Site-archief
Drie choreografieën
Geplaatst door woutervanheiningen
Willy Roggeman
.
In een uitgiftepunt van boeken, die mensen over hebben en niet bij het oud papier willen gooien (zo’n kastje aan de muur met de zeer misleidende titel Minibieb, maar dit terzijde), vond ik een vuistdikke verzamelbundel van de Vlaamse dichter Willy Roggeman met de titel ‘De gedichten’ 1953 – 2002. Eerst was ik nog even in verwarring, omdat ik dacht dat het hier een andere Vlaamse dichter betrof die ik wel ken, maar meteen wist ik, nee dit is een naam van een mij onbekende dichter.
Willy Roggeman (1934) is een bijzondere man en dichter. Hij was actief als leraar aan het secundair rijksonderwijs en aan het hoger niet-universitair rijksonderwijs, aan het Hoger Rijskinstituut voor Technisch Onderwijs en aan het Hoger Rijksinstituut voor Handel en Administratie met Normaalleergangen, allemaal in Vlaanderen. Daarnaast was hij schrijver, dichter en jazzmuzikant.
Roggeman werkte van 1953 tot 1976 aan een reeks boeken, die hij vanaf 1969 als een samenhangend, gesloten oeuvre opvatte, zijn ‘Opus finitum’. Van de 30 boeken waaruit deze reeks bestaat, zijn er 19 gepubliceerd. Van 1977 tot 2002 schreef hij zijn tweede opus onder de naam ‘Usque ad Finem’. De toon was reflectief en de schrijfdwang waaronder de werken in ‘Opus finitum’ geschreven werden, viel weg. Veel van dit werk werd nooit gepubliceerd. Van 2003 tot 2009 schreef hij zijn derde opus onder de naam ‘Post Opera Supplementa’. Hiermee sloot de auteur zijn literaire carrière af, al schreef hij in 2009-2010 nog 10 delen ‘Annex Documenta’ en 10 delen ‘Protocollen’.
Roggeman was redacteur van de tijdschriften ‘Tijd en Mens’ (1954-55), ‘Gard Sivik’ (1959-63) en ‘Komma’ (1964-68). Hij was ook criticus voor het dagblad ‘Vooruit’ (1955-1965). Zijn werk werd vele malen bekroond en Roggeman kreeg verschillende literaire prijzen voor zijn gedichten, essays en proza.
Wat mij meteen opviel toen ik in de bundel ‘De gedichten 1953-2002’ ging lezen, was dat zijn poëzie niet de toegankelijkste poëzie is die ik ken. In deze bundel zijn de drie genoemde opussen opgenomen die hij schreef tussen 1953 en het verschijnen van de bundel in 2004. Op de binnenflap van de bundel staat te lezen: In 1954 maakte Willy Roggeman zijn tijdschriftdebuut met een gedichtencyclus waarin Louis Paul Boon de opvolger van Paul van Ostaijen ontwaarde. Als centraal thema behandelen zijn werken allen het probleem van de artisticiteit. Roggeman ziet in de autonome kunst de enige mogelijkheid om aan de vulgaire, vormloze realiteit te ontsnappen. Het ‘Opus finitum’ bijvoorbeeld is moeilijk toegankelijk, omdat Roggeman geen concessies wil doen aan de lezer en zich vaak uitdrukt in een duister kunst-theoretische jargon. Dezelfde ervaring had ik bij het grootste deel van zijn werk in deze bundel.
In een recensie van de NBD staat over dit werk geschreven: “Die onwrikbare standvastigheid ( in zijn poëzie) hangt samen met het radicale modernisme dat de dichter voorstaat. Voor hem is literatuur een soort van laboratorium, waar alle onvermoede lagen van de taal worden aangeboord. Zijn verzen zijn dan ook pareltjes van zinsbouw, complexe beelden en samenstellingen, een veelheid aan betekenissen en betekenisraadsels, dat strak wordt samengebonden door een hechte formele structuur.” En: “Al die inspiratiebronnen worden in zijn werk, haast alchemistisch, versmolten tot een eigen taalcreatie. Het resultaat is een monumentale, maar tegelijk haast ondoorgrondelijke poëzie, waarbij ook de bedreven lezer algauw aan het duizelen gaat.”
