Site-archief

Poëzie voor iedereen

Vroeger en nu

.

Op de website literatuurgeschiedenis.org lees ik een zeer interessant artikel over poëzie voor iedereen. Voor ik in zal gaan op dit artikel wil ik hier eerst iets zeggen over de  stand van de poëzie heden ten dagen. Momenteel is, ten opzichte van bijvoorbeeld 25 jaar geleden, poëzie volledig gedemocratiseerd zoals wel gezegd wordt. Waar je 25 jaar geleden je poëzie gepubliceerd wilde hebben en daarvoor langs tijdschriften, uitgeverijen en kranten moest gaan, waar vaak zeer kritische redacties zaten, kun je tegenwoordig heel eenvoudig je poëzie publiceren op social media, een blog, een vlog, een podcast of via allerlei bedrijven die je wel willen helpen (tegen betaling uiteraard) om je bundel uit te geven.

In die zin is de poëzie gedemocratiseerd; het volk, de mensen, kunnen zonder tussenbeide komst van derden hun gedichten (maar feitelijk alles) publiceren en daar lezers bij zoeken/vinden. Nu denken we, ik wel in ieder geval, dat dit een noviteit is. Dat dit door de digitalisering mogelijk is gemaakt. Tot dat ik het artikel op literatuurgescheidenis.org las over de staat van de poëzie begin 19e eeuw.

Dichten was niet elitair rond 1820. De poëzie stond in dienst van de maatschappij, iedereen kon meedoen en elk onderwerp en elke gelegenheid was goed. De dichtkunst was van en voor iedereen en er werd zelfs geklaagd dat er teveel bundels verschenen. Waar heb ik dat vaker gehoord?  In de decennia dat Nederland en België een koninkrijk vormden, vierde huiselijke poëzie hoogtij en diende ze, anders dan nu, om een burgerlijke moraal aan te leren.

In die tijd kwamen er veel dichtbundels op de markt, vaak gedrukt in een kleine oplage, soms voor rekening van de dichter zelf. In een artikel in een Engelse krant schreef literatuurkenner John Bowring (1792-1872) over de zogenaamde prulpoëeten. Hiermee doelde hij op een speciaal soort dichters, namelijk de aanhangers van het idee dat dichtkunst eenvoudig toegankelijk moet zijn en dat ze in dienst staat van de maatschappij. Ze stelt zich kleine doelen: de burger moet tevreden zijn met zijn bestaan, en als je maar tevreden bent is het leven goed en kan het nog wat beter worden.

Nu wil ik niet zeggen dat tegenwoordig dit doel ook nog hoog in het vaandel staat van vele amateurdichters, met de tevredenheid van de burger gaat het juist de laatste jaren een stuk minder goed, maar de kleine doelen, de eenvoud van dichten (je leest een gedicht en je weet waar het over gaat) en de toegankelijkheid van deze poëzie is wel degelijk iets dat de hedendaagse amateurdichter deelt met zijn landgenoten van twee eeuwen geleden.

In die periode sneden veel dichters in hun poëzie ‘huiselijke’ onderwerpen aan. Bijvoorbeeld het idee dat armoede in een hutje waar liefde heerst beter is dan rijkdom in een paleis als men daar ontevreden is. De dichter schreef over het geluk bij de geboorte van een kind. Of over de goedheid van God, die zorgt voor wie op hem vertrouwt. Een aanleiding om een gedicht te schrijven was er altijd wel: bij een huwelijk, bij overlijden en geboorte, bij de verjaardag van de koning, bij een vertrek naar Indië, maar zelfs bij heel eenvoudige dingen, zoals het doorbreken van het eerste tandje bij een baby.

Een mooi voorbeeld is het gedicht van Hendrik Tollens (1780-1856) uit de bundel ‘Gezamenlijke dichtwerken’ uit 1856 met de veelzeggende titel ‘Raadgeving’.

.

Raadgeving

.

