Op de nationale gedichtendag in januari heeft de provincie Vlaams-Brabant eens flink uitgepakt. Op deze dag hing men een spandoek van liefst 50 meter op het Provincieplein in Pamel met daarop een gedicht van de 95-jarige dichter Hubert van Herreweghen.
Site-archief
Lasso’s van woorden
De lenige liefde
.
In 1966 debuteerde Herman de Coninck met de bundel ‘De lenige liefde’. Hij zette daarmee een toon van ironie, lichtheid en speelsheid in de Nederlandse poëzie die daarna door veel dichters is opgepikt en gekopieerd.
Van deze bundel zijn inmiddels meer dan 10 drukken verschenen en de bundel is integraal opgenomen in ‘De gedichten’ waarvan meer dan 50.000 exemplaren zijn verkocht (en dan reken ik het gesproken boek van de lenige liefde nog niet eens mee).
Een enorm succesvolle dichtbundel kortom. Uit deze debuutbundel heb ik gekozen voor het gedicht nummer 11: ‘Denkend aan vroegere gedichten’.
.
Denkend aan vroegere gedichten
.
Wij waren jong, wij sprongen
te paard op de taal en reden
heersend de velden door,
slingerende lasso’s van woorden
naar alles wat we wilden veroveren. ,
het waren dolle roekeloze tochten, pas toch
een beetje op, riep Kees Fens ons nog na.
.
En ’s avonds stond de taal nog na te trillen,
op stal in een gedicht, hinnikend
van heimwee naar de maan
en naar de verste betekenissen.
.
De eerste op de laatste
Herman de Coninck gedicht
.
Op de laatste zondag van 2015 wil ik het eerste gedicht uit de eerste bundel van Herman met jullie delen. Herman heeft zoveel prachtige gedichten geschreven dat een keuze maken uit zijn gedichten elke zondag, aan de ene kant heel makkelijk is (er zijn er zoveel) en aan de andere kant elke keer weer zoeken is (wat wil deze zondag met jullie delen?). Toch blijkt me dat veel lezers heel blij worden van een de Coninck gedicht op zondag. Daarom zal ik voorlopig nog even doorgaan met de Herman de Coninckzondag.
Vandaag dus het eerste gedicht uit ‘De lenige liefde’ uit 1969 zonder titel of het moet 1. zijn.
.
1
.
Zo is hier elke dag: de bloemen
gaan de perken te buiten, bomen
waaien in het honderd, en van overal
stroomt klaarte toe
als volk voor een voetbalwedstrijd.
Reeds komt de zon het terrein op-
gelopen, stralend van zelfvertrouwen.
.
En even sterk zijn hier de dichters.
Hun stevige beelden bewerken de realiteit
als boeren het land,
een hele werkelijkheid kunnen zij
in hun armen dragen.
.
Ik hou van dit land.
Als ik ooit uitwijk neem ik het mee.
Ik zal zijn naam noemen
en het zal me volgen.
.
Endre Ady
Verwant van de dood
.
Endre Ady (1877 – 1919) was een Hongaars dichter die zijn poëzie in een volkse stijl schreef en wiens werk sterk beïnvloed werd door dichters als Charles Baudelaire en Paul Verlaine. In zijn gedichten maakte hij vaak gebruik van het Symbolisme en thema’s als God, Hongarije en het gevecht tot overleven.
Ik ken Endre Ady als dichter al sinds 1998 toen ik voor de eerste maal de bibliotheek in Hatvan bezocht. Deze Hongaarse zusterstad van Maassluis heeft haar bibliotheek vernoemd naar deze beroemde Hongaarse dichter. Het is een heel normale zaak in Hongarije om bibliotheken naar beroemde schrijvers en dichters te noemen, heel anders dan in Nederland waar dat naar mijn weten nog nooit is gedaan.
In vertaling zijn er een aantal gedichten van Endre Ady verschenen waaronder het gedicht ‘Verwant van de dood’ in vertaling van Ankie Peypers uit 1969.
.
Verwant van de dood
.
Ik ben een verwant van de dood
en bemin de vluchtige liefde.
Ik houd ervan haar te kussen
die weggaat.
.
Ik houd van de zieke rozen
vrouwen die verwelkend
verlangen naar zonovergoten kwijnende
najaarstijd.
.
Ik houd van de trieste uren,
van hun spokende, wenkende roep.
.
Van de grote dood, de weerspiegeling
van de heilige dood.
.
Ik houd van hen die wenen,
ontwaken, verre reizen doen.
Van de kilbeijzelde ochtend
boven het veld.
.
Van de gelatenen die versagen,
van tranenloos verdriet en vrede.
Gelatenheid, de haven voor wijzen,
dichters, misdeelden.
