Site-archief

Lyrisch van Rembrandt

Maria Barnas

.

Van een vriend kreeg ik, uit een nalatenschap, een paar dichtbundels. Een paar echt oude bundels maar ook een bundel uit 2006 met de titel ‘Lyrisch van Rembrandt’ twintig nieuwe gedichten naar de oude meester. Deze bundel, uitgegeven door het Rijksmuseum in Amsterdam in samenwerking met Poetry International en NRC Handelsblad, bevat twintig gedichten gemaakt bij de schilderijen van Rembrandt van Rijn (1606-1669). Het deed me denken aan de bundel ‘Ik heb het Rood van ’t Joodse Bruidje lief‘, een bundel uit 1988 en samengesteld door Ton van Deel dat volgens een zelfde idee werd gemaakt.

In ‘Lyrisch van Rembrandt’ staan 20 gedichten van evenzoveel dichters. Vrijwel alle bekende namen leverde een bijdrage. Van onder andere Rutger Kopland, Anna Enquist, Eva Gerlach en Judith Herzberg. Maar ook een aantal dichters die je misschien niet meteen in dit rijtje bedenkt als Albertine Soepboer, Wim Hofman en Tsead Bruinja. Ook Maria Barnas (1973) schreef een gedicht met als titel ‘Uit een’ en wel bij het schilderij ‘Borstbeeld van een man in oosterse kleding’ dat Rembrandt rond 1635 schilderde.

.

Uit een

.

Hij liet zich het liefst in het donker

van een andere gedaante staan de schilder

.

de denker de verre de vreemde

een bedelaar met de gebaren

.

van een menigte. Ik beeld zijn ogen af

door ernaar te kijken en zijn ogen

.

zetten mij neer volgen me dwars

door een gedetailleerde kamer.

.

De gedachten die ik vastleg leggen mij vast

dwingen de wens af een ander te zijn.

.

Ik schrijf over mijzelf en over mijzelf

alleen terwijl wij ons in  uiteenlopende

.

gedaanten uiteen zien gaan.

.

Toen ik dood was (een versje)

Wim Hofman

.

De laatste tijd lees ik wat meer dichters op leeftijd. Ik weet niet wat daar de reden voor is (misschien is er helemaal geen reden maar is het toeval) maar ik merk dat ik geïnteresseerd ben in juist het wat oudere werk van oudere dichters. Zo las ik de afgelopen week in de bundel ‘Je bent mijn liefste woord’ gedichten voor bijzondere momenten uit 2015, een gedicht van schrijver, illustrator, beeldend kunstenaar en dichter Wim Hofman (1941).

Ik ken Wim als dichter al veel langer hoewel de meeste mensen hem vooral zullen kennen van zijn kinderboeken als ‘Wim’ uit 1977 en ‘Aap en beer’ uit 1984. Wim ken ik ook omdat hij een bijdrage schreef voor MUGzine #12. In die editie is naast werk van hem ook poëzie opgenomen van Anton Korteweg, Jana Beranová (die de Anna Blamanprijs heeft gekregen vorige week) en de Vlaamse dichter Amina Belôrf. In diezelfde editie zijn foto’s opgenomen van fotograaf Scarlett Hooft Graafland, die op dit moment een grote en mooie  overzichtstentoonstelling heeft in het nieuwste rijksmuseum van Nederland Panorama Mesdag.

Terug naar het gedicht van Wim in ‘Je bent mijn liefste woord’ dat als titel draagt ‘Toen ik dood was (een  versje)’. Het gedicht werd overgenomen uit zijn bundel ‘Na de storm’ uit 2005. Het bijzondere aan dit gedicht , vind ik, dat het door de toevoeging (een versje) lijkt alsof het een kinderversje is. Maar niets is minder waar. Het begint als versje maar de laatste twee strofen lopen daarbij uit de pas. Ook het onderwerp is nou niet direct iets voor een versje. Oordeel zelf.

.

Toen ik dood was (een versje)

.

toen ik dood was gingen jullie naar huis

en jullie ruimden alles op

schelpen stenen scherven gruis

.

gordijnen deuren en ramen open

in mijn bed een inktzwarte vlek

in de kast kakelden papieren

niets stond op zijn plek

.

mijn stoel was al kilometers ver

een stofwolkje op de oude straatweg

.

op tafel een taart zonder kaarsjes

maar met een kersje voor ieder een kersje

.

Na de zomer

Plint poëziekalender

.

Al jaren heb ik allerlei scheurkalenders in huis en het afgelopen jaar kreeg ik de Plint Poëziekalender cadeau. Elke dag een gedicht en tussendoor afbeeldingen van topstukken uit de collectie van het rijksmuseum. Ondanks dat ik de kalender elke dag zie hangen heb ik er, tegen mijn gewoonte in, niet dagelijks een blaadje afgescheurd. Op deze manier blijft die kalender een soort poëzieverzameling, een bundel in losse blaadjes die toch gewoon nog bij elkaar zitten.