Minnaars, wilt ge uit vrijen gaan,
Trek de stoute schoenen aan,
Schud de kindse blooheid uit,
Maakt ze, die ontvlieden, buit;
Neem het kusje, voor gij ’t vraagt:
Nimmer wint hij, die niet waagt.’t Vrouwenhart is koel en wreed
Voor ons zuchten en ons leed;
’t Wordt niet week door vrees of hoop;
’t Is voor tranen niet te koop;
Hem-alleen, die ’t eist en rooft,
Neemt het aan als heer en hoofd.Overvallen we onverwacht
Dat oproerig schoon geslacht;
’t Is manmoedig, zijn wij laf,
’t Is bloohartig, zijn wij straf;
Geef uw krachten, zijt ge wijs,
Aan haar zwakheid niet ten prijs.

Op, te wapen! op, ten strijd,
Minnaars, zo gij mannen zijt!
Niet de lafheid – wel de moed
Steek u lauwren op de hoed;
De overheerser – niet de slaaf
Dwingt de vest tot overgaaf.

.

Anna

Tijd! Gedichten

.

Joop Alleblas ken ik al jaren. Deze in 1946 geboren Westlander komt uit Wateringen waar ik bijna 10 jaar heb gewerkt. Alleblas studeerde aan de Erasmus Universiteit in Rotterdam en promoveerde aan de Landbouwuniversiteit Wageningen. Van zijn hand verschenen vele wetenschappelijke artikelen en publicaties. Naast wetenschapper is Alleblas een bezield dichter en een fervent amateurarcheoloog.

In 2015 debuteerde hij met de dichtbundel ‘De nacht bestaat niet meer’. Sindsdien verschijnen zijn gedichten  regelmatig in kranten, tijdschriften en deelpublicaties. Inmiddels heeft Alleblas 6 dichtbundels gepubliceerd. Hij voelt zich thuis in het vrije vers. Met een vleugje cynisme etaleert Alleblas in zijn poëzie zijn vrije en zonnige levenswijze. Op luchtige wijze krijgt hij verrassend vat op het schemergebied tussen verbeelding en werkelijkheid. Hij schroomt daarbij niet zijn fantasie de vrije loop te laten. Zo komt hij tot poëzie over het gewone leven, liefde, dood, erotiek en niet-alledaagse voorstellingen.

In 2001 verscheen van zijn hand de bundel ‘Tijd!’, een compilatie van gedichten die door Alleblas in het laatste deccenium van de 20ste eeuw zijn geschreven. Uit deze bundel koos ik het gedicht ‘Anna’.

.

Anna

.

Het was donker toen ik naar Anna ging

Haar kleine kamer geurde

We keken foto’s en noemden namen

Er klonk muziek en

gele tulpen bloeiden voor de ramen

.

Ze sprak van wat voorbij was

en van wat er nog ging komen

Haar ogen waren groot en zwaar en later

zag ik haar wakker dromen

en vroeg ze om een glaasje water

.

Het was laat toen ik Anna ging verlaten

Ik schoof de stoel weer op zijn plaats

ruimde op verzoek de tafel op en

deed de afwas in de keuken

.

Ik kuste haar op beide wangen

Haar dunne handen broos

gevouwen in haar schoot

.

Bij de deur zag ik haar

stil en voorzichtig

in gedachten zwaaien

.

Poëzie verkoopt niet

Poëzie is populair

.

Ik kan je bijna horen vragen huh? Bij de aanhef van dit stuk over poëzie staat ‘Poëzie verkoopt niet’ en meteen daaronder ‘Poëzie is populair. Dat lijkt een tegenstelling en toch is het dat niet. In ‘Schrijven magazine’ van februari dit jaar staat een lang artikel over poëzie. Dat poëzie leeft maar slechts mondjesmaat wordt verkocht.

Het artikel begint, zoals zo vaak, met het onderzoek dat Kila van der Starre deed in 2017 over de belevenis van poëzie door de Nederlander. Uit dat onderzoek blijkt dat maar liefst 97% van de Nederlanders in aanraking komt met poëzie. Kila plaatste nog gisteren een post op Instagram dat ze benaderd werd door de Telegraaf over dat zelfde onderzoek, 6 jaar na verschijnen. Dat in aanraking komen met poëzie gebeurt, je raadt het al, vooral buiten het boek. Op gebouwen, Internet, in kranten, in theaterzalen op de radio enzovoorts komen de Nederlandsers poëzie tegen.

