Site-archief
Vanzelfsprekend
Kees Stip
.
Jarenlang heb ik opgekeken tegen dichters die zich hadden gespecialiseerd in het sonnet, de veertien-regelige versvorm die al zo lang bestaat. Tot ik er me zelf er een keer aan waagde wat resulteerde in dit kerstgedicht uit 2016. Volgens sommige bronnen is deze versvorm al 800 jaar oud en ontstond ze in de 13e eeuw in Italië. De naam sonnet komt van het Italiaanse woord ‘sonetto’ wat liedje betekent. De ‘uitvinder’ of bedenker van het sonnet is naar alle waarschijnlijkheid de dichter Giacomo da Lentini (ca. 1210- ca. 1260). En de beroemdste sonnettenschrijver is waarschijnlijk William Shakespeare die zijn eigen stijl ontwikkelde.
In 2021 verscheen bij uitgeverij Gianni de bundel ‘Vanzelfsprekend’. In deze bundel staan vijftig sonnetten van Nederlandse en buitenlande dichters, onder wie Borges, Lucebert, Nabokov, Rilke en Vestdijk, waarin de betrokkenheid bij het sonnet zelf centraal staat, met achterin geïllustreerde dichtersprofielen. Zo ook van Kees Stip (1913-2001). Van hem is het gedicht ‘De axolotl’ opgenomen. Het gedicht komt uit ‘Stip’ puntgaaf uit 2022.
.
De axolotl
.
Dat een sonnet waarin mijn axolotl
het rijmwoord aanreikt vroeg of laat een feit
zou worden volgt uit mijn genegenheid,
zo vast als uit de roos van een rozebotl.
.
Driemaal op -otl rijmen lijkt bespotl-
ijk. Dat ik afbreek en de e vermijd,
wie doet me wat. Maar moeilijk blijft altijd
het vinden van een sluitwoord op de slot-l.
.
Dat waren de kwatrijnen. De terzinen
zijn strofen die een ander rijm verdienen,
op eik of beuk of berk of op plataan.
.
Mijn axolotl kijkt mij dankbaar aan
en denkt: ‘Nu maak ik zelf ‘(het is besmetl-
ijk) ‘ook iets op Popocatepetl.’
.
De geit
Dubbelgedicht
,
Over dieren zijn vele gedichten geschreven. In de bundel ‘Het Grote Dieren Gedichten Boek’ samengesteld door Guus Luijters uit 2007 staan er vele honderden. Daar nam ik een gedicht van Kees Stip (1913-2001) uit met de titel ‘Op een geit’. In de bundel ‘Voor jou mijn lief’ uit 2000 van de Franse dichter Jacques Prévert (1900-1977) in een vertaling van Wim Hofman staat dan weer het gedicht ‘Wolken’ waar de geit eveneens een hoofdrol speelt.
Twee heel verschillende gedichten, de een luchtig, de andere zwaarder maar met een overeenkomst. In beide gevallen worden aan de geiten menselijke eigenschappen toegedicht.
.
Op een geit
.
Een geit heeft laatst in Duivendrecht
een porseleinen ei gelegd,
zo sierlijk, dat het zelfs te Sèvres
beschouwd wordt als een oeuf de chèvre.
‘Ik heb al leggend’, zegt zij zacht,
‘heel diep aan iets heel moois gedacht.’
.
Wolken
.
Ik ging mijn wollen truitje halen en het geitje
kwam achter mij aan
het grijze geitje
het is niet zo wantrouwig als de grote geit
het is nog maar klein
.
Zij was ook nog maar klein
maar er was iets in haar wat sprak
wat zo oud was als de wereld
Verschrikkelijke dingen wist ze al
bijvoorbeeld
dat je wantrouwig moet zijn
En ze keek naar het geitje en het geitje keek terug
ze had zin om te grienen
het geitje is net als ik
zei ze
een pietjes vrolijk, een pietsje triest
Daarna glimlachte ze
en begon het te regenen
.
Eerst de hond
Dubbel-gedicht
.
Als er een thema is waarover veel gedichten zijn gemaakt (naast de dood en de liefde) dan is het wel het dier. En van alle dieren zijn er denk ik het meeste gedichten over katten, gevolgd door gedichten over honden. Voor het dubbelgedicht koos ik voor de laatste vooral omdat de twee gedichten die ik koos zo totaal verschillend zijn.
Het eerste gedicht is van Kees Stip (1913 – 2001). Onder het pseudoniem Trijntje Fop publiceerde hij vele nonsensversjes. In de bundel ‘De peperbek en andere beesten’ dat werd gepubliceerd onder zijn officiële naam C. Stip uit 1967 staan allerlei gedichten over dieren waaronder het gedicht ‘op een tekkel’.
Het tweede gedicht is van de Poolse dichter, toneelschrijver en essayist Zbigniew Herbert (1924 – 1998). Het gedicht ‘Eerst de hond’ komt uit de bundel ‘Verzamelde gedichten’ uit 1999 en werd vertaald door Gerard Rasch. In Polen wordt Herbert beschouwd als een klassiek dichter, hoewel hij maar weinig steunt op metrum en rijm. Hij is klassiek in zijn waarnemingen, zowel van de broosheid van mensen als van de trouw der dingen. Zijn poëzie wordt gekenmerkt door beheersing, beknoptheid, eerlijkheid en soberheid, soms ook door een speels-filosofische toon.
.
op een tekkel
.
Een tekkel volgde trouw te Dordt
een man met een reclamebord
waarop stond: PIETERS’PILLEN ZIJN
GEWELDIG TEGEN ZENUWPIJN.
het beest sprak enigszins verlegen:
‘Daar ben ik ook geweldig tegen.’
.
Eerst de hond
.
De hond zal dus als eerste gaan
daarna het varken of de ezel
in wart gras treden ze een paadje uit
en daarover schiet de eerste mens
die met ijzeren hand de druppel angst
verstikt die op zijn glazen voorhoofd zweet
.
als eerste dus de hond een brave hond
die nooit van ons is weggelopen
van een bot aardse lantaarns droomt
in zijn wervelende hok in slaap valt
zijn arme bloed raakt aan de kook verdampt
.
daarna gaan wij met een andere hond
die ons aan de lijn zal voeren
met onze witte astronautenstok
stoten wij onhandig sterren aan
niets zien we en niets horen we
we beuken op de donkere ether
en op alle golven klinkt gejank
.
al wat je mee op reis kunt nemen
door het koudvuur van de zwarte wereld –
de naam van mens de geur van appel
een noot van klank een kwart van kleur
.
heb je nodig voor de terugreis
voor het vinden van de snelste weg
wanneer de blinde hond je leidt
naar de aarde blaft als naar de maan
.
Hier ligt
De kortste Nederlandstalige gedichten
.
Op 30 december 2015 schreef ik een bericht over ‘het kortste gedicht ‘ter wereld’. Na enig speurwerk bleek het gedicht ‘U, nu!’ van Joost van den Vondel, verreweg het kortste gedicht te zijn dat er te vinden was. Op 25 februari 2017 schreef ik over de bundel ‘Het kleinste gedicht’ de favoriete ultrakorte gedichten van Nederland en Vlaanderen, en vandaag alweer over korte gedichten maar nu aan de hand van de bundel ‘Hier ligt Poot, hij is dood’, de kortste Nederlandstalige gedichten.
In de inleiding schrijft Robert-Henk Zuidinga dat een aantal thema’s zich bij uitstek lenen voor ‘een bondige behandeling’. Dat zijn Schimpscheuten en kritiek (vooral op kunstbroeders), Advies en goede raad is er ook een, maar verreweg het meest tot de verbeelding sprekende thema is toch wel Grafschriften. Onze literatuur kent honderden, misschien wel duizenden epitafen, waarvan het grootste deel overigens als grap, sneer of vingeroefening gemaakt is en nooit een grafzerk heeft gehaald, volgens de inleider.
Ik heb een aantal aardige en grappige geselecteerd uit het hoofdstuk ‘Dood en leven’.
.
Madame de Charnières
.
Hier rust Juffrouw Belle
van Tuyle van Zuylen
van Serooskerken
met de rest van haar naam
op de volgende zerken.
Jan van der Hoeven
.
Bedroefd maar dankbaar
.
Bedroefd maar dankbaar staan wij bij dit graf:
bedroefd om het verdriet dat hij ons gaf,
en dankbaar voor die mooie dikke grafsteen.
Die gaat er met geen olifant meer af.
.
Kees Stip
.
Grafschrift
.
Hier ligt Gijs van Amerongen,
In de grond geen kwade jongen.
.
C. Buddingh’
.
Waar zal ik wezen als ik zestig ben:
In diepzee rottend of in zand begraven,
Of zal ik starend stilstaan aan een haven,
De hand gestrekt, zooals ik velen ken…
.
J. Slauerhoff
.
Grafschrift
.
Hier onder legt Luca, die onder and’re zaken
Kon wonderlyk een vers, en leege flessen maken.
.
Francois van Bergen
.
Casanova’s grafschrift
.
hij rust in vrede,
grond in zijn mond,
in deze schede
die hem verslond.
.
Harry Mulisch
.
Gospelsong
.
Elke seconde verandert de wereld
men leeft maar en sterft maar
alsof het niets is en misschien is
het ook wel niets dan wat beweging
waardoor de wereld niet verandert.
.
Riekus Waskowsky
.
Kees Stip
Op een…
.
