Site-archief

Dichtersgraven

Highgate cemetery

.

Vorige week was ik in Londen op Highgate cemetery, een Victoriaanse begraafplaats waar een aantal beroemde mensen begraven ligt. Wat me opviel toen ik daar rondliep (zowel op de westkant als op de oostkant) was dat er op veel graven was aangegeven welke beroepen en functies de daar begraven mensen hadden gehad. Zo waren er verschillende dichters onder hen. Dichters die vaak niet alleen dichter waren maar ook: boer en econoom (William Morgan) en humanist, schilder en beeldhouwer (Koque Martinez). Maar ook gewoon dichter zoals Jesse Ferguson.

In het oudste gedeelte, de west cemetery, ligt naast dichter Christina Rossetti ook dichter en schrijver Radcliffe Hall (1880-1943). Hall was een openlijk lesbische schrijfster. Haar bekendste werk is ‘The Well of Loneliness’ (1928), dat wel als de eerste lesbische roman wordt beschouwd. Radclyffe Hall was tijdens haar leven bekend vanwege haar controversiële levensstijl en voor latere generaties lesbiennes zowel een held als een omstreden rolmodel.

In 1906 debuteerde ze als dichter met de bundel ‘Twixt Earth and Stars’ waarna nog drie dichtbundels zouden volgen voor ze haar eerste roman zou schrijven. In 1907 ontmoette ze haar eerste grote liefde, de drieëntwintig jaar oudere componiste en mezzosopraan Mabel Batten (1858-1916). Mabel was getrouwd met George Batten, die privésecretaris was van de Britse onderkoning in India. Toen hij overleed gingen Radclyffe en Mabel samenwonen en maakten geen geheim van hun relatie. Radclyffe werd door Mabel liefkozend John genoemd en die naam zou ze haar leven lang blijven gebruiken, in die zin was ze ook haar tijd ver vooruit als genderfluïde persoon. Na de dood van Mabel kreeg Radclyffe een relatie met een nichtje van Mabel. Toen Radclyffe stierf zorgde zij ervoor dat ze bijgezet werd in het graf van Mabel Batten.

Uit haar debuutbundel komt het gedicht ‘A Twilight Fancy’.

.

A Twilight Fancy

 

Dear, give me the tips of your fingers
To hold in this scented gloom,
‘ Mid the sighs of the dying roses,
That steal through the breeze-swept room ;

.
I would have you but lightly touch me,
A phantom might stir the dress,
In its passing, of some lost lover
With just such a faint caress;

.
Or a butterfly wan with summer
Brush thus with his down-flecked wings
The bells of the altar lilies
He touches, and lightly rings.

.
So give me the tips of your fingers,
Not your hand, lest I break the spell
Of the moment with too much passion,
And lose what I love so well.

.

 

Roodharigen

Dante Gabriël Rossetti

.

In het bijzonder vermakelijke en interessante boek ‘Het geheime leven van kleuren’ van Kassia St. Clair, waarin de 75 bekendste kleuren worden beschreven, is ook een hoofdstuk gewijd aan de kleur ‘gember’. In dit hoofdstuk is er aandacht voor roodharigen (met de verwijzing naar de oranje kleur gember). St. Clair schrijft onder andere over dichter en schilder Dante Gabriël Rossetti (1828-1882).

Rossetti en zijn mede prerafaëlieten waren gek op modellen met rood haar zoals Elisabeth Siddal, een dichteres met koperkleurig haar. Zij was ook Rossetti’s minnares en later vrouw. Hij gaf haar een bundel met zijn eigen gedichten mee in haar graf, maar liet haar jaren later weer opgraven om zijn boekje terug te krijgen. Volgens een getuige was Siddals vlammende haar al die tijd blijven groeien zodat het nu de hele kist opvulde toen ze die open wrikten. Rossetti is er nooit helemaal overheen gekomen.

