Maandelijks archief: september 2023

Concrete poëzie

Eugen Gomringer

.

Ik heb op dit blog al vaker over concrete poëzie geschreven, meestal aan de hand van een voorbeeld of naar aanleiding van nieuwe ontwikkelingen binnen de concrete poëzie. Nu heb ik echter een klein boekje op de kop weten te tikken dat over dit onderwerp gaat. Het betreft hier ‘Concrete poëzie’ van Erik Slagter, een vijfde deel uit de reeks Moderne Literatuur Nederlands uit 1971.

Het boekje begint met een voorwoord van Slagter waarin hij eigenlijk de essentie van concrete poëzie in de laatste alinea weet te pakken: “Maar in deze tijd van massacommunicatie telt het gevoel van één mens nog nauwelijks mee. De kunstenaar zoekt daarom naar iets anders. Hij wil met gebruikmaking van de nieuwste technieken en materialen iets vinden dat iedereen aanspreekt en verrast doordat het de dingen ineens vanuit een onverwachte hoek laat zien. Met de klank of met de vorm van het woord is dat te bereiken. Dat wil nu concrete poëzie.”

De term concrete poëzie stamt uit begin jaren ’50 van de vorige eeuw. In 1953 schreef de Zwitserse dichter en beeldhouwer Eugen Gomringer (1925) gedichten die hij konstellaties noemde. In die periode reisde hij naar Zuid-Amerika en besloot samen met enkele Braziliaanse dichters om hun poëzie voortaan concrete poëzie te noemen. De naam verspreidde zich over Amerika en Europa waar veel dichters de naam gingen gebruiken, zodat het niet lang duurde voordat bijna niemand precies meer wist wat de naam inhield.

In 1967 verscheen in Amerika een bloemlezing met concrete gedichten van vijfenzeventig dichters uit 20 landen. Hoewel Gomringer in 1955 besloot zijn poëzie concrete poëzie te noemen, was hij niet de eerste die dat deed. In 1953 schreef al een Zweedse dichter Öyvind Fahlström (1928-1976), een manifest voor concrete poëzie. Dit manifest verscheen in een kleine oplage en Fahlström was toen een bekende abstracte kunstschilder. Maar in de jaren ’50 van de vorige eeuw waren er meer dichters die zich bezig hielden met een vorm van poëzie die later concrete poëzie genoemd zou worden. In Italië was er een groepje dichters in Milaan onder leiding van de dichter en futurist Carlo Belloli (1922-2003) die zijn gedichten al ‘visuele woorden’ noemde. Maar ook in Oostenrijk en Duitsland waren er dichters die met hun poëzie nauw aansloten bij deze vorm.

Wat was er nu nieuw aan deze vorm van poëzie? Gomringer wilde gedichten schrijven die zoveel mogelijk uitdrukten met zo weinig mogelijk middelen. Hij ‘ontdekte’ dat het mogelijk is poëzie te schrijven met bijvoorbeeld maar één woord, zodanig op een vel papier geschreven dat er evenveel mee wordt uitgedrukt als met een gedicht met veel woorden. Een mooi voorbeeld is zijn gedicht uit 1953 ‘ping pong’.

.

ping pong

ping pong ping

pong ping pong

ping pong

.

De dichter laat met dit voorbeeld zien dat het ping pong-spel kan worden uitgedrukt met de taal zelf, door de woorden zo te plaatsen dat het spelverloop uit het beeld is af te lezen. Wanneer je dit gedicht hardop voorleest komt de klank overeen met het geluid van de ping pong-bal op de speeltafel, wat dit gedicht niet alleen een beeldtekst maar ook een klankgedicht maakt.

Naast deze voorbeelden staan er nog vele andere concrete dichters in dit heerlijke boekwerkje. Van de Belgische dichters Mark Insingel en Ivo Vroom, de Nederlandse dichters Herman Damen en Hans Clavin en uiteraard misschien wel de bekendste concrete dichters de Fransman Stéphane Mallarmé en natuurlijk Jan Hanlo.

.

 

 

 

De rokkenjager

en diens bijdehante tante

.