Kees Stip (1913 – 2001) was een Nederlands puntdichter en beroemd vanwege zijn dierengedichten. Vanaf 1951 schreef hij onder het pseudoniem Trijntje Fop honderden dierenversjes voor de Volkskrant.
Deze dierenversjes zijn bijzonder vormvast. Er wordt nooit met het metrum gesmokkeld: de versregels hebben zonder uitzondering vier heffingen. Het rijmschema is zonder uitzondering AABBCC (het zogenaamde gepaard rijm). Net als in een limerick wordt meestal ergens in het vers, vaak in de eerste regel, een plaatsnaam genoemd. De meeste van zijn dierenversjes bestaan uit zes regels; af en toe zijn het er acht en bij uitzondering een nog hoger even aantal. Er bestaat er ook een van twee regels. Af en toe bevatten de laatste regels een ouderwets geformuleerde pseudo-wijze les voor kinderen.
.
Op een kip
.
Een kip sprak peinzend tot een ei:
‘Wie was er eerder: ik of jij?
De wijsbegeerte mag misschien
op deze vraag geen antwoord zien,
maar ik heb, wat men ook mag zeggen,
nog nooit een ei een kip zien leggen.’
.
Op een koe
.
Een koe te Moskou sprak: ‘een koebel
kost amper anderhalve roebel.
en weet je wat ik heb ontdekt?
Een aardig klokkenspeleffect
bereikt men door met drie bellen
geweldig te gaan wiebelen.’
.
Met dank aan Wikipedia.
Piet
Jules Deelder
.
‘Het grote dieren gedichten boek’ biedt een schat aan gedichten waarin dieren een rol spelen. Dit vuistdikke boek 446 pagina’s) werd in 2007 door Guus Luijters samengesteld en uitgegeven door Nieuw Amsterdam uitgevers. Dit boek bevat gedichten van Nederlandse dichters maar ook vertaalde gedichten van beroemde buitenlandse dichters. Zo zijn dichters als K. Schippers en J. Slauerhoff vertegenwoordigd maar ook Federico Gracia Lorca, Joseph Brodsky en Li Qi. Uiteraard is Kees Stip aanwezig met maar liefst 18 gedichten.
Vandaag (ik zal hier de komende tijd vaker gedichten uit kiezen) heb ik gekozen voor een typisch gedicht van Jules Deelder. Het gedicht werd oorspronkelijk gepubliceerd in de bundel ‘Vrijwel alle gedichten’ uit 2004 en is getiteld ‘Piet’.
.
Piet
.
De ouders van een vriend
van mij hebben een kanarie
gekocht, na eerst een hond
te hebben overwogen.
.
Ze zijn nu dagelijks
in de weer het stomme dier
met stukjes appel
te dresseren.
.
De objectiviteit gebiedt
ons te vermelden, dat Piet
prachtig zingen kan.
.
Gedicht in een garderobe
Theater Lampegiet
.
In de garderobe van theater Lampegiet in Veenendaal is een gedicht van Kees Torn geplaatst dat heel toepasselijk is voor de plek waar het hangt.
Het gedicht ‘Probleem’ van Kees Torn maakt deel uit van de ‘Gedichten in het centrum’ van Veenendaal.Er hangen op dit moment al veel gedichten in het centrum. Daarvan zijn er twaalf door de commissie Gedichten op Muren geplaatst. Daarnaast hangen in het centrum vijf gedichten van scholieren die de afgelopen jaren gewonnen hebben bij de gedichtenwedstrijden die de commissie organiseert. Het is de bedoeling dat er binnen afzienbare tijd een zogenaamde gedichtenroute door het centrum komt. Naast het gedicht van Torn zijn gedichten te lezen van o.a. Kees Stip, Jules Deelder, Jan Hanlo en K. Schippers.
Meer info op: http://www.gedichtenopmuren.nl/index.php/in-het-centrum/
.
Poëzie marketing
Gedicht op een servetring
.
Rond 2000/2001 gaf Calvé servetringen weg die zaten om de hals van sausflesjes. Op die ringen (die je dus als servetring kon gebruiken) stonden gedichtjes van bekende Nederlandse dichters. Hieronder staat een voorbeeld van een servetring met een dierengedicht van Kees Stip.
.
Info en foto Mats Beek.
En het gedicht.
Een egel die, gestart te Smilde
naar Hindelopen lopen wilde
zeeg halverwege in elkaar
met een aanmerkelijke blaar.
Ach had ik, hoorde ik hem snikken,
maar iets om die mee door te prikken.











![vrijwel-alle-gedichten---j.a.-deelder[0]](https://woutervanheiningen.com/wp-content/uploads/2015/12/vrijwel-alle-gedichten-j-a-deelder0.jpg?w=604)