Vorige week was ik in Londen op de Highgate Cemetery in het familiegraf (dat dus jaren na haar dood geopend werd) naast Elisabeth Siddal ook de zus van Dante Gabriël Rossetti, de dichter Christina Rossetti begraven ligt. Rossetti was vooral bekend van zijn schilderwerk. Het gedicht ‘The Blessed Damozel’ is het enige gedicht dat op directe wijze is omgezet naar een schilderij. Omdat het gedicht maar liefst 24 strofen kent van 6 zinnen heb ik ervoor gekozen een ander gedicht ‘First love remembered’ hier te plaatsen.

.

First love remembered

.

PEACE in her chamber, wheresoe’er
It be, a holy place :
The thought still brings my soul such grace
As morning meadows wear.

.

Whether it still be small and light,
A maid’s who dreams alone,
As from her orchard-gate the moon
Its ceiling showed at night :

.

Or whether, in a shadow dense
As nuptial hymns invoke,
Innocent maidenhood awoke
To married innocence :

,

There still the thans unheard await
The unconscious gift bequeathed :
For there my soul this hour has breathed
An air inviolate.

,

Allerzielen

Dichter bij de dood

..

Zoals ik pasgeleden al schreef op dit blog https://woutervanheiningen.wordpress.com/2020/10/19/allerzielen-2020/ kan dit jaar het lustrum van Dichter bij de dood op begraafplaats Oud Eik en Duinen in Den Haag helaas niet doorgaan in verband met de Corona crisis. Vorig jaar kwamen er 250 mensen naar de begraafplaats en dat werden er elk jaar meer.

De organisatie, Marjon van der Vegt en Liesbeth de Blécourt, in samenwerking met Monuta, heeft daarom de deelnemende dichters gevraagd hun gedicht voor te dragen overdag om dit te filmen. De film van Dichter bij de Dood van Allerzielen 2020 is nu te zien op Youtube.

Mijn bijdrage met het gedicht ‘De drogist-dichter’ over de dichter S.J. van de Bergh begint op 15.21 maar kijk vooral de hele film en krijg een goed beeld van de dichters, hun poëzie en de bekende en soms minder bekende Nederlanders die op deze prachtige begraafplaats begraven liggen.

Bij de graven van de mensen waarover de dichters een gedicht hebben geschreven staan vanaf gisteren de gedichten gelamineerd op een paal zodat de bezoekers ook op de begraafplaats zelf de gedichten kunnen lezen.

.

 

Graf Willem Drees

Graf Louis Couperus

Funeraire poëzie

Als toen nu is

.
Terwijl ik op zoek was naar iets heel anders kwam ik min of meer per ongeluk terecht op de website https://ifthenisnow.eu/nl
If then is now is een platform op internet waar onze gedeelde culturele erfenis en geschiedenis actief met elkaar te beleven en te verrijken is, grensoverschrijdend want voor Nederland en België. Door het verleden (then) met het heden (now) te verbinden, biedt if then is now een inspirerende belevenis die je kijk op de wereld veranderd.  Op deze website vind je verhalen, belevenissen en achtergronden van Nederlandse, Belgische en Europese cultuurhistorische locaties, personen, en gebeurtenissen.
.
Tot zover de wervende tekst op de website. Waar het voor mij echt interessant werd was de pagina over funeraire poëzie of gedichten op grafstenen. In een bijzonder aardig artikel schrijft Jessyca de Wit over versierde grafstenen, kaders, en de literaire waarde van poëzie op grafstenen. Zo schrijft ze dat specifiek in het Noorden van Nederland (met name in Groningen) het aanbrengen van poëzie op grafstenen een traditie was in de negentiende eeuw. De reden die ze hiervoor aandraagt is dat deze provincie achterbleef in de ontwikkeling in verhouding tot andere provincies in Nederland. In de negentiende eeuw leefde men in de provincie Groningen nog in een standensamenleving. Waar voorheen de rijken in de kerk begraven werden, werden nu welgestelde boeren op het kerkhof begraven met alle égards inclusief versierde en van veel symboliek en teksten voorziene grafzerken.
.
Theologen, predikanten, artsen en juristen (klassiek geschoolden) zouden behulpzaam zijn geweest bij het kiezen of samenstellen van een grafdicht, aangezien een deel van de overgeleverde gedichten lijkt te zijn vertaald vanuit het Latijn. Dat niet alle grafzerkpoëzie hetzelfde is blijkt uit haar uiteenzetting van de kaders. Dat zijn er vier te weten: het kader met algemene en minder religieuze grafdichten, het kader met algemeen christelijke grafpoëzie, een kader met grafdichten waarin direct verwezen wordt naar de Bijbel en een kader met grafpoëzie die we kunnen duiden als uiting van het orthodox protestantisme.
.
Hieronder een aantal voorbeelden van deze 19e eeuwse grafzerkpoëzie.
.
Lieve moeder!
rust in vrede,
in des aardrijks
kouden schoot.
Eenmaal rijst een
nieuwen dag weer
En het leven
uit den dood
.
.
Afgemat door
Lichaamskwalen
Uitgeteerd door
Ziekte en pijn
Moet ik in deez’
grafkuil dalen
en een prooi
der wormen zijn
.

