeld.
Hoor je de hoer die giechelt
Naakt naast haar wollen hemd,
Gierend en ongeregeld
Of zit zij vastgenageld
tussen toeklappende deuren?
Nu klinkt het weer gedempt.
.
Geplaatst in Dichtbundels, Dichter in verzet, Favoriete dichters
Tags: 1914, 1940, 1941, 1953, 1960, 1965, 1980, 1983, 1989, 1993, Ad Interim, ANWB prijs, Bertus Aafjes, Cestodaprijs, Criterium, De karavaan, debuutbundel, Deus sive natura, dichter, Elseviers Weekblad, Erotische poëzie, gedicht, gedichten, Het gevecht met de muze, Het zanduur van de dood, Klondyke, kritiek, literaire magazines, Lucebert, poëzie, Sonnetten uit 1938, Tollensprijs, Verspreide gedichten, vijftigers, Zondagmorgen