Herta Müller (1953) is van Roemeense komaf maar woont en werkt in Duitsland sinds 1987. In 2009 ontving zij de Nobelprijs voor Literatuur en eerder kreeg ze al de Kleist-prijs, de Marieluise-Fleisserprijs en de Europese Literatuurprijs. Ze is naast dichter ook schrijver en essayist.

Voor mij is vooral haar werk als collagedichter interessant. Haar huis ligt vol kleurige knipsels van woorden en afbeeldingen uit kranten en tijdschriften welke ze gebruikt om haar herkenbare collagegedichten mee te maken. Haar gedichten zijn fantasievol en humoristisch maar net als in haar proza steekt toch ook hier af en toe verbijstering en angst de kop op. In 1982 debuteerde ze met de verhalenbundel ‘Niedrungen’ waarna nog vele boeken en bundels volgde. Een groot deel van haar werk is vertaald in het Nederlands.

In 1987 trad ze toe tot de Duitse PEN-club, die ze in 1997 verliet, omdat deze was samengegaan met de DDR-afdeling die in haar opinie teveel samenwerkte met de Securitate, de geheime dienst uit Roemenië, een land dat ze was ontvlucht omdat diezelfde Securitate gezorgd had dat ze werd ontslagen bij ‘De machinefabriek’ waar ze vertaalster was omdat ze weigerde met de geheime dienst samen te werken.

In 1987 werd een bundel van haar vertaald in het Nederlands ‘Barrevoets in februari’ waarna er nog verschillende zouden volgen. Zoals de bundel ‘De rokkenjager en diens bijdehante tante’ uit 2011, een vertaling van ‘Die Blassen Herren Mit Den Mokkatassen’ uit 2005. Ik zet de Duitse titel erbij want in deze dikke bundel staan de oorspronkelijke collagegedichten in het Duits (uiteraard) met daarbij in tekst de Nederlandse vertaling van Ria van Hengel.

Uit deze bundel nam ik een gedicht zonder titel met daarbij het oorspronkelijke collagegedicht in het Duits.

.

de zwager van mijn vader had van de oorlog

nog maar één arm de andere was van wasdoek

gevuld met zand in plaats van een hand zat

er vingergroot een haalkje aan dat glom onder

water lokte de vissen naar boven de zon was

onder het viaduct geschoven met haar gele

laatste tand algauw kwamen de avondspreeuwen

in een zwerm voorbij die leken voor mij op het

jasje met zand in de mouw

en op de trap naar het kanaal ging slechts een

lachwind aan de haal

.

Aan de kade staat een huis

Sjuul Deckwitz

.

Dichter, schrijver en feminist Sjuul Deckwitz (1952) is bekend van haar verhalen en gedichten maar heel veel over haar is er niet te vinden op het wereld wijde web. Overal en nog ergens zijn gedichten van haar te lezen zoals op DBNL.org Ze schrijft voor De Groene Amsterdammer en publiceerde in het lesbisch-cultureel tijdschrift ‘Lust en Gratie’, een Nederlands driemaandelijks tijdschrift met aandacht voor visuele kunst, literatuur en polemiek.

Ik kwam op haar spoor terecht omdat ik in een boekenwinkel de bundel ‘Niet wachten op ontspanning’ tegenkwam. Het gedicht dat ik daar las toen ik de bundel opensloeg maakte dat ik over haar wilde schrijven. Maar heel veel meer dan bovensdtaande informatie heb ik niet kunnen achterhalen.

Daarom uit de bundel ‘Niet wachten op ontspanning’uit 1985,  het gedicht ‘Aan de kade staat een huis’.

.

Aan de kade staat een huis

.

Waar Zij niet heerst, de

harde Passie, heerst het Huisgezin.

(In welke vorm dan ook.)

.

Daar hangen broeken te drogen daar

staan pannen eten bewaard te worden-

tot morgen, tot overmorgen, daar

kan alles wachten.

.

Dan

Joost Oomen

.

Dichter, schrijver, columnist, drummer en performer Joost Oomen (1990) debuteerde in 2011 met de dichtbundel ‘Vliegenierswonden’. Hij was huisdichter van de Rijksuniversiteit Groningen en stadsdichter van Groningen en won in 2011 het Hendrik de Vriesstipendium voor nieuwe literatuur. In 2021 werd hij door de Volkskrant uitgeroepen tot hét literaire talent van dat jaar. Na tien jaar lang langs alle poëziepodia van Europa te trekken verscheen in 2023 eindelijk zijn dichtbundel ‘Lievegedicht’. Joost Oomen staat dit jaar voor het eerst op de Nacht van de Poëzie dat op 7 oktober plaats vindt in Utrecht.

