Site-archief
De slechtste poëziebundel ooit geschreven
Melissa B. Duarte
.
Op de website theboredpanda.com kwam ik een artikel tegen van Melissa Duarte (mediocre poet), lid van deze gemeenschap. Zij schreef een poëziebundel met de titel ‘The Worst Book Of Poetry Ever Written’ of in goed Nederlands ‘de slechtste poëziebundel ooit geschreven’. Nu is goede of slechte poëzie natuurlijk moeilijk te duiden. het is allereerst een kwestie van smaak, regels, ideeën, uitvoering, maar vooral mode en actualiteit. Wat als een goed gedicht wordt beschouwd zal begin deze eeuw als afschuwelijk zijn gevonden , zou men er kennis van hebben kunnen nemen. De poëzie van de Vijftigers werd door de generatie die met de poëzie van de Tachtigers groot is geworden als slechte, of ‘geen poëzie’ beschouwd.
Poëzie verandert net als de taal. Waar ooit poëzie louter in vaste vormen en met vaste regels werd geschreven, daar werd later het vrije vers aan toegevoegd. Tegenwoordig zijn prozagedichten (die soms niet van poëtische korte verhalen te onderscheiden zijn) heel normaal, terwijl er ook een tijd is geweest dat poëzie kort en zonder opsmuk geschreven werd. Wat ik maar wil zeggen, de slechtste poëziebundel ooit geschreven is ook maar een mening.
De dichter schrijft over deze bundel: “Het is een bundel van 73 gedichten over de meest alledaagse dingen die je je kunt voorstellen: gloeilampen, planten, vloeren, kruimels en zelfs vaatwassers. Ja, ik heb echt een heel gedicht over kruimels geschreven. Als je op zoek bent naar een uniek cadeau voor die ene persoon voor wie je onmogelijk iets kunt kopen, kan dit boek je misschien redden. Het is grappig, luchtig en neemt zichzelf (helemaal) niet serieus. Sterker nog, ik weet vrijwel zeker dat de meeste mensen het uiteindelijk als onderzetter zullen gebruiken, maar hé, ze zullen er in ieder geval eerst om moeten lachen.”
Natuurlijk heb ik een voorbeeld van zo’n afschuwelijk gedicht getiteld ‘Public Washrooms’.
,
Public Washrooms
.
Oh, heck no.
Did you just leave without washing your hands?
.
Oh, heck no.
What is that atrocity on the seat?
.
Oh, heck no.
Where’s the paper? What am I supposed to do
without paper?
.
Oh, heck no.
Is there a leak in the ceiling? How was that
puddle formed?
.
Oh, heck no.
I’ll just hold it or pee my pants.
.
Smaak
Anna Enquist
.
Gisteren zat ik naar de onvolprezen podcast van Daniel Dee en Mark Boninsegna te luisteren. In de laatste aflevering bespraken zij dichters Huub Oosterhuis en de nieuwe Dichter des Vaderlands (aan te treden in september) Babs Gons. Hoe je ook over deze podcast denkt, ik weet dat er mensen zijn die er niets van moeten hebben, de heren geven hun eerlijke mening en laten zich niet beïnvloeden door de algemene smaak of heersende meningen. Dat komt, volgens Dee, doordat zij vooral geïnteresseerd zijn in poëzie die schuurt. Een mooi uitgangspunt vind ik, de algemene meningen over poëzie horen we toch wel en een ‘andere’ mening kan zo heerlijk verfrissend zijn. En ondanks dat ze soms met gestrekt been erin gaan worden hun meningen wel onderbouwd en sparen ze ook zichzelf niet.
Met deze uitzending nog in gedachten las ik de bundel ‘De tweede helft’ van Anna Enquist (1945) uit 2000. Een van haar gedichten is getiteld ‘Smaak’ en in dat gedicht neemt Enquist haar eigen smaak op de korrel, op een manier die elke dichter herkenbaar zal overkomen, mij in ieder geval wel en daar hou ik van.
.
Smaak
.
Het gedicht van de goede smaak
kiest woorden met dubbele bodem,
bescheiden binnenrijmen, beeldspraak
aan banden. Breng het groot
op een regiem van stijlfiguur
en stijgkracht, dan groeit het
met beleid, in slank bestek.
.
Het gedicht van mij vreet zich vol
met rotzooi. Niet doen, zeg ik,
niet die bittere prak, dat droevig
rantsoen verzwelgen. Maar het vers
barst uit de krappe ceintuur
van de regels en smijt zich
tegen de bladzij, onder mijn blik.