Veel (vooral jongeren) lezen poëzie online. Zoals via InstagramUit een zoekwoord analyse van Arjan Jonker blijkt dat er maar liefst 2,4 miljoen keer per jaar op gedichten of poëzie wordt gezocht online. Omdat dat natuurlijk niet alleen de termen zijn waarop men zoekt ligt het totaal van zoekopdrachten nog veel hoger (denk aan dichter, dichtbundel etc.).

Een andere conclusie is dat Vlamingen en Nederlanderspoëzie vaker gezamenlijk ervaren, veelal auditief, dus door ernnaar te luisteren. Overigens staan de top 10 van best verkochten bundels van Vlaanderen en Nederland ook geplaatst in het artikel. Opvallend vind ik dat van de 10 er in Nederland maar liefst 6 in staan van buitenlandse dichters (vooral Rupi Kaur drie keer) en in Vlaanderen slechts drie (allemaal van Rupi Kaur). In Vlaanderen staan ook hedendaagse dichters als Delphine Lecompte (op 1 en op 6), Lieke Marsman (op 3), Maud Vanhauwaert (op 7), David Troch (op 8) en Leo Bormans (op 10). Terwijl in Nederland Lieke Masrman (op 1 en 5), De Poëzieboys (op 9) en Merel Morre (op 10 staat). In bedie landen staat alleen in Vlaanderen op 4 een klassieke held uit de poëzie namelijk het verzameld werk van Paul Celan.

Uit het onderzoek van Kila blijkt dat mensen dichtbundels lezen om: geraakt te worden (25%) of om een gedicht uit te zoeken voor een gelegenheid (20%). De verkoop van dichtbundels loopt al langere tijd terug. Dat is deels te verklaren doordat met name jongeren steeds minder boeken lezen en in toenemende mate online maar ook blijkbaar omdat het aantal mensen dat intrinsiek gemotiveerd is om poëzie te lezen om de schoonheid of de taal erg klein is en kleiner lijkt te worden.

Een voorzichtige conclusie van de hoofdredacteur in zijn redactionele stuk is dat poëzie definitief is losgeraakt van het papier. Is dat erg? Ik denk van niet, mis je iets als je geen poëziebundels leest? Ik denk van wel, de ware liefhebber zal begrijpen wat ik bedoel. Maar zoals de science fiction al jarenlang het kleine stiefzusje is van de lietartuur maar wel gelezen wordt door een kleine maar enthosuaiste groep liefhebbers, zo is het ook met de poëzie. Tel daarbij de aandacht voor poëzie buiten het boek en ik denk dat de conclusie moet zijn  dat A.: poëzie inderdaad steeds minder verkoopt en B.: dat poëzie populair is.

Geen blogbericht zonder gedicht dus daarom een gedicht over poëzie.   In dit geval het gedicht van Rogi Wieg (1962-2015) getiteld ‘Poëzie’ uit zijn bundel ‘De zee heeft geen manieren’ uit 1987.

.

Poëzie

.

Nu is het dus dat ik niet meer weet

hoe bang zijn was. Ik zal niet langer vijand

zijn van zoveel vormen goedheid. Maar vergeet

niet wat je was: ogen, haar, een hand

.

om mee te schrijven. En wat moet ik zeggen,

de stadsweg waarover je naar huis gaat,

mijn huis zelfs is zo liefdevol voor mij. Verleggen

van dit leven is gewichtig. dat je hier bestaat

.

alsof je altijd zal bestaan lijkt eigenaardig,

– en al die mooie dingen dan –

om alles weg te gooien voor wat poëzie is te lichgtvaardig.

.

Er is weinig taal in mij om zaken

te omschrijven zoals duit gebrek aan angst;

dus noem ik maar wat afgebroken wordt om nog iets goed te maken.

.

 

Wout Waanders

MUGzine #13

.

In augustus komt het nieuwe nummer van MUGzine uit. Dichters die vertegenwoordigd zijn met werk zijn Jana Arns, Marie Brummelhuis, Shari van Goethem en Wout Waanders. De kunst is dit keer van kunstenaar/fotograaf Ruben Philipsen. Om alvast in de stemming te komen zal ik hier een paar keer iets van de deelnemende dichters plaatsen. Zo plaatste ik van  Shari van Goethem op 10 juni al een gedicht en vandaag is het de beurt aan Wout Waanders (1989).