En toch valt er veel te genieten als je de drang om meteen te begrijpen los laat en de taal die Roggeman gebruikt als op zich staande vorm van kunst tot je neemt. Verder zijn vele verwijzingen naar de meetkunde, wiskunde, de kunst en kunstwerken, muziek (klassiek en jazz) en het veelvuldig gebruik van Latijn en de Griekse mythologie (zijn inspiratiebronnen) in zijn werk opvallend. Zoals geschreven geen makkelijke poëzie maar ik heb uit het hoofdstuk ‘The Minimalist Encyclopedia’ het gedicht ‘Drie choreografieën’ gekozen dat volgens mij laat zien hoe Roggeman de taal benadert en toch goed leesbaar is.
.
Drie choreografieën
.
Dubbelgangers op het schaakbord
verschillen slechts in de kleur
van de angst. Zij groeten elkaar
in de wurggreep van het zwijgen.
.
Glaskralen rondom de enkels
maken de dans nog niet. Voeten
van aarde, vingers van lucht bepalen
van beweging eenheid en breuk
.
Koordvlechten ontslaat de heilige
niet van de spreidstand op het midden.
De beelden nemen hun beloop, adem
staat stil in de val van de teerling.
.
Geplaatst in Dichtbundels, Favoriete dichters, Vlaamse dichters
Tags: 10 delen, 19 gepubliceerd, 1934, 1953, 1954-1955, 1955-1965, 1959-1963, 1964-1968, 1969, 1976, 1977, 2002, 2003, 2009, 2009-2010, 30 boeken, Annex Documenta, artisticiteit, autonome kunst, België, beroond, De gedichten 1953 - 2002, derde opus, dichtbundel, dichter, Drie choreografieën, duister kunst-theoretisch jargon, essays, Gard Sivik, gedicht, gedichten, ger Rijksinstituut voor Handel en Administratie met Normaalleergangen, gesloten oeuvre, Griekse mythologie, hoger niet-universitair onderwijs, Hoger Rijskinstituut voor Technisch Onderwijs, hoofdstuk, inspiratiebronnen, jazz, jazzmusicus, klassieke muziek, Komma, kunst, kunstwerken, Latijn, leraar, literaire priojzen, Louis Paul Boon, m gedichtenbundel, meetkunde, onstanappen, ontoegankelijk, Opus finitum, Paul van Ostaijen, poëzie, poëziebundel, Post Opera Supplementa, Protocollen, proza, redacteur, reflectief, schrijver, secundair rijksonderwijs, taal, The Minimalist Encyclopedia, Tijd en Mens, tweede opus, Usque ad Finem, verzamelbundel, Vlaams dichter, Vlaanderen, Vooruit, vormloze realiteit, vulgaire, wegvallen van schrijfdwang, Willy Roggeman, wiskunde
Haar mond
Geplaatst door woutervanheiningen
Hugo Claus
.
Op de onovertroffen website https://www.dbnl.org lees ik over de poëzie van Hugo Claus dat deze ‘in de tijdsleutel van de agressie staat, het is een poëzie van drift en actie’. Voor wie het werk van Hugo Claus kent zal dit niet als onbekend voorkomen. In ‘De Oostakkerse gedichten’ uit 1995, van Hugo Claus, die voor het eerst onder de titel ‘Nota’s voor een Oostakkerse cantate’ in het tijdschrift Tijd en Mens werden gepubliceerd staat het gedicht ‘Haar mond’ . In dit gedicht komt de drift en de actie duidelijk terug.
.
Haar mond
.
Haar mond: de tijger, de sprong, de tol
Om en om naar zeven maanden Zomer.
Haar lijf:”de liane die te laaien lag,
Korenschelp.
.
Vlak is mijn wit,
En wit als een stenen vis.
