Site-archief

Bibliotheekleven

Pierre Kemp

.

In 2017 verscheen de bundel ‘Het regent in de trompetten’ de mooiste gedichten van Pierre Kemp (1886-1967). Wiel Kusters en Ingrid Wijk maakten een keuze uit het werk van Kemp en zij kozen voor een thematische ordening van de gedichten. Er zijn gedichten opgenomen over het verlangen, de vrouw, licht en kleuren, klank en muziek, planten en dieren, nacht en dromen, stad en land, ouderdom en dood, maar ook over kind zijn op latere leeftijd.

Pierre Kemp (1886–1967) werkte jarenlang als schilder, voordat hij in 1914 zijn eerste gedichten publiceerde in de bundel ‘Het wondere lied’. Hij brak pas echt goed met de bundel ‘Stabielen en passanten’ (1934) toen hij al bijna vijftig was. Kemp publiceerde vervolgens nog ruim tien bundels, in sommige speelden kleur en verf een belangrijke rol zoals ‘Engelse verfdoos’ (1956), ‘Vijf families en één poederblauw’ (1958). Hij ontving voor zijn werk de Constantijn Huygensprijs 1956 en in 1959 werd hem de P.C. Hooftprijs uitgereikt. Twee jaar voor zijn dood verscheen zijn laatste bundel, ‘Perzische suite’ (1965). Zijn Verzameld werk (drie delen) verscheen in 1976.

En in 2017 werd zijn poëzie dus opnieuw gebundeld. In deze verzamelbundel staat het gedicht ‘Bibliotheekleven’. En aangezien ik mijn leven heb gewijd aan de bibliotheek (inmiddels al meer dan 40 jaar werk in in bibliotheken) mag het geen verrassing zijn dat ik juist voor dit gedicht koos om hier met jullie te delen.

.

Bibliotheekleven

.

Zo nu en dan leg ik die prinses op haar rug.

Zij kijkt mij daar dankbaar voor aan

en zegt: doe mij nu niet meer te vlug

weer blijven staan.

.

Ik weet het en al bent u niet van vlees en doek,

u staat toch in mijn adelsboek.

.

Weet je dus werkelijk wie ik ben?

.

Of ik niet alle prinsessen op de erwten ken.

.

 

Indische maand

Noto Soeroto

.

Vanavond mag ik samen met zangeres Lia Schlärmann-Koot de Indische maand openen in de bibliotheek van Vlaardingen. Wij organiseren deze Indische maand al een aantal jaar en er is altijd veel aandacht voor en aanloop naar de tentoonstellingen en de activiteiten. Dit jaar is er extra aandacht voor gedichten van Noto Soeroto. Raden Mas Noto Soeroto (1888-1951) was een Javaanse prins uit het Jogjakarta adellijke huis Paku Alaman en was dichter en schrijver van Nederlands-Indische literatuur en journalist uit Nederlands-Indië. Hij leverde een belangrijke bijdrage aan het Nederlandse literaire systeem door nieuwe literaire thema’s te verkennen en zich te richten op inheemse protagonisten, en tegelijkertijd aandacht te vestigen op de inheemse cultuur en de situatie van de inheemse bevolking.

Ik zal vanavond samen met Lia de vitrine tentoonstelling openen over deze Javaanse Indische dichter die van 1906 tot 1932 dichterlijke furore maakte met zijn bundels in Nederland. Daarnaast is er de presentatie van het fotoboek van Dick van Oosten over de Indië herdenking en Koempoelan en de fotoreportage ‘Andere ogen’ welke Martin Hokke maakte met zijn dochter Milena tijdens de Koempoelang (vergadering of bijeenkomst) in cultureel centrum de Windwijzer. Een vol programma kortom.

Omdat ik altijd de link zoek naar dichters en ik de dichter Noto Soeroto nog niet kende hier een gedicht van zijn hand uit ‘De Tijdspiegel’ jaargang 71 uit 1914 getiteld ‘N.M’.

.

N.M. 

.