Wout Waanders schrijft gedichten op een laptop, met een pen of een Edding 3000. Hij draagt ook gedichten voor. Daarnaast treedt Wout op als onderdeel van de vijfkoppige Boyband, de literaire boyband. Eind 2020 verscheen Wouts debuutbundel ‘Parkplan’ bij uitgeverij De Harmonie. Daarvoor had hij al in verschillende kranten, (digitale) tijdschriften en verzamelbundels poëzie gepubliceerd. Waanders was in 2019 en 2020 stadsdichter van Nijmegen en in 2008-2009 Campusdichter van de Radbouduniversiteit in Nijmegen. Hij won in 2012 de Poëzieprijs van de Stad Oostende en in 2014 Write Now! ‘s-Hertogenbosch. Zijn debuutbundel ‘Parkplan’ won de C. Buddingh’-prijs, en werd genomineerd voor de Herman de Coninckprijs.

In de hoedanigheid van stadsdichter schreef hij in 2020 het gedicht ‘een nieuwe stad’ een gedicht voor boven het condoleanceregister voor Nijmeegse coronaslachtoffers.

.

Een nieuwe stad

.

Gisternacht heb ik een nieuwe stad bedacht.

Het lijkt verdacht veel op Nijmegen, maar er zijn geen beperkingen,

geen nieuwsberichten (hooguit iets over een pandabeer)

en jij bent er. Jij bent er gewoon weer.

.

Ergens in je straat kom ik je tegen.

Je glimlacht, vraagt: is het anders zonder mij,

en ik knik: wat had je gedacht. Dan open jij je armen en

ik omhels je met terugwerkende kracht.

.

                                                                                                                                                                                                 foto: Studio Schulte Schultz

Heidi und Peter

Elma van Haren

.
De Koninklijke Bibliotheek is de nationale bibliotheek van Nederland, gevestigd in Den Haag. Zij verzamelt alles wat in en over Nederland verschijnt, van middeleeuwse literatuur tot aan publicaties van vandaag. Zo’n 7 miljoen publicaties zijn in de magazijnen opgeslagen, boeken, kranten en tijdschriften, alles bij elkaar zo’n 115 kilometer aan boekenplanken. De Koninklijke Bibliotheek biedt daarnaast ook veel digitale diensten, zoals de landelijke online Bibliotheek (met e-books en luisterboeken) en Delpher (miljoenen gedigitaliseerde pagina’s). En wat ze ook biedt is een website met een apart stuk over poëzie. Op deze pagina’s is een schat aan informatie te vinden over dichters, poëzie en achtergrondinformatie uit verleden en heden.
Onder de knop moderne Nederlandse dichters zijn uitgebreide dossiers te vinden van meer dan 50 moderne dichters. Dat deze pagina steeds aan verandering onder hevig is blijkt voor mij bijvoorbeeld uit het gegeven dat een succesvol dichter als Marieke Lucas Rijneveld nog niet is toegevoegd. Dat geschreven hebbende kan ik deze website alleen maar van harte aanraden. Een schat aan informatie is hier ontsloten.
In de lijst met moderne Nederlandse dichters ook de naam van Elma van Haren (1954). De laatste en enige keer dat ik over haar schreef is alweer 4 jaar geleden. Alle reden dus om weer iets van haar werk te plaatsen. In dit geval het bijzonder aardige gedicht over Heidi en Peter, in dit geval vanuit de persoon van Peter geschreven, waarin Elma de traditionele rollen eens helemaal omdraait. Het gedicht werd gepubliceerd in Tirade jaargang 46 uit 2002.
.
Hallo Heidi

.
Ik hoorde van je hernia en dacht toen:

kom, ik schrijf je!

Bloeit mijn hortensia aan jou nog blauw?

Weet je nog, hoe wij herfst

in ons herbarium plakten?

.

En hoe heerlijk het schapen hoeden was

om bij noodweer te gaan schuilen

in de herdershut, waar we de eerste kus…

door één boshutkus werd het onze geheime kusboshut,

ach hoe dan ook…

.

Toen jij huppelend de hort op ging,

snikte, hikte ik zo heftig,

dat mijn hond een gat de lucht in schrok.

Kapot! Kapot!

Ik huilde hele bange dagen.

.