.
Ik houd van hen die ontgoocheld zijn,
die kreupel, in de val gelokt,
niet meer geloven; van de bedrukten:
van de wereld.
.
Ik ben een verwant van de dood
en bemin de vluchtige liefde.
Ik houd ervan haar te kussen
die weggaat.
.
Bijna om niets
Ellen Warmond
.
Vandaag een gedicht van de dichter Ellen Warmond (1930 – 2011). Ellen Warmond publiceerde vele dichtbundels en zij werkte samen met anderen mee aan de serie ‘Schrijvers Prentenboek’ van het Letterkundig Museum. Voor haar werk ontving zij de Reina Prinsen Geerligsprijs (1953), de Jan Campertprijs (1961) en de Anna Bijns Prijs (1987).
In haar overwegend sombere poëzie, met een ingetogen taalgebruik vol personificaties, is ook plaats voor afstandelijkheid en ironie.
Centraal staat de existentialistische confrontatie met de tijd, die bij de mens gevoelens van vervreemding, leegte, eenzaamheid en angst veroorzaakt. Sommigen herkennen in haar werk de melancholie van vrouwen voor wie de grote feministische doorbraak nooit gekomen is.
Ook in het volgende gedicht over de liefde herken je deze kenmerken. Uit: ‘Mens: een inventaris’ uit 1969.
.
Bijna om niets
.
Al mijn woorden heb ik al opgedeeld
tussen jij en jou en jouw
meer kan ik niet doen
.
ik leg mijn handen op
het hakblok van je argwaan
.
ik roep de vogels aan
om bijval
.
de wind houdt zich afzijdig
maar goedmoedige wolken zeggen
dat het verdriet voorbij is.
.
Zo meen ik dat ook jij bent
Jan Hanlo
.
Jan Hanlo (1912 – 1969), onsterfelijk geworden door zijn gedicht ‘Oote’ schreef prachtige gedichten. Ook over de liefde. Hier een voorbeeld van zo’n liefdesgedicht getiteld ‘Zo meen ik dat ook jij bent’ uit ‘Verzamelde gedichten’ uit 1989.
.
Zo meen ik dat ook jij bent
.
zoals de koelte ’s nachts langs lelies
en langs rozen
als wit koraal en parels diep in zee
zoals wat schoon is rustig schuilt
maar straalt wanneer ik schouwen wil
zo meen ik dat ook jij bent
.
als melk
.
als leem
en ’t bleke rood van vaal gesteente
of porselein
zoals wat ver is en gering
en lang vergeten voor het oud is
.
zoals een waskaars en een koekoek
en een oud boek en een glimlach
en wat onverwacht en zacht is en het eerste
en wat schuchter en verlangend en vrijgevig
gaaf maar broos is
zo meen ik dat ook jij bent
.
Seamus Heaney
Night Drive
.
Uit mijn boekenkast heb ik vandaag gekozen voor Seamus Heaney, Opened Ground; poems 1966-1996. En uit deze vuistdikke verzamelbundel het gedicht ‘Night Drive’ uit de bundel ‘Door into the dark’ uit 1969.
.
Night Drive
.
The smells of ordinariness
Were new on the night drive through France:
Rain and hay and woods on the air
Made warm draughts in the open car
.
Signposts whitened relentlessly.
Montreuil, Abbeville, Beauvais
Were promised, promised, came and went,
Each place granting its name’s fulfilment.
.
A combine groaning its way late
Bled seeds across its work-light.
A forest fire smouldered out.
One by one small cafés shut.
.
I thought of you continuously
A thousand miles south where Italy
Laid its loin to France on the darkened sphere.
Your ordinariness was renewed there.
.
Romans
Stevie Smith
.
Florence Margaret Smith, schrijvend onder de naam Stevie Smith (1902 – 1971) was een Engels schrijfster en dichteres. Haar werk neemt een bijzondere positie in de Engels literatuur in omdat haar poëzie weinig gemeen heeft met die van haar tijdgenoten. Soms is de invloed van William Blake of Edward Lear te bespeuren.
Haar taal schommelt tussen eenvoudig en archaïsch Engels, ze gebruikt zowel traditionele als vrije vormen. De speelse en humoristische toon van veel gedichten herinnert aan kinderversjes, maar vaak is de tekst gecontrasteerd met subtiele melancholie en een thematische voorkeur voor de dood en zelfmoord.
Ze schreef acht dichtbundels en een aantal romans en ontving voor haar poëzie in 1969 de Queen’s Gold Medal for Poetry. Uit ‘Poems’ uit 1971 het volgende gedicht.
Tenuous and Precarious
Tenuous and Precarious
Were my guardians,
Precarious and Tenuous,
Two Romans.