Ik wilde u met bloemen vereeren;
ik weet dat ze u lief zijn.
Zoo zocht ik naar bloemen, veelkleurig en geurig,
in den tuin van mijn eigen gedachten,
om daarvan een tuiltje te maken,
dat zich zal weerspiegelen in ’n glimlach van uw gemoed.
Vergeefs zocht ik echter;
geen enkele bloem vond ik daar,
in den tuin van mijn eigen gedachten.
Daar kwam een vroom gezang tot mijne ooren aangewiekt
en drong tot diep in mijne ziel.
Ik spoedde me naar mijn deur en zag
een vromen zanger langs mijn lage woning langzaam gaan.
Zijn schreden richtten zich naar gindschen tempel van licht
en in zijn armen droeg hij ’n vracht van de heerlijkste bloemen,
die mijn huis met ’n zoeten geur vervulden.
De bloempjes, die den armen des zangers waren ontslipt,
die had ik opgeraapt
en bond ze saâm tot een schuchter tuiltje.
Dit leg ik voor u neer, opdat ik moog’ genieten
van úwe vreugde om bloemen uit dichter-levenshof
.

Groeten uit Bergerac

Jan Boerstoel

.

Ik werk al mijn hele leven in bibliotheken. De organisatie waar ik momenteel werk heet bibliotheek De Plataan. Deze naam werd gekozen door een collega toen we op zoek waren naar een naam voor de nieuwe fusiebibliotheek (sinds 2020). De boom de plataan staat symbool voor inzicht, wijsheid en vreugde van de geest. Leek ons een prima naam voor een bibliotheek. Waarom schrijf ik dit? Sinds mijn bibliotheek zo heet heb ik een stille  voorliefde ontwikkeld voor platanen. Dus ook voor poëzie waarin platanen een rol spelen of worden genoemd.

Voor mijn bibliotheek de Plataan als naam kreeg schreef ik zelf al eens een gedicht waarin deze bijzondere boom een rol speelt. En ook dit gedicht heeft een Franse plaats als onderwerp. Zo ook het gedicht dat ik las in de verzamelbundel ‘Wie er maar even was, was al gelukkig’ Frankrijk in 100 gedichten, verzameld door Mario Molegraaf uit 2004, die ik kocht tijdens de Nacht van de Poëzie.

Het gedicht ‘Groeten uit Bergerac’ is van dichter en schrijver van liedjes voor, met name, cabaret, Jan Boerstoel (1944). Het gedicht werd overgenomen uit zijn bundel ‘Veel werk’ uit 2000.

.

Groeten uit Bergerac

.

Onder de grote groene parasol

van een plataan blijkt zelfs de middaghitte

geen reden om met het klimaat te zitten.

Een ober schenkt de glazen weer eens vol

.

Ondanks de veertig graden nog actief

begin jij ansichtkaarten te beschrijven,

maar ik ben lui en wil dat even blijven,

dus kijk ik rustig toe en vind je lief.

.

De droge, witte wijn is jong en koel

en leven is een lekker warm gevoel.

.

 

Zomergedichten

Rafael Willemsen

.

De zomer van 2025 stond in Limburg niet alleen in het teken van zon, warmte en toerisme, maar kreeg een bijzondere culturele invulling dankzij het project Zomergedichten, geïnitieerd door Cubiss, de provinciale ondersteuningsorganisatie van bibliotheken in Limburg . Drie bibliotheken  (De Domijnen (Sittard e.o.), Bibliorura (Roermond) en Mijn Streek Bibliotheek (Kerkrade e.o.) sloegen de handen ineen om poëzie zichtbaar te maken in het straatbeeld. Toen ik dit las moest ik meteen aan het project Weesgedichten denken. Het verschil zit erin dat bij Weesgedichten dichters gevraagd werden (en betaald voor deelname) en bij Zomergedichten iedereen mee kon doen.