Dag stoel naast de tafel

Paul van Ostaijen

.

Over de modernistische Vlaamse dichter en prozaschrijver Paul van Ostaijen schreef ik al een aantal keer. Omdat hij in de traditie van Dada allerlei bijzondere vormen meegaf aan zijn gedichten, over zijn graf en zijn geboortehuis en nu dus opnieuw. De reden dit keer is dat ik nu een bundeltje met zijn gedichten in bezit heb. Dit heb ik gekregen van een vaste lezer van dit blog Drager Meurtant. Het betreft hier een bundeltje uit 1969 met de titel ‘Dag stoel naast de tafel’ een bundel met de teksten van een programma van fragmenten uit het muzikaal, plastisch, literair oeuvre van de Vlaamse expressionistische dichter Paul van Ostaijen, gespeeld door Arena | De nieuwe komedie. De premiere van dit stuk vond destijds plaats in het Paviljoentheater in Scheveningen gelegen naast het Kurhaus.

Het bundeltje bestaat uit vier delen: introductie, deel 1, deel 2 en Music Hall. In de bundel is ook het gedicht ‘Voetbalmatch’ opgenomen met een onderschrift erbij uit een brief van Ostaijen  aan Jos. Leonard waarin hij schrijft “Wat gedicht ‘Voetbalmatsj’ betreft, dit gedicht is niet van mij. Een mistificatie van ik weet niet wie uit Avondlied samengeflikt.”

In dit bundeltje ook het gedicht ‘Nachtelijke optocht’ waar heel duidelijk één van zijn dominerende inspiratiebronnen uit naar voren komt namelijk beeld-klank-woord en in dit geval dus vooral klank.

.

Nachtelijke optocht
.
Taptoe oe oe taptoe
stapt al maar toe
zwart van de nacht dat dik drukt de stijve straat
breekt licht logge lucht
en muziekgeschetter

Licht van de laaiende lansen
laaiende stap van de lichtende lansen
lansen van het laaiende licht
dansende licht van de laaiende lansen
dansend laaien van de lichtende lansen
laaiende   lansedans

Lansgekletter
muziekgeschetter
lichtende kadans
laaiende lansen
laaiende kadans van lichtende lansen
lichtend lucht kadans en dans van laaiende lansen
kadans van laaiende lansedans
kadans    van    dans

Lichtende lampen
laaiende lampen
licht van laaiende lampen
dans van laaiende lampen
kadans van lichtende lampen
kadans van laaiende lampen
dans van de lucht in waaiende lampen
waaiende dans van de lucht in laaiende lampen
laaiende kadans in de waaiende lampedans
kadans van lampedans
licht van lampen

Lansgekletter
muziekgeschetter
geschetter van klare klarinetten
helder gekletter van klare klarinetten
helder gekletter klarinettegeschetter
Stappen op straat
stappen breken de straat
stramme stappen breken de straat
horizontaal
vertikaal
vooral    diagonaal
lampen lichte kadans
klare klarinetten dansen in de lansedans
klarinetten lampen en lansedans
transparant

Taptoe
oe oe
taptoe

.