O liefje, waarom werd jouw hart zo zwaar, zo zwart.

Het mijne is gebroken.

Voor altijd zit ik aan je vast.

Ik voel mijn bloed nog koken,

want hoe hard ook je hart, des te zachter

waren je hemelse handen.

.

voor eeuwig je Peter
.

Collagegedichten

Jehudi van Dijk

.

Voor Vaderdag kreeg ik van mijn dochter het boek ’60 collagegedichten’ van kunstenaar Jehudi van Dijk. Een bijzonder fraai uitgegeven boek met collagegedichten van een dichter/collagemaker die gevonden was door dochterlief via Instagram @jehudi_werk.

In het boek staan dus 60 collagegedichten al vind ik de term wel wat misleidend. Het betreft hier namelijk in mijn ogen geen feitelijke collages, daarvoor is de afbeelding steeds 1 foto met daarop gesneden woorden uit kranten, tijdschriften en wat dies meer zij. Omdat ik het ook niet zeker wist heb ik even de definitie van ‘collage’ opgezocht:

Een collage is een kunstvorm, waarbij de kunstenaar gebruikmaakt van uitgeknipte of gescheurde stukken papier of ander materiaal, die met lijm op een steviger drager, bij voorbeeld papier of schildersdoek geplakt worden. De gebruikte materialen kunnen bijvoorbeeld zijn: (kleine) losse objecten, knipsels uit tijdschriften (tekst, foto’s, advertenties), delen van originele foto’s, tekeningen, gescheurde stukjes van een mislukte aquarel. Het woord collage komt uit het Frans, van het werkwoord coller, waar het plakken of kleven betekent.

Als je deze wat ruime definitie hanteert is het gebruik van tekst dus feitelijk al een vorm van collage. Wat me ook opvalt bij Jehudi van Dijk is dat hij de losse woordjes plakt met plakband op een foto wat soms nog een extra vervreemdend effect geeft. Het is duidelijk dat de inhoud hier boven de vorm gaat en aangezien de inhoud steeds een gedicht is, kan ik hier moeilijk iets tegen hebben.

De gedichten in deze bundel zijn (naast de collagefoto’s) dan ook echt de moeite waard. Het boek is via donaties en een crowdfund-campagne tot stand gekomen en is via de boekhandel te bestellen. Op https://www.voordekunst.nl/projecten/11296-jehudis-collagegedichtenbundel-1 kun je meer lezen over de manier van werken van Van Dijk en de totstandkoming van deze bundel.

.

 

Circus

Jaroslav Seifert

.

Jaroslav Seifert (1901 – 1986) werd geboren in de arbeiderswijk Žižkov, een voorstad van Praag in het toenmalige Oostenrijk-Hongarije. Zijn eerste bundel gedichten werd gepubliceerd in 1921. Hij was lid van de Communistische Partij en redacteur van een aantal communistische kranten en tijdschriften. Aanvankelijk schreef hij vooral revolutionaire gedichten, later meer lyrische poëzie.

In maart 1929 werden hij en zes andere belangrijke schrijvers uit de Communistische Partij gegooid. Dit was omdat ze een manifest hadden ondertekend tegen Bolsjewiekse invloeden in het nieuwe leiderschap van de Communistische Partij van Tsjecho-Slowakije. Desondanks kreeg hij in 1936 de staatsprijs voor literatuur. In 1949 verliet Seifert de journalistiek en begon zichzelf uitsluitend te concentreren op literatuur.

Hij kreeg geruime tijd een publicatieverbod. Zijn gedichten circuleerden echter met veel succes ondergronds. Erkenning bleef niet uit. In 1966 kreeg hij de eretitel ‘nationaal kunstenaar’. Hij won verschillende grote prijzen voor zijn gedichten, waaronder de Nobelprijs. De jury prees de “frisheid, gevoeligheid en rijke inventiviteit” van zijn gedichten.

In 1925 verscheen de bundel ‘Op de vleugels van de TSF’ waarvan in vertaling een zestal gedichten verschenen in Raster, Nieuwe Reeks, jaargang 1997. Uit de Raster het gedicht ‘Circus’ in een vertaling van Kees Mercks.

.

Circus

.