Met dit initiatief wilden de bibliotheken poëzie gratis toegankelijk maken voor iedereen en het gemeenschapsgevoel versterken. Ze riepen lokale dichters en amateur-poëten op om hun mooiste gedichten in te sturen. Vrijwilligers uit de regio hebben de ingezonden gedichten met de hand in sierlijke letters op aangemelde ramen van winkels, woningen en openbare gebouwen aangebracht. Ook dit onderdeel lijkt me één op één overgenomen van Weesgedichten.

Helaas was het in Nederland niet mogelijk het initiatief van de Zoek naar Schittering samen met de bibliotheken in Zuid Holland (en een aantal andere bibliotheken die enthousiast waren) voort te zetten. Het blijkt toch een kostbare zaak te zijn en vind maar ergens geld voor zoiets. Alle hulde dus voor de bibliotheken in Limburg die met een bijna-kopie toch het straatbeeld hebben verlevendigd met gedichten. Een van de dichters die mee deed was Rafael Willemsen (Infɇrno) uit Maastricht met het gedicht ‘Opzich’.

.

Opzich

.

Subsidie

Als je door de fabriekspoort loopt

Is het een gunstige afwijzing

Voor een nieuw idee

.

Verf, plaksel en dode dieren

Eerst alles aftapen, à la ‘American Psycho’

Dan een knuffel maken van echte eenden

.

Budgetterende troubadours,

Dansend onder feministische finishlijnen,

Als een literaire boyband,

Op een rode loper van 200 gulden

Want dat is altijd wel handig om te hebben

.

Dichter bij Anne

Yvonne Keuls

.

Bijna elke dag verschijnen er wel poëziebundels. Van dichters maar ook verzamelbundels en bloemlezingen. Vooral de verzamelbundels zijn een bron van plezier, vermaak en poëtisch genieten. Ze zijn er over elk denkbaar onderwerp of thema. Van Rock & Roll tot erotiek, van schaatsen tot geld, wielrennen, de natuur, dieren, psychiatrie etc. etc. En elke keer wanneer ik weer een nieuwe bundel over een thema ontdek denk ik what’s next?

De laatste nieuwe vondst op dit gebied is de bundel ‘Dichter bij Anne’ een verzamelbundel van gedichten van dichters die zich lieten inspireren door Anne Frank (1929-1945). Deze bundel uit 1985 werd uitgegeven bij het herdenken van het sterven van Anne Frank, en bedoeld als impuls voor de bestrijding van discriminatie, fascisme, racisme en antisemitisme. Zestig dichters zoals Victor Vroomkoning, Leo Vroman,  Ida Vos, Rutger Kopland, Johanna Kruit,  Anton Korteweg en nog veel meer, droegen nog niet eerder gepubliceerde gedichten bij. De royalties van de bundel waren bestemd voor de Anne Frank Stichting. Naast de gedichten bevat deze bundel beknopte biografische gegevens van Anne Frank en informatie over de Anne Frank Stichting en het Achterhuis.

Uit al deze gedichten koos ik het gedicht ‘Compositie voor mijzelf’ van Yvonne Keuls. Behalve dat zij verantwoordelijk is voor het beeld ‘Indische dames’ bij mij om de hoek in Den Haag, heb ik mooie herinneringen aan haar huis, toen ik haar jaren geleden kwam ophalen om bij mij in de bibliotheek een lezing te geven. Een huis om jaloers op te worden, twee enorme wanden gevuld met louter boeken.

.

Compositie voor mijzelf

.

Dat hek sluit ik af

Die weg sla ik niet meer in

Dat land zal ik gaan verdrinken

.

En daarboven de lucht

Wijs ik terug

Op één woord na ben ik vrij

.

Ik moet dat woord

Breken in brood

Taal en teken

.

En zo het al niet

In mijn keel blijft steken

De letters doelmatig combineren

.

Met de rug tegen de muur

Van een godverlaten ruimte

In een godverloren uur

.

Niet alles komt zomaar

Thijs Kersten

.