In de kalender gedichten van vele bekende namen als Remko Ekkers, Vrouwkje Tuinman, Martin Bril, Jules Deelder en Ingmar Heytze maar ook van, voor mij, minder bekende namen als Margriet van Bebber, Gerard Berends en Mary Heylema. Uiteindelijk is het een zeer fraaie scheurkalender geworden waarin veel te genieten is. Als voorbeeld heb ik een gedicht van Marc Tritsmans gekozen met de toepasselijke titel ‘Na de zomer’ die op 6 oktober staat.

.

Na de zomer

.

na het al te droge, al te nadrukkelijke knerpen

van rotsen, de duizelende uitzichten over valleien

het broeierig geuren van in zomerzon stovende kruiden

.

sloop onaangekondigd binnen het verlangen naar

natte bladeren en humus, naar deze zware, donkere

aarde met zijn walm van schimmel en verrotting

.

die ik op mijn hurken nu dorstig in me opneem en

die me zelfzeker vertelt dat ik thuiskom, dat enkel hier

in modder, in gutsende regen  heimwee kan worden gestild

.

Gedicht op een waaier en een ketting

Judith Herzberg en Emily Dickinson

.

Ik heb al vaak geschreven over gedichten op vreemde plekken. Ook Meander heeft nu de vraag aan de klezers van haar nieuwsbrief gesteld om met leuke en bijzondere voorbeelden te komen. Heel soms kom ik nog een voorbeeld tegen dat ik nog niet heb besproken op dit blog. Zoals vandaag een waaier en een 3D ketting.

De eerste is een vouwwaaier met dubbel blad van papier waarop aan de voorkant een gedicht van Judith Herzberg, ‘Er is nog zomer’ uit 1992, is gedrukt, op een glad montuur van bamboe met metalen sluitpin (1991) verkrijgbaar in het Rijksmuseum in Amsterdam.

Het tweede voorbeeld is een gedicht van Emily Dickinson in een 3D geprinte halsketting.

.

Er is nog zomer

.

Er is nog zomer en genoeg

wat zou het loodzwaar

tillen zijn wat een gezwoeg

als iedereen niet iedereen terwille

was als iedereen niet iedereen

op handen droeg.

.

If I can stop one heart from breaking,
I shall not live in vain;

If I can ease one life the aching,

Or cool one pain,

Or help one fainting robin

Unto his nest again,

I shall not live in vain.

.

Magnolia

(Bijna) vergeten dichters

.

In een kringloopwinkel kocht een wat verfomfaaid  exemplaar van ‘Dichterkeur’ een keuze uit verzen dezer eeuw. Dezer eeuw moet je wel in het licht zien van het jaar van publicatie namelijk 1949. Dus eigenlijk een keuze uit de gedichten van de eerste helft van de vorige eeuw. Verzameld een ingeleid door Dr. W.L. Brandsma. Het boek begint met een prachtige zin van J.H. Leopold: “Zoek heil en heul in uw gedichten; doe als ik en denk om roem en eer geen ogenblik, maar vind in verzen vrede en zielsgeluk”.

Dit boek is opgedeeld in een aantal opmerkelijke hoofdstukken: De ouderen, de generatie van de eerste wereldoorlog, de generatie van de tweede wereldoorlog en de Vlamingen. Mijn oog viel op een gedicht, een sonnet van een mij onbekende dichter F. Schmidt-Degener (1881 – 1941).

Deze Rotterdamse dichter bezocht het Erasmiaanse gymnasium. In die tijd kreeg hij na een ernstige ziekte privaatlessen van J.H.Leopold. Dit heeft grote invloed op zijn latere dichtwerk.In 1908 werd hij op 26 jarige leeftijd benoemd tot directeur van het museum Boymans in Rotterdam. In 1921 werd hij benoemd tot directeur van het Rijksmuseum. Dit bleef hij tot zijn dood in 1941.

Deze begaafde kunstkenner was dus ook dichter. In 1937 verschenen ‘De poort van Ishtar’en de bundel ’55 Variaties op een bekend thema’ (op het gedichtje ‘Le sylphe’ van Paul Valéry) en in 1939 gevolgd door de bijna al te kunstig gebouwde bundel ‘Silvedene, tien suites voor viool en woord’. Na zijn dood werd een herdruk van deze bundels uitgegeven.

Uit deze bundel het gedicht ‘Magnolia’.

.

Magnolia

.

Op zuider binnen-hoven, blank omkloosterd,

straalt het ontlokene in pril seizoen

De struik torst zwaar het rood-en-wit blazoen

als had reeds zomerzon z’n pracht geroosterd.

.

Langs stenen treden dalen vrouwen af.

Glimlachende om ’t onverwacht beroven

snijden zij uit die weelde brede schoven.

De jongste oogt in ’t gaan – half mild, half straf.

.

Met fletse blik antwoordt de noordeling,

verbaasd hoe hem in één bekoring ving,

vrouw, ’t kleumste blauw, de vlucht van ’t bloesemvuur:

.

” ’t is of de lente in de vrouwen bloeit,

saam met de koude blijheid der natuur-

voordat de zomerzon de sappen schroeit. ”

.