Heden sloot voor het eerst in zijn armen
de beroemde vuurslikker John het danseresje Chloë
.
en de kleine chloë was nog maagd
.
die avond heeft voor het circus de clown Pom
om de toeschouwers te begroeten
.
een grote ballon
.
opgelaten
.
/HEDEN
VOOR HET LAATST/
.
.

De waterput

Ferreira Gullar

.

De, in 1930 geboren en in 2016 overleden, José Ribamar Ferreira behoort tot de meest gerenommeerde hedendaagse dichters in Brazilië. Hij werkte als dichter en essayist mee aan verscheidene kranten en tijdschriften onder het pseudoniem Ferreira Gullar. Vanaf 1971 leefde hij in ballingschap in Peru en Argentinië tot hij in 1978 terugkeerde naar Brazilië.

Gullar debuteerde in 1950 met de bundel ‘A Luta Corporal’ waarna nog vele bundels volgden. In de bundel ‘Poëzie is een gebaar’, Vijfentwintig-en-een gedichten uit Latijns Amerika, zijn een aantal gedichten van zijn hand in vertaling en in het Portugees opgenomen.

August Willemsen (1936) vertaalde voor deze bundel een aantal gedichten waaronder het gedicht ‘O poço dos medeiros’ of in vertaling ‘De waterput’.

.

De waterput

.

Ik wil geen poëzie, de perfectie

van het gedicht: ik wil

de ochtend terug die vuilnis werd

.

Ik wil de stem

de jouwe en de mijne

open in de lucht als fruit in huis

buitenshuis

de stem

die doodgewone dingen zegt

die kankert en lacht

in de duizelende dag:

geen poëzie

poeëm of gaaf betoog

waarin de dood niet schreeuwt

,

De leugen

voedt mij niet:

mij voeden

de wateren

hoe smerig ook

hoe stilstaand hoe verstikkend

van de oude put

die nu gedempt is

waar wij vroeger lachten.

.

 

Binnenhof

Lieven Rens

.

De Vlaamse dichter Lieven Rens (1925 – 1983) schreef elf dichtbundels. Hij was recensent in diverse kranten en tijdschriften, gerenommeerd wetenschapper inzake het renaissancedrama in de Nederlanden in het bijzonder de werken van Joost van den Vondel. Daarnaast was hij hoogleraar Europese en Nederlandse cultuurgeschiedenis aan de Universitaire Faculteiten Sint-Ignatius Antwerpen (UFSIA).

In 1948 debuteerde hij met de bundel ‘Schrikkeljaar’waarna hij tot zijn voortijdige overlijden (in 1983 overlijdt hij aan de gevolgen van een tragisch ongeval) om de paar jaar een dichtbundel publiceert.

Als dichter behoorde hij aanvankelijk tot de groep van ‘Nieuwe Stemmen’ een tijdschrift van de katholieke jongeren, waarvan hij van 1951 tot 1958 redactielid was. Zij streefden een katholiek reveil na, en gingen aldus in tegen die andere naoorlogse stroming het existentialisme, die, volgens hen, teveel nihilistisch van aard was. Ook keerden ze zich af van de experimentelen en geloofden in de kracht van de grote klassieke traditie.

Zijn dichterschap is in drie delen te beschouwen: de eerste 11 jaar dicht hij vooral over de liefde en de verwording van de westerse cultuur. In de acht jaar die daarop volgen verwoordt hij de spanning tussen het menselijk verblijf in het aardse en de hemelse bevrijdingshunker. en verinnerlijkt en vergeestelijkt hij  zijn poëzie in een reeks, landschappen, stillevens en portretten. In de laatste 7 jaar van zijn dichterschap evolueert hij naar een soort woordpoëzie, die haar eigen vorm en ritme vastlegt. Versregelbouw en woordschikking worden grilliger, associaties en referenties verruimen zijn poëtische wereld.

Voor zijn werk ontvangt hij enkele prijzen waaronder de Guido Gezelleprijs 1972-1976 van de Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde voor de dichtbundel ‘Leander’.

Uit de tweede periode van zijn dichterschap stamt de bundel ‘Op gouden grond’ (1971) waaruit het gedicht ‘Binnenhof (St.-Ignatius, Antwerpen)’ is genomen.

.

Binnenhof (St.-Ignatius, Antwerpen)

De platgetreden wegen,
Het gladgeschoren gras,
Alles ligt effen als een plaat van glas.

Heel even een bewegen
Van mus en mus, en soms
Een rilling onder de geraniums.

Ik voel de wereld wegen –
Iets is op til –
Iets moet gebeuren of de tijd valt stil.

.

Bonnie & Clyde

Bonnie Parker

.

Naar aanleiding van een redactioneel stuk dat ik las, over het stel dat het oosten van Nederland en een deel van Duitsland de afgelopen dagen in haar greep had, na berovingen, gijzelingen en geweldplegingen, vandaag dit stuk. Want wat las ik? In de meeste kranten en media werden de twee uit Nederland vergeleken met Bonnie & Clyde. Bonnie Parker en Clyde Barrow werden in de jaren dertig van de vorige eeuw als bankrovers en outlaws bekend, opgejaagd door de politie kwamen ze om het leven in een hinderlaag van de politie op 23 mei 1934, volgens de kranten van toen door “een regen van duizend geweerschoten”. Bonnie & Clyde werden verdacht van  14 moorden en diverse roven en inbraken.

Bonnie & Clyde werden vooral bekend na de verfilming van hun leven in 1967 met in de hoofdrollen Faye Dunnaway en Warren Beatty.

Terug naar de reden van deze post. In dat zelfde redactionele stuk las ik dat Bonnie Parker gedichten schreef. En dat ze een gedicht had geschreven over hoe zij en Clyde tenslotte aan hun einde zouden komen, door geweerschoten van de politie. Dat gedicht heb ik uiteraard opgezocht en hieronder kun je lezen hoe het allemaal is gekomen volgens Bonnie Parker.

.

The trail’s end

You’ve read the story of Jesse James

of how he lived and died.

If you’re still in need;

of something to read,

here’s the story of Bonnie and Clyde.

 .

Now Bonnie and Clyde are the Barrow gang

I’m sure you all have read.

how they rob and steal;

and those who squeal,

are usually found dying or dead.

 .

There’s lots of untruths to these write-ups;

they’re not as ruthless as that.

their nature is raw;

they hate all the law,

the stool pigeons, spotters and rats.

 .

They call them cold-blooded killers

they say they are heartless and mean.

But I say this with pride

that I once knew Clyde,

when he was honest and upright and clean.

 .

But the law fooled around;

kept taking him down,

and locking him up in a cell.

Till he said to me;

“I’ll never be free,

so I’ll meet a few of them in hell”

 .

The road was so dimly lighted

there were no highway signs to guide.

But they made up their minds;

if all roads were blind,

they wouldn’t give up till they died.

 .

The road gets dimmer and dimmer

sometimes you can hardly see.

But it’s fight man to man

and do all you can,

for they know they can never be free.

 .

From heart-break some people have suffered

from weariness some people have died.

But take it all in all;

our troubles are small,

till we get like Bonnie and Clyde.

 .

If a policeman is killed in Dallas

and they have no clue or guide.

If they can’t find a fiend,

they just wipe their slate clean

and hang it on Bonnie and Clyde.

 .

There’s two crimes committed in America

not accredited to the Barrow mob.

They had no hand;

in the kidnap demand,

nor the Kansas City Depot job.

 .

A newsboy once said to his buddy;

“I wish old Clyde would get jumped.

In these awfull hard times;

we’d make a few dimes,

if five or six cops would get bumped”

 .

The police haven’t got the report yet

but Clyde called me up today.

He said,”Don’t start any fights;

we aren’t working nights,

we’re joining the NRA.”

 .

From Irving to West Dallas viaduct

is known as the Great Divide.

Where the women are kin;

and the men are men,

and they won’t “stool” on Bonnie and Clyde.

 .

If they try to act like citizens

and rent them a nice little flat.

About the third night;

they’re invited to fight,

by a sub-gun’s rat-tat-tat.

 .

They don’t think they’re too smart or desperate

they know that the law always wins.

They’ve been shot at before;

but they do not ignore,

that death is the wages of sin.

 .

Some day they’ll go down together

they’ll bury them side by side.

To few it’ll be grief,

to the law a relief

but it’s death for Bonnie and Clyde.

.

Hieronder een ander gedicht van Bonnie in haar handschrift.

.

bonnie