In 2023 werd Thijs Kersten (2002) campusdichter van de Radboud universiteit in Nijmegen. Dat Thijs naast zijn studie niet stil zit blijkt ook uit het feit dat hij, samen met medestudenten Sophie Theunissen en Bo Polman het Radboud Creative Collective oprichtte. Creatief getalenteerde studenten konden zich aanmelden voor het collectief. Wie solliciteerde kreeg een opdracht. Daarna werd na een gesprek besloten wie zich bij het collectief kon aansluiten.

Voordat Thijs Kersten campusdichter werd, was hij al dorpsdichter van Heumen. In 2021, en toen ik dat las wist ik dat ik iets over hem wilde schrijven, probeerde hij de bezuinigingen op de bibliotheek te stoppen. In de jaren daarvoor was het budget al met 40% gekrompen en een verdere bezuiniging zou de sluiting van twee vestigingen betekenen. Om de bezuinigingen van tafel te krijgen wilde hij de potentie van de bibliotheek laten zien. Daarom organiseerde hij activiteiten in de bibliotheek van Malden (onderdeel van Heumen), zoals literaire avonden, samen met Sofie Deen, programmamaker. Mede dankzij de inzet van Thijs en de mensen van de bibliotheek besloot de gemeenteraad de bezuinigingen op de bibliotheek te schrappen.

Terug naar zijn dichterschap. Over zijn poëzie zegt Thijs: ‘Laat ik vooropstellen dat ik een absolute hekel heb aan rijmschema’s en versmaten. Ik weet er veel van, maar het is echt niet mijn ding. Ik speel meer met woordklank en ritme. Mijn doel is om mensen mee te krijgen met mijn poëzie. Dat lukt omdat ik weet hoe ik moet spelen met taal en met woorden de aandacht van de luisteraar vasthoud.’ In een gedicht dat hij als dorpsdichter schreef komt dat mooi naar voren.

.

Niet alles komt zomaar,
niet alles lukt zomaar,

maar er is al zoveel gelukt.

Ik weet niet altijd waar ik heen moet
of wat er morgen gaat gebeuren,

maar we doen het samen.

En als we soms de mist in gaan,
dan komen we er samen weer uit
aan de andere kant.

Want we hebben de ruimte om fouten te maken
om een keer iets opnieuw te doen

om ons twee keer te stoten aan dezelfde steen
of drie, of vier,

omdat we hier niet zomaar fout zijn
niet zomaar slecht of lastig of vervelend.

Hier zijn we thuis en hier is niet alles perfect
maar is het wel zo goed mogelijk
en is het elke dag beter en fijner.

Want als we hier fouten maken
rapen we elkaar gewoon op
en lopen we samen verder.

.

 

Spoken word

Myron Hamming

.

Ik schrijf zo nu en dan over spoken word. Nu is dat ook niet meteen mijn specialiteit of heeft het mijn voorkeur als het gaat om poëzie, maar interessant vind ik het wel. Toen ik nog poëziepodia organiseerde met poëziestichting Ongehoord! in de bibliotheek van Rotterdam nodigden wij ook met enige regelmaat spoken word dichters uit. Ook de deelnemers van de Poëziebus die daar optraden hadden vaak een spoken word achtergrond.

Spoken word zie ik als afdeling van het warenhuis dat poëzie is (met al haar onderdelen, variëteiten, afdelingen en shop-in-shops) maar er zijn verschillen met de klassieke poëzie (ook die in de vrije vorm). Bij spoken word gaat het om de voordracht. Om de performance en het ritme. Je vertelt een verhaal  waarvoor je niet alleen je woorden, maar ook je lichaam en gezichtsuitdrukking gebruikt. Dat kan heel mooi en indringend zijn, een totaalbeleving, theatraal en overtuigend, maar ik zie toch te vaak dat al deze elementen tenkoste gaan van de poëtische kracht van de tekst.

Spoken word dichter Myron Hamming (1994) zegt daarover in de Flow: “Je zou spoken word poëzie met een verhaal kunnen noemen. Een persoonlijk verhaal, verteld met het hart, ‘met soul’. Spoken word is allereerst geschreven voor het podium, voor een publiek. Ritme is daarom belangrijk net als klank en timing. In een samenleving die verhardt, biedt spoken word hoop en verbinding.”