Onthuisd is mijn vel.
Ontvolkt ben ik.
.
Zij is een ander geworden. Mijn oog ontwend,
Die hoog als de zee en stollend in mijn nekvel woonde.
.
Geplaatst in Dichtbundels, dichter van de maand, Favoriete dichters, Vlaamse dichters
Tags: 1995, actie, België, dbnl.org, De Oostakkerse gedichten, dichtbundel, dichter, drift, favoriete dichter, gedicht, gedichten, gedichtenbundel, Haar mond, Hugo Claus, Nota's voor een Oostakkerse cantate, poëzie, poëzie van drift en actie, poëziebundel, Tijd en Mens, tijdschrift, tijdsleutel van de agressie, Vlaams dichter, Vlaanderen
Waar is de eerste morgen?
Geplaatst door woutervanheiningen
Levende experimentele poëzie in Vlaanderen
.
Van een vriendin kreeg ik onder andere de bundel ‘Waar is de eerste morgen?’ een bundel uit de Ad Multosreeks van uitgeverij A. Manteau uit 1960. Een bundel over de “levende experimentele poëzie in Vlaanderen” samengesteld en ingeleid door Jan Walravens. Het leuke aan dit soort oude bundels is dat er dichters in worden opgevoerd die aan het begin staan van hun carrière of al wel bekend zijn maar inmiddels (bijna 60 jaar later) in veel gevallen al zijn overleden of waarvan nooit meer iets is vernomen. In de inleiding veel aandacht aan de groep en het literaire tijdschrift ‘Tijd en Mens’ een Vlaams vrijzinnig literair tijdschrift, opgericht in 1949 door Jan Walravens en Remy van de Kerckhove. Het verscheen voor de laatste maal in 1955. Het bestond maar vijf jaar, maar had toch veel invloed op de vernieuwing in de naoorlogse Vlaamse literatuur.
Vooral van Hugo Claus verschenen nogal wat gedichten in dit tijdschrift, hij was dan ook nauw betrokken bij ‘Tijd en Mens’, net als onder andere Louis Paul Boon, Tone Brulin, Albert Bontridder, Jef van Tuerenhout, Maurice D’Haese en Ben Cami. Behalve de eerste twee allemaal dichters die ik niet ken of kende.
In de inleiding wordt ook de verbinding gelegd met de Nederlandse moderne of experimentele poëzie, maar ook worden de verschillend benoemd. Zo was de deze beweging boven de Moerdijk volgens de inleider “jeugdiger, onstuimiger maar ook esthetischer, terwijl in Vlaanderen men meer streefde naar “bezinning en ethische bekommernis”.
In deze fijne bundel worden een groot aantal dichters die in de Tijd en Mens periode actief waren opgevoerd maar ook een aantal opvolgers die meer neigde richting de Franse surrealisten. Een groot aantal bekende namen komen voorbij zoals de genoemde Louis Paul Boon en Hugo Claus maar ook dichters die minder bekend zijn als Jaak Brouwers, Claude Korban en Ben Cami.
Ben Cami (1920 – 2004) was een Vlaams dichter, leerkracht en goede vriend van Louis Paul Boon. Hij gebruikte in het begin van zijn carrière het pseudoniem Johan Benth. Na zijn studie Germaanse talen is Cami tot 1975 leraar aan verschillende rijksscholen. Hij was één van de oprichters van het experimentele Vlaamse tijdschrift Tijd en Mens en zat in de redactie van dit tijdschrift. In 1950 debuteerde Cami met de poëziebundel ‘In de tijd verloren’, waarna hij diverse werken uitbracht met daarin een boodschap van protest. Cami schreef overwegend poëzie, maar ook aforismen en korte verhalen.
Uit de bundel ‘Waar is de eerste morgen?’ het gedicht ‘Thuiskomst’ van Ben Cami.
.
Thuiskomst
.
In puur blauw ijs van winters licht
Vinden wegen rivieren steden
Hun plaats opnieuw in het bekend bestel.
.