My father was Hazardous,
Hazardous
Dear old man,
Three Romans.
There was my brother Spurious,
Spurious Posthumous,
Spurious was Spurious,
Was four Romans.
My husband was Perfidious,
He was Perfidious
Five Romans.
Surreptitious, our son,
Was Surreptitious,
He was six Romans.
Our cat Tedious
Still lives,
Count not Tedious
Yet.
My name is Finis,
Finis, Finis,
I am Finis,
Six, five, four, three, two,
One Roman,
Finis.
.
Een minnend paar
Gust Gils
.
Gust Gils (1924-2002) was een Antwerps dichter en een van de oprichters van het avant-gardetijdschrift Gard Sivik (vernoemd naar het gelijknamige jazz-café in Antwerpen) in 1954. Ook was hij redacteur van Podium, een Nederlands literair tijdschrift dat heeft bestaan van 1944 (opgericht in de illegaliteit in Leeuwarden) tot 1969.
Het poëtisch oeuvre van Gils wordt gekenmerkt door een sterke muzikale invloed (zie de titels van enkele dichtbundels die het woord “partituur” bevatten). De dichter beweerde zelf dat zijn poëzie een “auditief” karakter had. Gils hoorde zijn gedichten en vond dat die ook vooral hardop gelezen moeten worden. Belangrijk daarbij is niet zozeer de welluidendheid van het vers, als wel het ritme. Later zou Gils de schemerzone tussen poëzie en muziek verder verkennen in zogenaamde “verbosonische” experimenten.
Uit de bundel ‘Ziehier een dame’ uit 1957 het gedicht ‘Een minnend paar’.
.
Een minnend paar
.
een minnend paar man en meisje
identiteit onbekend
op een grijsgeregende morgen in een van de plattelandssteden
komen vreemd aan hun eind nl. zij vloeien
als twee vlakken natte waterverf in elkaar
.
liefde of toeval niemand weet het
.
stoffig en schraal als puin vindt men
de bewijsstukken (hun silhouetten) later
veel later
op een onverhuurde zolderkamer
.
Met dank aan wikipedia en gedichten.nl
Een zwemmer is een ruiter
Paul Snoek
.
Paul Snoek (1933-1981) was het pseudoniem van Edmond André Coralie Schietekat (Hij nam de naam van zijn moeder aan Paula Snoeck). Snoek was een van de bekendste dichters en prozaschrijvers van België. Hij debuteerde met de bundel ‘Archipel’ in 1954 en er verschenen in totaal 22 bundels van zijn hand. Tijdens zijn leven ontving hij onder andere de Jan Campertprijs (1971) en de Driejaarlijkse Staatsprijs voor de Vlaamse poëzie (1969) voor ‘De zwarte muze’.
Paul Snoek wordt gerekend tot de vijfenvijftigers (als een reactie op de vijftigers). Zij organiseerden zich rond het tijdschrift Gard Sivik, een naoorlogs avant-garde tijdschrift dat zich ook bezighield met het ethische. Zij zetten zich af tegen de ethische implicaties van de ‘Tijd en Mens’-generatie. Ze gingen op zoek naar meer esthetisch georiënteerde poëzie. Met andere woorden, het ethische was voor hen ondergeschikt aan het esthetische. Zij moesten niets meer weten van een direct engagement. Bij hun ging het om de schoonheid van de gedichten.
Zijn werk is moeilijk bij één stroming in te delen of valt moeilijk onder één noemer te vatten. Begonnen als romantisch dichter, evolueerde hij naar meer agressieve en cynische geschriften. Op het laatste werd hij een gelaten, pessimistisch dichter, in overeenstemming met zijn manisch-depressieve buien.
.
Uit de bundel ‘Hercules’ uit 1960 het gedicht ‘Een zwemmer is een ruiter’.
.
Een zwemmer is een ruiter
Zwemmen is losbandig slapen in spartelend water,
is liefhebben met elke nog bruikbare porie,
is eindeloos vrij zijn en inwendig zegevieren.
En zwemmen is de eenzaamheid betasten met vingers,
is met armen en benen aloude geheimen vertellen
aan het altijd allesbegrijpende water.
Ik moet bekennen dat ik gek ben van water.
Want in het water adem ik water
word ik een schepper die zijn schepping omhelst,
en in het water kan men nooit geheel alleen zijn
en toch nog eenzaam blijven.
Zwemmen is een beetje bijna heilig zijn.
.
Hommage aan Paul Snoek van Jef Snauwaert (pasteltekening/schilderij op papier, 1983)
.
Met dank aan Wikipedia, DBNL.org en Poezie-leestafel.info
