Uit zijn laatste poëziebundel ‘Lievegedicht’ nam ik het gedicht ‘Dan’. En hoewel Onno-Sven Tromp in zijn recentie op de Meanderwebsite heel terecht stelt: “Als er in ‘Lievegedicht’ één ding duidelijk wordt, dan is het wel dat Oomen een hongerige en dorstige dichter is. De liefde van de dichter gaat duidelijk door de maag. Er staat in de bundel bijna geen enkel gedicht waarin geen eten of drinken voorkomt, variërend van pudding tot ananaszee en van lolly’s tot roomboter.” is er in dit gedicht slechts sprake van het delen van een nectarine.

.

Dan

.

eerst heb je elkaar
nog nooit gezien

 

dan heb je elkaar gezien
maar weet je het nog niet
bijvoorbeeld op een groot feest waar je
later van weet dat je er allebei was
als dichte sneeuw
waarin geen vlok geen vlok
de ander zag
maar uiteindelijk samen
in een dekbed belandde

.

dan zie je elkaar
voor de eerste keer

.

dan zoen je voor de eerste keer
dan wordt het opeens april
dan hou je van elkaar
dan deel je een nectarine

.

dan leer je steeds beter
hoe de ander het liefst door de stad wil fietsen
en doe je dat vervolgens ook
dan word je een keer nat
zo nat dat je je schoenen leeg kunt gieten
bij thuiskomst op de donkerblauwe mat

.

en je gaat allebei op blote voeten naar boven
je gaat in bed liggen met twee koude regenlijven
stijf tegen elkaar aan

.

dan heb je één keer ruzie in datzelfde bed
dan heb je geen keer ruzie in datzelfde bed
zie je springbalsemien en knijp je erin
dan word je gelukkig en bijt je zachtjes in haar nek

.

dan zegt ze dat ze niet meer slapen kan
voordat jij ‘tot morgen’ hebt gezegd.

.

Het langzaam voorover vallen

Alja Spaan

.

Het schrijven van een recensie is geen sinecure. Voor mij niet althans. Ik lees een bundel eerst vluchtig door, scan wat gedichten her en der en daarna lees ik de bundel een keer helemaal achter elkaar secuur door. Ik maak aantekeningen en begin te schrijven. Tijdens het schrijven blader ik terug, herlees ik en toets ik wat ik vind aan de pagina’s in een bundel.

Een recensie schrijven is werken en genieten (als de bundel daar aanleiding toe geeft) ineen. In het geval van het recenseren van de bundel ‘Het langzaam voorovervallen’ van Alja Spaan (1957), uitgegeven door uitgeverij P afgelopen maand komen er nog wat verwachte extra complicaties bij. Want niet alleen vorm ik samen met Peer van de Hoven en Alja Spaan het bestuur van Meandermagazine.nl maar ik ken Alja al ruim 15 jaar en durf ik te zeggen dat we goed bevriend zijn, een vriendschap die zich uitte in samen een gedichtenbundel publiceren  (Je hebt me gemaakt met je kus) en voordragen op podia die zij of ik organiseerden.

Desalniettemin is het me elke keer weer een grote eer om haar dichtbundels te recenseren. Omdat ik ook een groot bewonderaar ben van haar poëzie. Ik lees bijna dagelijks haar gedichten die ze publiceert op haar website aljaspaan.nl maar elke keer weer als Alja een bundel publiceert (dit is al haar 7e dichtbundel) ben ik nieuwsgierig naar de inhoud.

In ‘Het langzaam voorovervallen’ staan gedichten die Alja schreef in de periode januari 2019 – januari 2021. Wekelijks las ze toen voor in een zorginstelling voor ouderen waar de jongste luisteraar 72 was en de oudste 99. De bundel ademt kwaliteit. Een mooi vormgegeven bundel met een lichte omslag met aan de binnenkant een dubbele omslag met informatie over de bundel en over Alja. Vierenvijftig gedichten over de duur van twee jaar, wekelijks een gedicht. De snelle rekenaar begrijpt dat er bijna een jaar ontbreekt, het Coronajaar toen zorginstellingen hermetisch afgesloten waren voor buitenstaanders.