Een oud man vraagt:
Wie won de oorlog, vrienden?
Het klinkt misplaatst en wreed.
.
Langs de wegen staren uit magere knapengezichten
Dezelfde ogen ons aan,
Hunkerend.
.
Geplaatst in (bijna) vergeten dichters, Dichtbundels, Dichter in verzet, Favoriete dichters, Vlaamse dichters
Tags: 1920, 1950, 1955, 1960, 2004, A. Manteau, Ad Multosreeks, aforismen, Albert Bontridder, België, Ben Cami, bezinning, Bloemlezing, Claude Korban, debuut, dichtbundel, dichter, dichters, esthetisch, ethische bekommernis, experimentele poëzie, Franse surrealisten, gedicht, gedichten, gedichtenbundel, Germaanse talen, Hugo Claus, In de tijd verloren, inleiding, Jaak Brouwers, Jan Walravens, Jef van Tuerenhout, jeugdig, Johan Bendt, korte verhalen, leerkracht, Levende experimentele poëzie in Vlaanderen, literarir tijdschrift, Louis Paul Boon, Maurice D'Haese, onstuimog, poëzie, poëziebundel, protest, pseudoniem, redactie, rijksscholen, samenstelling, Thuiskomst, Tijd en Mens, Tone Brulin, uitgeverij, Vlaams dichter, Vlaams vrijzinnig literair tijdschrift, Vlaanderen, Waar is de eerste morgen?
Ben Cami
Geplaatst door woutervanheiningen
(Bijna) vergeten dichters
.
In de categorie vandaag de (bijna) vergeten dichter Ben Cami (1920 – 2004). Ben Cami werd in Engeland geboren maar verhuisde al heel snel met zijn ouders naar België. Na zijn opleiding tot regent Germaanse talen in Gent, was hij tot aan zijn pensioen in 1975 werkzaam als leraar in o.a. Lennik en Geraardsbergen. Via Louis Paul Boon, die bij hem in de klas zat, kwam hij in contact met Jan Walravens (belangrijk in Vlaanderen als literair theoreticus en belangrijk voor het doordringen van het existentialisme in Vlaanderen). In 1938 (Ben moest nog 18 worden) wordt het gedicht ‘Het menschdom marscheert’ onder pseudoniem (Johan Benth) gepubliceerd in de literaire rubriek van het Socialistische dagblad Vooruit.
Na zijn studie Germaanse talen is Cami tot 1975 leraar aan verschillende rijksscholen. Hij was vervolgens een van de oprichters van het experimentele Vlaamse tijdschrift Tijd en Mens. Hij zat in de redactie met onder andere Louis Paul Boon, Jan Walravens en Hugo Claus. In 1950 debuteerde Cami met de poëziebundel ‘In de tijd verloren’, waarna hij diverse werken uitbracht met daarin een boodschap van protest. Cami schreef overwegend poëzie, maar ook aforismen en korte verhalen.
.
Dertig seconden voor je hart stilviel Dertig seconden voor je hart stilvielSprak je, dacht je, en waar sterf je nu,
Waar zwerft
Het onomschrijfbare dat je nu bent? Welke agonie leeft nu stom
In je dode tong en lip?
Je wil ons horen,
Je wil ons zien. Ik neem je bijna koude hand.
Als je me voelt, ben ik ijs
Tegen het ijs van je eenzaamheid. .
Uit: Ten Westen van Eeden uit 1998
.
Met dank aan Wikipedia en Schrijversgewijs.be
Geplaatst in (bijna) vergeten dichters, Dichter in verzet
Tags: 1920, 1950, 1975, 2004, aforismen, Ben Cami, dichtbundel, experimenteel tijdschrift, gedicht, gedichten, Gent, Germaanse talen, Het menschdom marscheert, Hugo Claaus, In de tijd verloren, Jan Walravens, Johan Benth, korte verhalen, Louis Paul Boon, poëzie, protest, schrijversgewijs.be, Socialistisch dagblad, Tijd en Mens, vijftiger, Vlaanderen, Vooruit