De dichter en de dood

Herman Brusselmans

.

De Vlaams Belgische schrijver Herman Brusselmans (1957) kennen we toch vooral van zijn (bovenmatige productie) van romans en verhalen (78 sinds zijn debuut in 1984!) maar zeker niet van de poëzie. Toch schreef hij in 1997 de poëziebundel voor kinderen getiteld ‘Meisjes hebben grotere borsten dan jongens’. Daar bleef het echter bij. Groot was dan ook mijn verbazing toen ik op een gedicht van hem stuitte dat hij voor zijn overleden moeder had geschreven. In 2013 schreef hij op verzoek van het gemeentebestuur van Hamme (zijn geboortedorp in Vlaanderen) een gedicht dat geplaatst werd op een metalen zuil bij de ingang van de centrumbegraafplaats waar zijn moeder begraven ligt.

‘Ik heb altijd een bijzondere band gehad met mijn moeder, die in 1992 overleed’, zegt de schrijver in een artikel dat destijds geplaatst werd in Het Nieuwsblad . ‘In de zomer van 1993 schreef ik Gemis, want er bleef voor mij toch een enorme leegte achter na haar sterven. Ik bezocht zonet haar graf en bij het zien van de foto heb ik het altijd heel moeilijk. De herinneringen aan haar zijn nog zo levendig, want het was een brave en tegelijk zeer humoristische madam’.

Herman Brusselmans werd in 2013 ereburger gemaakt van Hamme.

.

Gemis

Zou mijn
moeder
zich omdraaien

in haar graf
als ze me hier
zo zag zitten?

En zou ze,
na dat omdraaien
makkelijker
liggen dan tevoren?

Welk leven moet
ik leiden om haar
zoveel mogelijk te helpen

In haar dood
en in haar eeuwigheid?

.

H.C.Andersen

Grafregels

.

Hans Christiaan Andersen (1805 – 1875) of H.C. Andersen zoals hij in Denemarken steevast wordt genoemd, is bekend en beroemd als schrijver van vele sprookjes. Hij begon zijn carrière echter als dichter. Zijn debuut was in 1827 met het gedicht ‘Det døende Barn’ (Het stervende kind) dat hem zeer onder de aandacht bracht. Daarna volgde een roman, al snel gevolgd door hervertelde sprookjes. Uiteindelijk zou hij met zijn zelf bedachte en geschreven sprookjes wereldberoemd worden. Dat hij ook dichter was is dus veel minder bekend. Ook bij mij niet. Tot ik zijn graf bezocht op de Assistents begraafplaats in Kopenhagen. Daarop zijn, uit een Gedicht uit 1874 van zijn hand een aantal regels aangebracht (de laatste vier regels). En wel uit het gedicht ‘Oldingen’ uit 1874, gepubliceerd in Samlede Skrifter” Tolvte Bind, uitgegeven in 1879.

Het gedicht heb ik alleen kunnen vinden in het Deens, de vertaling is een (min of meer) vrije vertaling van mijzelf.

.

Oude man

Voor de grote ingang sta ik nu
Door dood en begrafenis.
Zeven keer tien is het leven van het stof,
De kamer die God gaf;
Mijn lichaam wordt weggegooid, een versleten kleed,
En de ziel – de ziel zal worden uitgeroeid,
Alles wat ik liefhad’, nastreefde, leefde’, samenvoegde,
Naar boven in Vergetelheid? – Is het de eeuwigheid?