Dan de gedichten. Lezend in de bundel valt me elke keer weer op, over wat een geweldig observerend vermogen Alja beschikt. Een groot oog voor detail en voor de mensen aan wie ze voorlas. Alja kijkt en luistert, ziet maar oordeelt nergens. Ze beschrijft een wereld die aan haar langs trekt. Het lijkt een samenleving, een wereld onder een stolp, bevroren in de tijd. Door haar gedichten, die eigenlijk één doorlopend verhaal zijn, leer je de mannen en vooral vrouwen in het tehuis kennen. De heer D. mevrouw Z., mevrouw V., mevrouw A., de heer T. en mevrouw D. waar de bundel mee opent. Door de gedichten van Alja komen ze tot leven en los van het papier.

Herkenbare situaties voor wie ooit te maken kreeg met ouderen die niet meer zelfstandig kunnen wonen. Het voortdurend terugkerende wachten (zoals Pom Wolff heel scherp al beschrijft in zijn recensie van deze bundel op pomgedichten.nl), de verveling, het in slaap vallen, het ‘roddelen’ over de andere inwoners maar ook de verwarring bij de ouderen, het overlijden van een medebewoner en de herinneringen. Heel terloops, maar voor de goede verstaander en lezer van haar vorige bundels, komen de vader en de moeder van Alja als vanzelfsprekend langs in haar gedichten. De groep die ze voorleest vertoont gelijkenissen met de herinneringen die Alja heeft aan haar moeder.

De gedichten in deze bundel schilderen, in de bekende bijzondere stijl van dichten van Alja: tweeregelige gedichten waarbij de zinnen in elkaar overlopen, een wereld waarin het verleden net zo tastbaar aanwezig is als het heden. Met veel plezier en nieuwsgierigheid las ik de bundel in één ruk uit en voelde me onderdeel van een wereld die ik niet van dichtbij ken maar waarvan ik nu wel het gevoel heb dat ik weet hoe het eraan toegaat, wat er speelt maar vooral een wereld die ik mag kennen door de ogen en de taal van Alja.

Ik ben het helemaal eens met mevrouw Z. (om een andere reden maar desalniettemin) aan het einde van het gedicht ‘het oude litteken’ op pagina 49 “mevrouw Z. hoewel teleurgesteld / dat we niet gaan handwerken, noemt mij een cadeau.”  En een cadeau is ook deze bundel. Ik zou vele gedichten hier, ter illustratie van alles wat ik hierboven heb geschreven willen delen maar ik kan geen keuze maken. Elk gedicht is raak, ontroert, verbaast, vertedert, stemt tot nadenken, maakt verdrietig of juist blij. Ik kan alleen maar zeggen; Koop deze bundel, het zal geen moment teleurstellen, lees en herlees deze gedichten en geniet van de taal en de poëzie van Alja.  Om toch een gedicht hier te delen koos ik voor het gedicht op pagina 35 getiteld ‘het bepalend tijdstip’.

.

het bepalend tijdstip

.

De heer P., naast me, glimlacht de hele tijd maar zegt niets. Hij is

de eerste, ik duw hem tegen de tafelrand

.

vraag hoe zijn week was en hij knikt. In een verloren moment heeft

hij eens gezegd dat er zoveel overbodig geklets

.

is en ik heb dat natuurlijk beaamd maar er zijn tien vrouwen die dat

bestrijden en zelfs die ene andere man, mij

.

elke keer uitleggend hoe zijn gehoorapparaat werkt en ik de techniek

prijzend, houdt van dat oeverloos geleuter. Dat komt,

.

zegt hij, omdat hij zo’n romanticus is en hij legt zijn lange, witte en

benige hand over de mijne. De dames

.

zijn niet gecharmeerd, er heerst een virus, iedereen kucht en niemand

wil weten hoe groot de rol van de ander was,

.

niet echt tenminste of alleen door de ogen van Annie M.G. Mevrouw

de B. schatert, o, zegt ze, dat venijn!