Ook dichter der Nederlanden Babs Gons (1971) is begonnen als spoken word dichter en performer. Maar uiteindelijk is zij ook als gepubliceerd dichter gedebuteerd in 2021 met de bundel ‘Doe het toch maar‘. Blijkbaar is de wens van veel spoken word dichters toch om ooit vereeuwigd te worden op papier. Op video is dit natuurlijk veel makkelijker; je begint een YouTube kanaal en filmen maar.

Dat de verstrengeling tussen de twee, of zoals ik al schreef spoken word als deel van de poëziefamilie, steeds meer vorm krijgt blijkt ook uit de podia en festivals waar dichters acte de présence geven en gevraagd worden. Ook in de teksten van spoken word dichters zie ik iets veranderen, ze worden minder persoonlijk en verhalend en meer poëtisch en verdichtend. Dat zie je ook in het gedicht ‘We zagen lichtpuntjes in de verte en noemden ze toekomst’.

.

We zagen lichtpuntjes in de verte en noemden ze toekomst’

.

hier binnen in de ruimte
die je herinnert met groots gemak
leg ik alles neer dat je mist
alles dat je voelde
alles dat je zag

vouw ik hier zacht in de naden en kieren
hier binnen
schijnen wij nog
omdat jullie weigeren te vergeten
want enkel hier
geloof ik niet in eindes

zolang ik durf te wachten op het eerste dauw
durf te verlangen
en te flirten met het eerste licht
als lichtpuntjes flikkerend in de verte
als steden op randen van kusten
om op te vallen

in die verte
aan dezelfde kust
aan dezelfde rand van het podium
zijn we weer een avondlang ons eigen dorp
onze eigen stad onze eigen wereld en dat verhaal vertellen we
samen als één gezicht één stem
door de bas die in oren zoemen blijft
door de kelen schor en de stemmen weg

waar zich een wereld afspeelt en waar dat ook is
waar de klok even vergeet mee te slaan
waar de tijd even hikt en hapert
waar het niet uitmaakt hoe donker het buiten is
het licht blijft hier

in die tussentijd vertellen we samen ons verhaal
kijken we samen uit over de lichtpuntjes flikkerend in de verte
en noemen ze toekomst
en doen we dit
voor dat ene moment
en dat moment is ons alles waard
want daar zijn we nooit echt weggeweest
daarvoor ligt hier
teveel van ons achtergelaten
en is hier
teveel dat op ons wacht

.

Misschien is de regen in Overijssel beter

Rodaan al Galidi

.

De eerste keer dat ik Rodaan al Galidi (1971) ontmoette was op het poëziepodium van Ongehoord Rotterdam in 2010. Daar droeg hij voor uit zijn werk (o.a. uit de bundels ‘De laatste slaaf’ uit 2008 en uit ‘De herfst van Zorro’ uit 2007). Ik schreef destijds in het verslag van deze middag: De laatste dichter van de middag was Rodaan al Galidi. Deze uit Irak afkomstige dichter droeg voor uit zijn verschillende bundels. Licht surrealistische, tragikomische gedichten over zijn eigen werk, berustend en vol zelfspot maar ook een serieus gedicht over de oorlogen die hij heeft mee gemaakt.

De in Irak geboren Rodaan Al Galidi woont sinds 1998 in Nederland. Naast dichter is hij auteur van verschillende romans, waaronder het nieuwste boek ‘Holland’ (2020). Dit is het vervolg op de bestseller ‘Hoe ik talent voor het leven kreeg’, dat inmiddels ook is verschenen in het Engels. Zijn dichtbundels ‘De herfst van Zorro’ (2007) en ‘Koelkastlicht’ (2016) waren genomineerd voor de VSB Poëzieprijs. Zijn roman ‘De autist en de postduif’ (2011) won de Literatuurprijs van de Europese Unie.

In 2009 verscheen zijn dichtbundel ‘Digitale hemelvaart’. Op de website van dereactor.org is in een recensie van deze bundel te lezen: “Digitale hemelvaart is ondanks een lichte, soms zelfs hilarische toon uiteindelijk een harde bundel. De charmeur ervaart de druk van zijn historische en politieke omstandigheden, hij twijfelt aan zijn identiteit en heeft weinig vertrouwen meer in de relatie met zijn publiek. De dichter keert zich af van de mensenwereld; hij weet niet meer zeker of hij zelf mens is. Uiteindelijk is het zelfs niet zeker of er in het menselijke nog wel oplossingen te vinden zijn. In Digitale hemelvaart botst het aantrekkelijke en toegankelijke van de poëtische techniek met ongenaakbare, soms zelfs onmenselijke onderwerpen. Die botsing laat een ongemakkelijk tekort zien, de onoverbrugbare afstand tot de wereld waarin de dichter vrij zou willen zijn. Dat levert veel mooie, soms bijzonder krachtige gedichten op, en maakt Digitale hemelvaart tot een aangrijpend boek.”

Uit deze bundel nam ik het gedicht ‘Misschien is de regen in Overijssel beter’. Als bibliothecaris herken ik deze situatie zo goed, en in dit gedicht komen de twee culturen die Al Galidi in zichzelf heeft gesloten tot een zachte botsing.

.

Misschien is de regen in Overijssel beter

.

In de lege leeszaal in de bibliotheek

pakte ik geluidloos

uit mijn tas een bord,

een mesje

en een mango.

Voor ik de mango schilde,

zei een blonde vrouw: ‘Sorry meneer,

hier mag niet gegeten worden.’

‘Ik ben aan het lezen,’ fluisterde ik.

Ik probeerde uit te leggen

dat ik wilde beginnen aan het derde hoofdstuk

van het verhaal van de mango,

maar de blonde vrouw,

die de onzichtbare lezers

niet wilde storen,

wenkte,

vriendelijk kijkend

naar mij en de mango

een politieagent

uit een boek over veiligheid in Overijssel.

Zo ging ik naar buiten

om in de regen te lezen.

.

Vingersporen

Iduna Paalman

.

Afgelopen week liep ik in de boekwinkel die samen met de bibliotheek Amstelveen gehuisvest is in een gezamenlijk pand en dan ga ik altijd even op zoek naar de poëzieafdeling. Nou ja afdeling, meestal zijn het een paar plankjes met poëziebundels. In het geval van deze boekhandel waren het drie plankjes, niet veel maar wie het kleine niet eert.

Tussen de bekende titels ook een aantal titels van plaatselijke dichters en de bundel ‘bewijs van bewaring’ van Iduna Paalman uit 2022. Nu heb ik deze bundel maar op dit exemplaar was een ‘Libris-tip aangebracht (op een wikkel om de bundel). Ene Nikki Srofice schreef daarop: “Al sinds 2019 ben ik fan van Iduna Paalman om haar teksten die maatschappelijk zo urgent voelen en me dwingen om steeds opnieuw te lezen en steeds iets nieuws te ontdekken + winnaaer J.C. Bloem-Poëzieprijs”.

Dat laatste heeft Nikki er denk ik bij geschreven als extra bewijs dat deze bundel echt de moeite waard van het lezen is. Dat ben ik met haar eens. Thuisgekomen heb ik deze bundel van Iduna Paalman (1991) er nog eens bij gepakt en wat Nikki schrijft dat klopt wel. Daarnaast bevat deze bundel prachtige gedichten zoals het gedicht ‘Vingersporen’. Of wat Nikki schreef ook voor dit gedicht opgaat weet ik niet maar dat doet er ook eigenlijk niet toe. Een fraai gedicht is het.

.

Vingersporen

.