Is het allemaal gewoon een spel van kracht,
Alles zonder beloning?
Waarom hebben we dit verlangen daarna gekregen?
Een eeuwigheid?
Heeft Jezus, die voor ons zijn leven heeft gegeven,
Gewonnen wanneer wij dood en begraven zijn,
Dan is ons geloof onze hoop, ons leven liefje,
En niet de grote oorzaak van liefde!

De kracht die ‘Alle kliffen’ beliep, beval
Met het woord: “blijf!”
De voorzienigheid waaruit de liefde voortkomt,
Heb eeuwig leven.
– De ziel die God naar zijn beeld schiep,
Is ondraaglijk, men kan verloren zijn;
Ons aardse leven is hier het zaad van de eeuwigheid,
Ons lichaam sterft, maar de ziel kan niet sterven!

.

Oldingen 

Foran den store Indgang nu jeg staaer
Ved Død og Grav.
Syv Gange ti er Støvets Leveaar,
Det Rum, Gud gav;
Mit Legem’ kastes hen, en udslidt Klud,
Og Sjælen — Sjælen, skal den slettes ud,
Alt, hvad jeg elsked’, stræbte, leved’, led,
Gaae op i Glemsel? — Er det Evighed?

Er da det Hele kun et Spil af Kræfter,
Alt uden Meed?
Hvorfor fik vi da denne Længsel efter
En Evighed?
Har Jesus, som for os sit Liv hengav,
Kun fundet, vundet med os Død og Grav,
Da er vor Tro, vort Haab, vort Liv Bedrag,
Og ikke Kjærlighedens store Sag!

Den Kraft, som ordned’ alle Kloders Gang
Ved Ordet: “bliv!”,
Det Forsyn, hvorfra Kjærlighed udsprang,
Har evigt Liv.
— Den Sjæl, Gud i sit Billede har skabt,
Er uforkrænkelig, kan ei gaae tabt;
Vort Jordliv her er Evighedens Frø,
Vort Legem døer, men Sjælen kan ei døe!

.

Recreatie

Bert Voeten

.

Toen ik het gedicht ‘Recreatie’ van Bert Voeten (1918 – 1992) uit de bundel ‘Gedichten 1938 – 1992’ uit 2001 las kon ik een glimlach niet onderdrukken. Heel herkenbaar  wanneer je soms over begraafplaatsen loopt en daar mensen ziet voor wie een bezoek aan een overleden familielid ook een ontspannende en sociale activiteit is.

.

Recreatie

.

Twee keer per jaar
reden wij naar het kerkhof,
op het 4e graf, 3e rij links van de ingang
mocht ik bloemen zetten
in een groene zinken vaas
terwijl mijn vader knielde op een bankje
waar hij eerst zijn zakdoek overheen had gelegd

de wandeling tussen de graven
duurde vaak meer dan een uur,
mijn vader bracht bezoeken aan oude kennissen
en besprak met de tuinbaas
de verdere verfraaiing van het graf,
de een voelde meer voor een treurwilg
de ander voor een rozenboom

in het café tegenover het kerkhof
(er stonden houten spuwbakken
vol nat zand, uitgekauwde
pruimen en sigarenpeuken)
gingen wij daarna iets drinken
– koud bruin bier uit kruikjes –
en ook dat duurde meestal een uur
want de dood maakt dorstig.

.

Graf van Jotie T’Hooft

Vlaamse Jim Morrison

.

In de Volkskrant las ik ergens weggestopt een klein maar belangrijk artikeltje. Het betrof hier een aankondiging dat het graf van de jong gestorven Vlaamse dichter Jotie T’Hooft (1956 – 1977) bescherming krijgt van het gemeentebestuur van Oudenaarde, na  al 10 jaar met ruiming  bedreigd te zijn. Men is er eindelijk van overtuigd dat het graf op de lijst met funerair erfgoed hoort. Als liefhebber van poëzie, van het werk van T’Hooft en van graven kan ik hier natuurlijk alleen maar blij mee zijn. De reden dat men er zo over heeft getwijfeld (40 jaar na zijn dood zijn we inmiddels) is dat T’Hooft een drugsverslaafde en losbandige dichter was. Tsja, als dat al een criterium is dan weet ik nog wel een paar graven van grote dichters die ook geruimd zouden moeten worden. Maar gelukkig is men tot inkeer gekomen.