.
Trojaanse gedachten
Guislain
.
Enige jaren geleden was ik voor het eerst in Gent in Museum Dr. Guislain. Dit museum is gewijd aan de psychiatrie in België en is gehuisvest op het terrein van de oudste psychiatrische inrichting in België die nog steeds als zodanig in gebruik is. Het museum is een cultureel ijkpunt met betrekking tot de geschiedenis van en actuele discussies over psychiatrie en geestelijke gezondheid, zorg, en kunst en waanzin.
Wat me vooral heel erg goed is bijgebleven van mijn bezoek is de tentoonstelling van de geschiedenis van de psychiatrie in het museum. De zeer indringende foto’s van patiënten van 100 jaar geleden, de zalen met bedden en de machines voor schriktherapie (elektroshocktherapie). Ik moest hieraan terugdenken toen ik in de bundel ‘Trojaanse gedachten’ van de in Warschau geboren dichter Alicja Gescinska (1981) het gedicht ‘Guislain’ las dat overduidelijk over deze instelling en zijn historie is geschreven.
Ik kreeg de bundel cadeau bij de laatste editie van het poëzietijdschrift Awater (ik heb een abonnement waarbij je steeds de clubkeuze cadeau krijgt). Grappig genoeg had ik pas daarvoor de recensie op Meander van Wim Platvoet gelezen die niet onverdeeld positief was. Zet dat af tegen het ‘clubkeuze’ maken en eens te meer blijkt dat over smaak wel degelijk te twisten is.
Omdat ik het gedicht ‘Guislain’ herkenbaar vond, het me deed terugdenken aan mijn bezoek aan het museum, wil ik het hier met jullie delen en ik kan een bezoek aan het museum zeer aanbevelen.
.
Guislain
.
Op het bed ligt een vrouw die aan vroeger denken doet.
De slaap woekert tegen de opgang van gedachten, eindelijk.
De kraan wordt even stil gedraaid, ook ik durf weer te ademen.
Nog hier en daar een woord dat valt, alles in haar nieuwe taal.
Verdwaalde intervallen van begrip is waar ik het mee moet doen.
De rest vervluchtigt, zinkt weg tussen de plooien van het matras.
Een verpleegster komt langs, stelt gerust, mij meer dan haar:
Geduldig zijn, neuroleptica vragen tijd, witte pillen van hoop.
Even later zijn we weer alleen, wat woorden strompelen uit haar.
Morgen zal het beter gaan, morgen spreekt ze weer mensentaal.
Een wankele zekerheid, in haar kamer zonder deurslot,
Even hermetisch open als de gangen in haar hoofd.
Haar helderheid loopt voortaan aan de leiband.
.
Smaak
Anton Korteweg
.
Anton Korteweg (1944) is dichter en neerlandicus en was directeur van het Letterkundig museum en Documentatiecentrum in Den Haag. Toen in 2009 het Nationaal Documentatiecentrum Maarten ’t Hart werd opgezet in de bibliotheek van Maassluis was hij één van de leden van het comité van aanbeveling.
Sinds zijn debuut in Tirade in 1968 heeft Anton Korteweg met regelmaat dichtbundels gepubliceerd. Zijn poëzie kenmerkt zich door de ironische beschrijving van kleine gebeurtenissen, die gevoelens van melancholie oproepen. In zijn enigszins afstandelijke stijl bedient hij zich van woordspelingen en archaïsmen en maakt hij gebruik van alledaagse woorden voor verheven onderwerpen. In 1986 ontving hij de A. Roland Holst-Penning.
.
Uit de bundel ‘Voortgangsverslag’ uit 2005 het gedicht ‘Smaak’.
.
Smaak
.
De liefste muziek blijft toch die
waarbij je afwassen kan,
ouderwets, zonder machine,
met teiltje en afwaskwast.
.
Lepels tegen een kopje,
geplop, gerinkel van glaswerk,
een botsend bord, vallende vorken
doen er geen afbreuk aan.
.
Ik kom dan al snel terecht
bij Carmen, Bolero, Liszt,
Traviata, Eroica,
maar Mahler gaat me te ver.
.
Dik bovenop, vettig, tering,
let niet op een haaltje extra,
luid, schmierend, duidelijk.
.
Lekkere, hoerige ordi’s
niet om aan te horen zo plat,
die doen het bij mij altijd wel.
.