Je hebt me intussen in de gaten

ik speel voor doedel en voor droel op het schavot

er zijn maar weinigen die zelfs het gat bezaten

van mijn hemd want alles vernielt zichzelf eerst zachtjes en is dan gewoon kapot

.

ik weet: ik ben de afgeleide van de publieke smaak

een voetenbank voor alles wat loom naar ontwarring ligt te happen

ik veracht de oude planken en bemin ze veel te vaak

ik struikel nooit maar krijg wel bijna wekelijks de klappen

.

er is iets wat je weten moet maar ik vertel het niet

het doet al lang de ronde in twee stilgelegde magen

er is altijd eentje die met valse tong het hoogste biedt

en het is waar: ik herken de kiezen en het slikken en de kalme vragen.

.

Heet me welkom, weet: ik houd voor jou al jaren mijn vingersporen bij

en er is niemand voor wie de strafverhoging feller blonk dan nu, voor mij.

.

Gelijk de Phoenix

Jaap van Yperen

.

Van mijn collega kreeg ik een, door de bibliotheek Rotterdam, afgeschreven tijdschrift met de titel ‘Vlaardingen vooruit’ dat werd uitgegeven ter gelegenheid van de grote tentoonstelling , welke gehouden werd van 3 tot en met 14 augustus 1946. Volgens het redactionele stukje voorin had dit blad tot doel de ontwikkeling der gemeente Vlaardingen in de loop der jaren te demonstreren. Van een klein vissersdorp aan de Maas werd Vlaardingen tot de derde (!) zeehaven van Nederland en een belangrijk industriecentrum.

Toen ik dit las moest ik meteen aan iets denken uit 1997. In dat jaar werd ik directeur van de bibliotheek Maassluis en Maasland. In de bibliotheek stond een kast vol boeken in het Fries. Ik verwonderde mij hierover en mijn collega’s wisten mij ook niet meer te vertellen dan dat er veel vraag was naar Friese boeken. Later begreep ik dat na de tweede wereldoorlog er heel veel mensen uit het noorden van Nederland (Groningen, Friesland en Drenthe) naar het Rijnmond gebied waren getrokken omdat er hier heel veel werk was te vinden. Het belangrijke industriecentrum in Vlaardingen zal hierin ongetwijfeld een rol hebben gespeeld.

Terug naar ‘Vlaardingen vooruit’. Op pagina drie onder het redactioneel commentaar en de woorden van de toenmalige burgemeester is een gedicht geplaatst van ene Jaap van Yperen (1901-1972). Jaap van IJperen (van Yperen was zijn pseudoniem) schreef voornamelijk sonnetten. Hij was zeeman en arbeider op een scheepswerf. Hij debuteerde in 1945 met de bundel ‘Blauwe lucht’ en pas in 1956 verscheen zijn tweede bundel ‘De Aeolusharp’. In 1968 verscheen ‘Twee vrienden op een havenhoofd’ maar daarvan ben ik niet zeker of het poëzie was en in 1971 verscheen, onder auspiciën van de Culturele Raad van Vlaardingen, ter gelegenheid van de 70e verjaardag van de dichter ‘Archief 70 gedichten’.  In 2001 verscheen ten slotte postuum nog, in beperkte oplage, in Vlaardingen een bundeltje ‘Heimwee’.

In ‘Vlaardingen vooruit’ is zijn sonnet ‘Gelijk de Phoenix’ opgenomen, een gedicht dat vlak na de oorlog, nog duidelijk de oorlog als onderwerp heeft.

.

Gelijk de Phoenix

.

Ik hoor de lichte golfslag breken tegen

De sterke kademuren waar voorheen

Je vissersvloot zo dikwijls heeft gelegen

Maar ach, dat is al weer zo lang geleên

.

Toen is de oorlog over ons gekomen,

De vijand nam je schepen één voor één.

Zullen wij van ’t verleden blijven dromen

Of onze blik der toekomst richten heen?

.

Nu loop ik langs je lege kaden, zoekend,

Vergeefs misschien, ’t verloren paradijs.

Maar een legende die ik eenmaal las

.

Spookt door mijn hoofd, en in mijzelve vloekend

Den ik; mijn oude Vlaardingen herrijs,

Gelijk de Phoenix uit zijn eigen as.

.