Site-archief
Sterfbed
Dubbel-gedicht
.
Nu er weer meer sterfgevallen zijn door Corona leek het me goed om hier op de een of andere manier middels poëzie bij stil te staan. Dat doe ik middels een dubbel-gedicht met als thema het sterfbed. Twee gedichten uit twee totaal verschillende tijdperken van twee totaal verschillende dichters.
De eerste dichter is Hélène Swarth (1859 – 1941). Zij was een van de Tachtiger en was tot op hoge leeftijd productief en in haar beste gedichten toont zij zich de evenknie van de andere vooraanstaande Tachtigers. Een criticus schreef over haar: “Door de zuiverheid van uitdrukking wist zij een volmaakte eenheid van vorm en inhoud te bereiken. Aan het liefdesverlangen paarden zich gevoelens van eenzaamheid en deze verdiepten haar zintuiglijke ontvankelijkheid zo, dat haar natuurpoëzie bij wijlen een kosmisch-religieuze beleving laat doorstralen.”
De tweede dichter is Eric Derluyn (1943). Deze Vlaamse dichter studeerde Germaanse filologie (studie van Germaanse talen) en debuteerde in 1969 met ‘De geliefde van Altena’ waarna verschillende dichtbundels volgden. Daarnaast verscheen veel van zijn werk in literaire tijdschriften tijdschriften en bloemlezingen.
Het gedicht ‘Bij moeders sterfbed’ van Hélène Swarth heb ik genomen uit de bundel ‘Morgenrood’ uit 1929, het gedicht ‘Sterfbed’ komt uit ‘600 gedichten over leven, liefde en dood’ uit 2015 maar verscheen oorspronkelijk in de bundel ‘Een reiziger, hij slaapt’ uit 2012.
.
Bij Moeder’s Sterfbed
.
.
Sterfbed
een anekdote
.
Nooit nog een mooie zondag; een zondag
met zoiets: op de kerselaar schitteren
bloesems; in hun schaduw gaat het gesprek
over niets; niets wordt aangereikt, niets uit-
.
gewisseld, niets dan hoog in de lucht een
kleine versleten wolk; uitgerafeld
passeert ze van één onzichtbare hand
in een andere onzichtbare hand.
.
Een zondag met niets. Over het dunne
laken schuift mijn moeder naar elkaar: haar
uitgerafelde handen; en van
.
levende naar dode hand, verschuift zij
dat niets, die kleine wolk van toen, dat nooit
meer. Ze zegt: en nooit nog zo’n zondag.
.
Grutto Grutto Fuut Fuut
Robin Hannelore
.
De Vlaamse dichter Robin Hannelore (1937, pseudoniem van August Obbels) is vooral bekend in de Belgische Kempen. Hij kreeg in 1968 en 1977 de poëzieprijs van de provincie Antwerpen. Naast zijn auteursactiviteiten was hij tot 1997 leraar Germaanse talen in zowel Herentals als Antwerpen. Binnen zijn zeer ruime thematiek neemt Hannelore het dikwijls op voor de zwakkeren, de onderdrukten en de onmondigen. Deze voorkeur, die in zijn werk meermaals naar boven komt, kwam tot een hoogtepunt in ‘Een brief aan de koning’ (1979). In zijn veelheid van stijlen waagde hij zich enkele malen in het magisch realisme, wat hem de vriendschap opleverde met Hubert Lampo. Samen met Frans Depeuter en Walter van den Broeck was Hannelore ook medestichter van het satirisch-kritische tijdschrift ‘Heibel’, dat hij in 2007 met Depeuter opnieuw tot leven riep. Hannelore schreef zo’n 20 poëziebundels en hij debuteerde in 1958 met de poëziebundel ‘Waan en pijn’.
In 1978 verscheen in de serie ‘Poëtisch erfdeel der Nederlanden’ in de Vlaamse pockets, een bloemlezing van zijn werk onder de titel ‘Het koekoeksspog’. Wat dat precies betekent is me niet helemaal duidelijk, het Vlaams woordenboek geeft niet direct uitsluitsel, maar het lijkt een afgeleide van gespogen dat ‘heel erg gelijkend op’ betekent. Hierin gedichten uit zijn bundels uit de jaren ’60 en ’70.
De bundel begint met een ‘gedicht’ of een uitspraak van Hannelore waaruit blijkt dat hij het opneemt voor de onderdrukten en de onmondigen.
.
En kom je tenslotte toch naar de Kempen,
denk dan niet te lichtvaardig dat je
het koekkoeksspeeksel, het kikkerspog
of het lenteschuim ontdekte.
Ik loop hier namelijk in het voorjaar steeds
op, voor de voeten van, of in het gezicht van
de parvenu’s, de spekulanten, de mongoloïde politici
en de goden te spuwen.
.
Verder in de bundel blijkt dat Hanelore wel degelijk ook gedichten schrijft die minder activistisch zijn en de schoonheid van de Kempen en de natuur als onderwerp hebben zoals in het gedicht ‘Grutto Grutto Fuut Fuut’ dat nooit gebundeld werd.
.
Grutto Grutto Fuut Fuut
.
Ik lig hier als een driedubbele gek
Te lachen in het gras de witbol
Beroesd van tijm en koeiedrek
De schaduw van de eik zit vol
.
harig wilgeroosje en oud geluk
En gesjirp van een krekel een mus
De Kempen bulkt van de volle pluk
Halfapen toeren er rond in een bus
.
Onder dit groen orgiastisch gewelf
Op dit eeuwig wilde herdersfeest
Ben ik te gast bij de zwarte elf
.
Ik adem ril geniet als een beest
Verlaat hier tenslotte voorgoed mezelf
Nimmer is iemand zo vrij geweest.
.