Alleen daarom al vandaag een gedicht van Jotie T’Hooft getiteld ‘Een eenvoudig dorp’ uit zijn ‘Verzamelde gedichten’ uit 1983.

.

Een eenvoudig dorp

.

Geknield aan de grens van een simpel dorp

ben ik ontworteld voor het aanschijn

van honderden bunders land, waartussen

de mensen, de dieren, de lucht en het water

zich bewegen; in een bedding, of voor een

.

ploegschaar gespannen en toch zeer rustig

want doende aan een niet te stuiten werk.

Dit herinnert mij aan de lucht die in mijn longen

tot rust zal komen zoals de meubelmaker

die in de handen van zijn hout

.

een tafel wordt, zich buigt, in zich de zon voelt

groeien, gloeien, loeien met het huiswaarts kerend vee

mee, wanneer ik onderga en rozerood en purper

ieder ooglid sluit.

.

Piet Paaltjens

150 jaar Snikken en Grimlachjes

.

150 jaar geleden werd de dichtbundel ‘Snikken en Grimlachjes’ van Piet Paaltjens uitgegeven bij Drukkerij en boekhandel Roelants in Schiedam. Piet Paaltjens is het alter ego van de melancholische dichter en predikant François HaverSchmidt (1835-1894). De Bibliotheek Schiedam en haar partners hebben dit jubileum aangepakt om de schrijver dertien dagen lang te eren met allerlei uitingen binnen een  festivalprogramma. Van het onthullen van het muurgedicht en het voorlezen van gedichten op zijn graf tot een wandeling in de stad en lezingen in zijn voormalig woonhuis en de drukkerij waar de bundel werd uitgebracht. Hoogtepunt van het festival is de samenwerking met platenlabel Excelsior Recordings. Bekende Nederlandse artiesten, waaronder The Kik, Aafke Romeijn en Freek de Jonge, hebben in Schiedam een CD opgenomen met gedichten van Piet Paaltjens.

Het programma rond de viering van 150 jaar ‘Snikken en Grimlachjes’ loopt van 20 oktober tot 1 november in Schiedam. Voor een uitgebreid programmaoverzicht kun je terecht op https://ppp.debibliotheekschiedam.nl

Om aan te sluiten bij dit mooie project van de bibliotheek Schiedam, mijn zeer gewaardeerde collega Theo en partners uit Schiedam, plaats ik graag een liefdesgedicht van Piet Paaltjens getiteld ‘Aan Rika’.

.

Aan Rika

.

Slechts éénmaal heb ik u gezien. Gij waart
Gezeten in een sneltrein, die de trein
Waar ik mee reed, passeerde in volle vaart.
De kennismaking kon niet korter zijn.

En toch, zij duurde lang genoeg om mij,
Het eindloos levenspad met fletse lach
Te doen vervolgen. Ach! geen enkel blij
Glimlachje liet ik meer, sinds ik u zag.

Waarom hebt gij van dat blonde haar,
Daar de englen aan te kennen zijn? En dan,
Waarom blauwe ogen, wonderdiep en klaar?
Gij wist toch, dat ik daar niet tegen kan!

En waarom mij dan zo voorbijgesneld,
En niet, als ’t weerlicht, ’t rijtuig opgerukt,
En om mijn hals uw armen vastgekneld,
En op mijn mond uw lippen vastgedrukt?

Gij vreesdet mooglijk voor een spoorwegramp?
Maar, Rika, wat kon zaalger voor mij zijn,
Dan, onder hels geratel en gestamp,
Met u verplet te worden door één trein?

.

%d bloggers liken dit: