Site-archief
Verknoping
Sandra Roobaert
.
In 2023 debuteerde de Vlaamse dichter Sandra Roobaert (1968) bij uitgeverij De Zeef met de bundel ‘De inventarisatie van wat blijft’. De bundel kreeg goede recensies. Zo schrijft Tom Veys op de website van Meander: “De dichter schrijft pur sang. Vrijwel alle prozagedichten zijn volle gedichten die zich twee keer laten openplooien. ‘De inventaris van wat blijft’ is meer dan een inventaris, het is een geslaagde en gelaagde debuutbundel waarbij verwondering en maatschappijkritiek verschillende kansen krijgen, zowel door taal, als door inhoud.”
Sandra Roobaert won in 2022 met het gedicht ‘Als het trilt’ de Poëzieprijs van de stad Oostende. Ze bedacht Dichter&Dichter waarbij je als dichter (maar ze geeft ook andere beroepsgroepen de mogelijkheid dit te doen) echt in gesprek gaat met een andere dichter, of zoals ze het zelf beschrijft: “Omdat ik hou van gesprekken die veel meer zijn dan praatjes of babbels (maar niks mis met praatjes en babbels hè). Omdat we als auteur / maker / creatieveling voortdurend de boodschap meekrijgen dat een online community en sociale media onmisbaar zijn om te groeien. Ik wil dat niet betwisten of ontkennen, maar wil er graag iets naast zetten.”
In 2023 leverde ze een bijdrage aan ‘Wat maakt een gedicht goed’ een uitgave van Meander, werk van haar verscheen in Het Liegend Konijn, De Poëziekrant en Meander en op Het Gezeefde Gedicht. Van 2020-2022 volgde ze de tweejarige opleiding poëzie aan de Schrijversacademie Antwerpen.
Uit de bundel ‘De inventarisatie van wat blijft’ koos ik het gedicht ‘Verknoping’ . Dit gedicht werd ook opgenomen in ‘de 44 beste gedichten van de Herman de Coninckprijs 2024’.
.
Verknoping
.
We waden door de wereld als vissers zonder boot
we stevenen door de gangen van de supermarkt met fuiken voor de buik
aanhangsels genaamd armen vangen
van elkaar zien we de blikken erwten de ananas de afro de blokhak
we taxeren stoppels oogwal kleurspoeling.
.
Achter ons trekken we onzichtbare sleepnetten
dat van de man bij de ontbijtgranen bevat diepgevroren het pesten voor de bel
het mijne een uitval in ochtendchaos naar de voeten van een zusje
het rukken aan schoenen maat 33.
.
Wanneer we elkaar naderen raken netten verstrikt
het mijne en het zijne in kortstondige verkoping
zijn kinderangst rolt in mijn oude blauwe jas van zestien
mijn gevit van lang geleden glijdt door zijn mazen.
.
Tegelijk naar hetzelfde pak koffie grijpend gaan we lichtglimlachen.
.
Rouwmuur
Lieve Desmet
.
In de week waarin ik bezig ben met de aanvraag bij de CultuurSchakel in Den Haag om financiën te krijgen voor de activiteiten van Dichter bij de Dood (naast de dichtersmanifestatie op 1 november Allerheiligen, de poëziepodia dit jaar hopelijk ook een dichtwedstrijd en een workshop Rouwpoëzie), las ik in ‘De 44 beste gedichten van de Herman de Coninckprijs 2025’ het gedicht ‘Rouwmuur’ van de Vlaamse dichter Lieve Desmet (1959).
Desmet is actief in de sector van het algemeen welzijnswerk. Sinds 2004 geeft ze ook les aan de Karel De Grote Hogeschool in Antwerpen en ze maakt deel uit van de dichterspoule van ’De eenzame uitvaart ’ in Leuven. Gedichten van Lieve Desmet werden gepubliceerd in verschillende literaire tijdschriften zoals Deus ex Machina, De Brakke Hond , Het Liegend Konijn en Poëziekrant. In 2020 werden gedichten van haar opgenomen in de tentoonstelling ’Rodin, Meunier en Minne’ museum M in Leuven. Lieve Desmet is lid van de beheerraad van de schrijfresidentie het ‘Huis van de dichter ’ in Watou.
Ze debuteerde in 1993 met de bundel ‘Een kat in een vreemd pakhuis’. Hierna volgde ‘De bedauwde ruimte’ (2003), ‘In de maat van de zee’ (2016) en in 2024 de bundel ‘In de wind staan’ bij uitgeverij P. Uit deze laatste bundel is het gedicht ‘Rouwmuur’ afkomstig. In dit gedicht lees je een dichter die het verstaat om dichter bij ‘De eenzame uitvaart’ te zijn.
.
Rouwmuur
.
Kom bij dauw en buig hier onder de stapelwolken
in je mooie verenkleed waaronder ik graag school.
Lees mijn naam in steen.
.
Ik ben niet langer van gewicht,
sla mijn ogen niet meer neer,
als deze oude muur werp ik schaduw.
.
Kom en biecht zo nodig, eet je boterhammen,
breek als in je kindertijd.
Ik zal horen hoe je bloedt, mijn naam roept.
.
Ik help je ons verloren brood te kneden
help een bres te slaan.
.
Ga dan na de buien huiswaarts,
kom terug
tot je mij kunt missen met pantoffels aan.
.
Veel komt aan
Margreet Schouwenaar
.
De afgelopen tijd heet uitgeverij P weer een aantal fraaie dichtbundels het licht laten zien. ‘Zomerschaduw’ van Job Degenaar, ‘Voetafdruk van stilte’ van Hanna Kirsten en ‘Hazenslaap’ van Margreet Schouwenaar. Over de eerste twee schrijf ik later maar vandaag pak ik de bundel ‘Hazenslaap’ van Margreet Schouwenaar erbij. Het zal toeval zijn dat in dezelfde periode twee dichtbundels verschijnen met in de titel de haas (‘Hazenklop’ van Hanneke van Eijken waarover ik de komende week zal schrijven) maar vandaag dus de bundel ‘Hazenslaap’.
Schrijver en dichter Margreet Schouwenaar (1955) debuteerde in 1991 met gedichten in Revisor en niet lang daarna met de bundel ‘De drempel die vertrek is’ (1992). Daarna volgden maar liefst 14 dichtbundels waaronder de bloemlezing ‘Zwijgen tot het schraapt’ uit 2019. Haar werk wordt geplaatst in literaire tijdschriften als De Poëziekrant, Meander en Het Liegend Konijn.
In 2009 volgde ze Joost Zwagerman op als stadsdichter van Alkmaar, welke functie ze vervolgens maar liefst negen jaar zal invullen. In 2018 wordt een nieuwe stadsdichter, Joris Brussel, gekozen. Ik mocht bij deze verkiezing in de jury plaatsnemen. In haar jaren als stadsdichter richt Margreet Schouwenaar De Eenzame Uitvaart op in Alkmaar. Zij is nog altijd actief binnen deze stichting.
En nu is er dus haar nieuwe bundel ‘Hazenslaap’. Een bundel met 70 nieuwe gedichten (de bundel wordt uitgegeven ter gelegenheid van haar 70ste verjaardag) waarin zij de tijdelijkheid en de eeuwigheid bezingt, de trivialiteit, de onvermijdelijkheid maar ook de hoop. In pagina vullende gedichten waarin vaak ritmische stapelingen van woorden te lezen zijn beschrijft Schouwenaar de hazenslaap. Een haas slaapt met ogen open en merkt dus alles op wat er gebeurt. Zo ook Schouwenaar in deze bundel.
Ik koos voor het gedicht ‘Veel komt aan’ waarin dit mooi naar voren komt.
.
Veel komt aan
.
Google toont hoe ik woon, de plant staat er nog
voor het raam waar ik lang ben weggegaan.
Een bestemming vind ik zelden thuis, wel een
levenstaak: veeg los zand, alles wil grond.
.
Het lijkt op krabben, de honger naar het nauwelijks
vel dat toch kan kloppen. Veel komt aan op het net niet
raken; verwezen, schalen breken, de schepping wil
schuiven. misschien wel littekens. Daar helpt geen
.
wetenschap tegen. Nestdrang zonder feiten, vleugels
willen oefenen. Bewegingen bestaan, nachten
moeten vallen. ‘Je praat in je slaap’, zei hij eens.
We horen buigzaam te zijn, onze gedachten
.
te verzetten. Ik doe denken aan een ander. Ik ben
al weg, of niet, ik ben nog steeds onuitgesproken.
Op een kaart ben ik onvindbaar, maar ik breng me
nader. Als confetti zal ik dalen. Onherroepelijk.
.
Een mug in de zomer
Voorproefje
.
Gedurende het jaar brengen wij Marianne, Bart en ik, vijf keer een MUGzine uit. En elke jaar doen we iets extra’s (een GUM, een Special of een ansichtkaart). Over het extraatje zijn we al hard aan het nadenken maar de eerstvolgende editie van MUGzine, editie 23 is aanstaande. Vijf keer per jaar betekent in de eerste en de laatste vier maanden van het jaar elk twee edities en dan hou je vier maanden over in de zomer waarin we de zomereditie uitbrengen. De zomermaanden gebruiken we om nieuwe ideeën, dichters, kunstenaars, illustrators te zoeken en die voor te leggen aan onze onafhankelijke redactie.
De eerstvolgende MUGzine is dan ook de zomereditie en we verwachten deze in augustus te kunnen publiceren. In deze deze editie met als richting ‘Ins Blaue Hinein’ de Vlaamse dichter Astrid Arns en uit Nederland de dichters Daniël Vis en Floor Tinga. Het artwork komt dit keer van Willem Hansum. Natuurlijk is er een poëtisch voorwoord en een Luule en bieden we, zoals altijd, de mogelijkheid de MUGzine op papier te ontvangen. Al vele poëzieliefhebbers maken gebruik van deze mogelijkheid en ontvangen, voor een bedrag per jaar waar je nog geen dichtbundel van kan kopen, een jaar lang de MUG op papier aangevuld met een extraatje.
Om alvast in de stemming te komen wil ik hier alvast het gedicht ‘Ontheemden’ plaatsen van één van de dichters van #23 namelijk Astrid Arns (1960). Astrid Arns is onderwijzeres en dichter en publiceerde gedichten in de Poëziekrant, De Schaal van Dighter, Meander. Het Gezeefde Gedicht en De Vallei. In 2018 verscheen haar debuutbundel ‘Mijn naam op de deur’ die inmiddels een tweede druk kent.
.
Ontheemden
.
Ik voel nog hoe het vroeger was.
Gekroonde hoofden en een kring die ons omsloot.
En wij ontheemden liepen zij aan zij.
Wij schoven voet per voet en kregen dan hun zegen.
Zij waren nog en waren ook geweest.
Gebukte zielen met een afgewende kop.
Zij schreeuwden scheuren in de nacht in krukkentaal,
er werd op hen gewacht.
Wij wisten niets, niet waar ze waren
of vanwaar ze kwamen.
Zij waren marmerblanke webben in ons hoofd.
.
Dat ijsberen eieren eten
Margreet Schouwenaar
.
Dichter Margreet Schouwenaar (1955) schrijft al lang poëzie en kinderboeken. In 1992 debuteerde ze met de bundel ‘De drempel die vertrek is’ maar in 1994 werd ze al genomineerd voor de C. Buddingh’-prijs voor vier gedichten van haar die gepubliceerd werden in De Revisor. Inmiddels is haar nieuwe bundel ‘Dat ijsberen eieren eten’ (2024) die bij uitgeverij P is gepubliceerd haar 14e poëziebundel.
Regelmatig verschijnen er publicaties van haar in literaire bladen zoals de Revisor, Tirade (voorheen ‘Nieuwe Wereld Tijdschrift’) en de Poëziekrant. Daarnaast werden er gedichten van haar hand opgenomen in verzamelbundels als “Volmaakte aanwezigheid, volmaakt gemis”, “Vrouwen dichten anders”, en ‘De 100 beste gedichten van 2000’.
In 2009 volgde zij Joost Zwagerman op als stadsdichter van Alkmaar (tot 2018). In deze functie initieerde zij in navolging van F. Starik ‘De eenzame uitvaart’ in Alkmaar. Zij richtte tevens een dichtersgilde op en gaf de aanzet voor een poëzieroute door de binnenstad van Alkmaar.
Maar nu is er dus een nieuwe bundel. Taal voor Margreet Schouwenaar is een dankbaar middel, een gereedschap om haar poëzie te maken, fysieke en zintuigelijke poëzie, waarin steeds opnieuw iets denkt te herkennen, maar vervolgens verrast bent over dat wat getoond wordt. In de recensie van Pom Wolf schrijft hij dat de titel van de bundel de lading (van deze bundel) niet dekt maar dat het gedicht ‘De weg naar huis’ dit wel doet. Ik ben het met Pom eens, in deze bundel komt de reis die Margreet Schouwenaar heeft afgelegd naar de dag van vandaag, in vele aspecten van haar leven, aan de orde. Er wordt teruggekeken, soms met enige melancholie, soms met een blik naar de toekomst. Persoonlijk en poëtisch.
Het was voor mij een eerste uitgebreide kennismaking met het werk van Schouwenaar en die is me zeer bevallen. Uit de bundel koos ik het gedicht ‘Lucht’ uit het hoofdstuk dat dezelfde titel draagt als de bundel.
.
Lucht
.
De droge lucht laat naalden vallen. De wind windt
klittenband. De kaart met het paradijs is kwijt. Zo
groeit wanhoop. Beloften worden gevouwen en
als vliegtuigjes omhoog gegooid. Zoals altijd
tarten ze de rechte baan, het naadloos scheren.
.
Alles valt op z’n plaats. Misschien is dood
te licht; de hand die aarzelend het water raakt, half
koel, half warm, tot met een beweging in het deinend
oppervlak elk beeld verdwijnt. Onderbreek me maar,
ik wacht op woorden die de weg naar huis weten
.
en zet tot die tijd de ramen open, zodat
de hitte niet verstikt.
.
Ik ben Delphine en dit is een woensdag
Delphine Lecompte
.
Momenteel lees ik met reden maar zeker niet tegen mijn zin in de roman van Delphine Lecompte (1978) getiteld ‘Wie heeft Delphine Lecompte vermoord?’. Een heerlijke bizarre fantasievolle roman. Eigenlijk hoe ik Delphine ken van haar poëzie maar dan in romanvorm. Omdat ik hier schrijf over poëzie en niet over proza heb ik haar bundel ‘Verzonnen prooi’ uit 2010 er nog eens bij genomen. Op de achterkant van deze bundel staat dat Lecompte de redding is van de Vlaamse poëzie.
Of dat zo is en zo ja in welke mate, daar laat ik anderen graag over oordelen maar dat ze een nieuwe , frisse en eigen stem de poëzie in heeft gebracht daar is denk ik iedereen het wel over eens. In 2008 debuteerde ze als dichter (in 2004 als romanschrijver) met het gedicht ‘De dieren in mij’ in het literaire blad De Brakke Hond. In 2009 kwam haar eerste dichtbundel uit onder dezelfde titel. In 2010 won Lecompte hiermee de C. Buddingh’-prijs. Ook won ze met deze bundel een jaar later de Provinciale prijs voor letterkunde van de Provincie West-Vlaanderen. Een nieuwe stem in de Vlaamse poëzie was geboren. Na haar debuut zou ze bijna gemiddeld elk jaar een dichtbundel publiceren.
In 2010 verscheen dus haar tweede dichtbundel bij uitgeverij De Contrabas. Gedichten uit deze bundel verschenen eerder in Tirade, nY, de Poëziekrant en De Brakke Hond. Een mooi voorbeeld van de eindeloze fantasie van Lecompte komt naar voren in het gedicht ‘Ik ben Delphine en dit is een woensdag‘. Het vreemde feit doet zich nu voor dat ik het gedicht gevonden heb op het internet op Nederlandsepoëzie.org maar dat het gedicht daar 4 zinnen extra heeft (de 4 laatste zinnen van strofe twee) ten opzichte van de bundel. Omdat deze zinnen wat mij betreft echt iets toevoegen, kies ik hierbij voor de internetversie (Een door de dichter gekozen gedicht uit deze bundel, staat erbij).
.
Ik ben Delphine en dit is een woensdag
.
Gisteren had ik een touw nodig
Maar vandaag ben ik tevreden zonder touw
Ik sta hier te staren in ijzige rekken
‘ik sta hier te staren’ dat klinkt toch niet poetisch
Dat klinkt alsof ik een domme vrouw ben die
Het tremateken in de laptop van de oude kruisboogschutter niet vindt.
.
De oude kruisboogschutter is een carnivoor
Daarom staar ik dan ook in ijzige rekken
Die rekken zijn namelijk gevuld met koteletten en
Billen van banale hoenderen die geen mensennamen kregen
Omdat niemand sentimenteel is, daar buiten, de kinderen nog het minst
Ze zijn achterdochtig als sherry-slurpende bejaarde weduwen
Met jicht en een dashond die niet van hen houdt en
Een kleindochter die langskomt met een petieterig gebakje zonder pudding en
Dan naar je slaapkamer verdwijnt om de resterende gouden broches te stelen.
.
Naast mij staat een jonge man met een wipneus en een grote bril
Op het montuur staat een logo, links en rechts als schorpioenen die
Willen kampen op zijn neusrug
Nu pookt hij een gat in de piepschuimbodem van 226 gram kalfsgehakt.
.
Bijna 50
Peter van Lier
.
Peter van Lier (1960) studeerde filosofie aan de Universiteit van Amsterdam, maar besloot zich als dichter en essayist verder te ontwikkelen. Zijn werk verscheen onder meer in: Nieuw Wereldtijdschrift, Optima, De Zingende Zaag, De Gids, De Vlaamse Gids, Tirade, De Revisor, DW B, Het Liegend Konijn, Kluger Hans, Poëziekrant en Parmentier.
Van Lier debuteerde als dichter in 1995 met de dichtbundel ‘Miniem gebaar’. Voor zijn werk ontving hij de Poëzieprijs van de Vlaamse Gids ( voor zijn debuut) en de Jan Campert-prijs. Zijn bundel ‘Zes wenken voor muggen aan de deur’ was kwartaalkeuze van de Poëzieclub.
In 2016 verscheen zijn bundel ‘Laaglandse remedies’ waar een gedicht in staat dat voor een aantal personen dit jaar opgaat waaronder Marie-Anne, mede initiatiefnemer van MUGzine. Het gedicht is getiteld ‘Bijna 50’.
.
Bijna 50
.
Om te beseffen:
natuur piekert niet.
.
Mijn vriendin keert terug van een
cursus
enten,
.
zo
gedecideerd. Waarom treuren over de afwezigheid van
bijen, want
.
ook
in stilte zullen door de
knieën
.
gaan: de velen tot
watertanden bereid.
.
Op de rug van een stier
Hanneke van Eijken
.
Dat je poëzie op vreemde plekken kan aantreffen blijkt wel uit de vele (meer dan 100) voorbeelden die je kan vinden in de categorie ‘Gedichten op vreemde plekken’ op dit blog. En meestal zijn de plekken dan overal behalve in boeken. Daar staan gedichten normaal gesproken al tenslotte. En toch kun je ook gedichten in boeken aantreffen waarvan je het van te voren nooit verwacht zou hebben. Toen ik was aan het rondsurfen was op het net op zoek naar iets volledig anders, kwam ik in ‘FIDE, The XXIX congress in The Hague 2021’ een gedicht van Hanneke van Eijken tegen getiteld ‘Op de rug van een stier’.
Hanneke van Eijken (1981) is dichter en jurist. Ze publiceerde in literaire tijdschriften (o.a. Tirade, Het Liegend Konijn, Deus ex Machina, De Poëziekrant). In 2012 stond Hanneke op een podium van de poëziestichting Ongehoord! in Rotterdam dat ik mocht presenteren. Toen al was ik onder de indruk van haar dichtkunst. In 2014 debuteerde ze met de bundel ‘Papieren veulens’ gevolgd in 2018 door ‘Kozijnen van krijt’.
Maar terug naar het congresboek van FIDE (International Federation of European Law). Hanneke van Eijken is naast dichter namelijk ook universitair docent en onderzoeker bij de leerstoel Europees recht. In 2014 promoveerde ze op haar proefschrift “EU citizenship and the constitutionalisation of the European Union”, waarin ze de rol van het Europees burgerschap in het proces van constitutionalisering van de Europese Unie analyseert. In haar positie als postdoc onderzoeker blijft Hanneke onderzoek doen op het terrein van Europees burgerschap, in het multidisciplinaire onderzoeksproject bEUcitizen. Het is dus niet heel verwonderlijk dat dit gedicht een plekje kreeg bij de inleiding van dit congresboek.
Liliane Waanders schreef over dit gedicht op Hanta: Uit haar woorden maak ik op dat ik het gedicht vrij letterlijk moet nemen. Dat Hanneke van Eijken het erg vindt dat er zo slordig met Europa omgesprongen wordt dat zelfs de voordelen over het hoofd gezien worden. Oordeel zelf.
.
Op de rug van een stier
.
Iemand zei dat Europa niets meer is
dan een grillige vlek op een wereldkaart
zonder te beseffen
dat goden van alle tijden zijn
.
dat Europa vele vormen kent
ze is een eiland in de Indische oceaan
een maan bij Jupiter
zevenentwintig landen die als koorddansers
in evenwicht proberen te blijven
.
er leven godenkinderen die vergeten zijn
wie hun vader is
.
Europa is een vrouw
met een kast vol jurken
ze houdt er niet van een vlek genoemd te worden
.
over de wraak van goden en vrouwen met jurken
kun je beter niet lichtzinnig doen
.