.

Poëziepodia

Rotterdam, Breda en Den Haag

.

Vandaag is er op de begraafplaats Oud Eik en Duinen een poëziepodium van Dichter bij de dood. Twee keer in het najaar en op Allerzielen worden poëziepodia georganiseerd door Dichter bij de dood en poëziestichting Ongehoord! Op vele plaatsen in Nederland (en Vlaanderen) worden bijna wekelijks poëzie- en open podia georganiseerd waar naar dichters geluisterd kan worden en waar dichters hun werk kunnen brengen voor een publiek.

In 2012, 2013, 2013, 2013,  2014 maar ook in, 2019 schreef ik al over allerlei initiatieven en poëziepodia. En omdat er toch echt wel ontwikkeling is binnen de verschillende poëziepodia in Nederland hier een update.

De Poetsclub

De Poetsclub is verhuisd. Nadat Tineke van café de Schouw er pas geleden mee is gestopt is dit Rotterdamse open poëziepodium verhuisd naar Café Ari. Het pand waarin café de Schouw was gehuisvest was dermate slecht dat het afgebroken gaat worden. Café Ari aan de Nieuwe Binnenweg 142a in Rotterdam is het nieuwe onderkomen van de Poetsclub. Iedere eerste woensdag van de maand vanaf een uur of 9 kun je terecht met je gedichten of gewoon om te luisteren naar wat Rotterdamse dichters te brengen hebben.

De Groene Fee

Elke twee maanden organiseert Louis van Londen in het Belcrumhuis in Breda aan het Pastoor Pottersplein 12 aldaar een poëziepodium onder de naam Groene Fee. Van 20.00 tot 23.30 treden daar allerlei dichters op en er is een open podium. De eerstvolgende is op 6 oktober en dan dragen onder andere Acg Vianen, Pom Wolf en Anna Borodikhina voor.

Dichter bij de dood

Zoals geschreven hierboven is er vandaag van 14 uur tot 16 uur een open- en poëziepodium van Dichter bij de dood in de aula van de begraafplaats Oud Eik en Duinen aan de Laan van Eik en Duinen 40 in Den Haag. Je kan meedoen op het open podium, meld je dan aan bij Marjon van der Vegt voor aanvang van het podium.

.

Poëzie

.

Is dat niet met

andere woorden

precies hetzelfde

zeggen

Liedjes voor Lesbia

Catullus

.

Gaius Valerius Catullus (84-54 voor Chr.) is de grote Romeinse liefdesdichter die zijn roem vooral dankt aan de gedichten die hij schreef voor zijn muze Lesbia. Lesbia was een tien jaar ouderem knappe maar lichtzinnige mannenverslindster. Hoewel Catullus Lesbia aanbad, tegelijkertijd haatte hij haar om dat laatste. Hij beschrijft dit in het gedicht ‘odi et amo’ waarvan de vertaling luidt: “Ik haat en ik bemin. Waarom ik dat doe, vraag je misschien. / Ik weet het niet, maar ik merk dat het gebeurt en ik word gefolterd”.

Net zo beroemd als zijn liefdesgedichten zijn misschien wel zijn spotdichten. De schuttingtaal in deze polemische gedichten, satires en persoonlijke aanvallen hebben in preutsere tijden geleid tot een ban op het verschijnen hiervan. In 2000 verscheen bij uitgeverij Atheneum in een vertaling van Paul Claes de bundel ‘Liedjes voor Lesbia’. In de bundel naast de vertaalde gedichten een uitvoerig hoofdstuk met aantekeningen van Claes en een korte beschrijving van het leven van Catullus. Om de beide kanten van zijn dichterschap (de liefdesgedichten en de spotdichten) te illustreren hier twee gedichten uit de bundel.

.

Poëtische pretentie

.

Lullius bestijgt de Muzenberg,

maar de maagden flikkeren hem

er met de mestvork weer af.

.

Geluk

.

Wie een vurige wens

onverwacht in vervulling

ziet gaan, is dolblij.

.

Ik voel me dan ook meer

dan verguld, Lesbia,

nu jij mijn wens vervult

.

en onverwacht bij me

terugkomt: een dag om

nooit meer te vergeten!

.

Wie is gelukkiger dan ik,

wiens leven kan zaliger

heten dan dat van mij?

.

 

 

Seizoenen van het leven

Victor Vroomkoning

.

Afgelopen zondag was ik in Rotterdam tijdens de open atelierroute bij de NE Studio’s op het Noordereiland bij vriendin en kunstenaar Marjoke Schulten op bezoek. Zij had een boek liggen in haar atelier getiteld ‘Seizoenen van het leven’ hedendaags getijden- en pelgrimsboek uitgegeven door Intermedi-art kunstzaken uit 2015. In dit boek dat volgens de initiatiefnemer Theo van Stiphout een hedendaags getijdenboek is zonder de christelijke context, omdat deze beter past bij de moderne mens, zijn verhalen, gedichten en kunstwerken van verschillende schrijvers, dichters en kunstenaars bijeengebracht.

Veel van de namen van schrijvers en dichters zijn bekend (van Rutger Kopland, Rudy Kousbroek, Désanne van Brederode, Jan Douwe Kroeske tot Tommy Wieringa en Jan Terlouw) terwijl veel van de kunstenaars waarschijnlijk minder bekend zijn. Waarschijnlijk staat daarom achterin dit stevige boekwerk, dat in seizoenen en maanden is ingedeeld, informatie over de beeldend kunstenaars en verder geen informatie over de schrijvers en dichters.

Ik heb voor een van de twee gedichten van Victor Vroomkoning (1938) pseudoniem van Walter van de Laar gekozen getiteld ‘Wachten op de nacht’ uit het herfstseizoen in de maand september.

.

Wachten op de nacht

.

Vanmorgen was hij nog een spelend kind

in een tuin vol beelden, vanmiddag een

jongleur met toverballen op een marktplein,

in de schemering een hemellichaam aan een

trapeze zonder net, maar met de avond viel

hij uit zijn luchtig leven in het vlees terug

van een schouwer, de twee handen om zijn

kop gevouwen, overdenkend hoe het kind

dat in hem opkwam zoveel plaats innam.

.

Nu dooft hij langzaam uit, soms is er nog

een glimp van helderheid waarin de wereld

oplicht, een gelaat dat bij een naam past,

bij een ding een ander ding totdat het weten

hem ontvallen zal en er geen dag meer kraait.

.

 

Openstratendag

Lotte Dodion

.

Afgelopen zondag 17 september 2023 vond in Antwerpen de OpenStratenDag plaats. In bijna 50 straten verspreid over Antwerpen organiseerden bewoners een straatfeest met een extra boodschap: ze willen een autoloze zondag in de hele stad, en een beleid dat meer gericht is op stedelijke leefkwaliteit. Stadsdichters Lotte Dodion, Cleo Klapholz, Ruth Lasters en Lies Van Gasse schreven elk een nieuw stadsgedicht voor het initiatief. Die verschenen als levensgrote krijtgedichten in zes straten verspreid over stad Antwerpen.

Deze vorm van straatpoëzie is opzichzelf niet nieuw maar blijft toch bijzonder. In het filmpje dat van dit gedicht gemaakt is krijg je een mooi idee van hoe je dit gedicht goed kan lezen (vanuit de positie van een drone). Om het gedicht toch wat toegankelijker te maken kun je het hieronder lezen.

Lotte Dodion zegt over deze vorm van poëzie: “Als maatschappij hebben we een dubbele missie tot ontharden: zowel de landschappen waarin wij bewegen als wijzelf zijn veel te verhard geraakt. De gevolgen daarvan worden steeds voelbaarder. Maar de toestand is niet onomkeerbaar. Aan ons de keuze om het anders te doen.” In die zin is het gedicht ‘Ontaard’ van Lotte Dodion een oproep tot ontharding.

.

Ontaard

.

Ssssssissend zingt een stem uit de grond:

Ontaard Ontaard Ontaard mijn uitgestrekt gezicht

uitgestreken gemaakt asfaltfilters en injecties van beton ik ben zo hard

geraakt ik mis mijn rimpels mijn groeven mijn traankanalen natuurlijk wil ik jullie dragen

prooiend gloeiend en glooiend mijn wijsheid van jaren waardig laat mij aarden.

.