Site-archief

Zee in twee verzen

Frans Kuipers

.

Wanneer je, zoals ik, vlak bij de zee woont is het niet verwonderlijk dat ik graag en vaker over poëzie en de zee, het strand en de duinen dicht en schrijf. Zo schreef ik in 2009 al eens een gedicht bij kunst van Nancy Demeester uit Ieper, dat over het stiltegebied dat de duinen vaak zijn. Ook schreef ik in 2022 over de bundel ‘Op ’t duin’ een bloemlezing van 100 gedichten en 100 kunstwerken over de duinen.

Ik moest hieraan denken toen ik de bundel ‘100 mooie gedichten over de zee’ in handen kreeg. Deze bundel, samengesteld door Bart Plouvier (1951, schrijver en zelf zeeman geweest staat in het voorwoord) uit 1996, heeft als ondertitel; Soms raakt de zee van liefde puur verstild, de beginregel van een gedicht zonder titel van Bertus Aafjes genomen uit ‘Verzamelde gedichten’ uit 1990.

Veel bekende dichters bezingen de zee in hun poëzie als element, als werkterrein, als metafoor, als biotoop of als landschap. Verschillend van toon en inhoud (nostalgisch, vol heimwee, vrolijk , onheilspellend) maar zeer divers. Uit deze 100 gedichten heb ik gekozen voor twee verzen van Frans Kuipers (1965-2004) met als titels ‘Vers 31’ en ‘Vers 52’. Beide gedichten verschenen oorspronkelijk in de bundels ‘Gottegot & Bubble up’ uit 1977 en ‘Een toerist in Atlantis’ uit 1980.

.

Vers 31

.

Wanneer ik dan oud zal zijn en

niemand meer mijn baard wil strelen

.

wanneer jij voor mij

zult opstaan in een trein en alleen

nog maar je zitplaats aan zult bieden

.

eens wanneer ik met een mond vol valse tanden

in het aanschijn van de dood, de dood,

de dood zal staan

.

rol dan mijn rolstoel rustig naar de bodem van de zee

en laat mij daar dan bellen

van mijn laatste tranen blazen.

.

Vers 52

.

I

Op een handdoek,

tussen duizenden badgasten,

het werd moeilijk

de zee te horen klotsen, Kloos

.

II

Maar dan ’s avonds – als baders

hun biezen pakken – het strand:

Een geteisterde pleisterplaats.

Vuurtorens gesmeerde bliksem

en tot diep in de nacht

.

liefde het giechelende spook van de duinen.

.

Het oog dat vangt

Saskia van Leendert

.

In mijn brievenbus vond ik een alleraardigst boekje met de titel ‘het oog dat vangt’. Ik wist dat het ging komen want dichter Saskia van Leendert had contact met me opgenomen over dit bundeltje met gedichten en (kunst) fotografie van fotograaf Ineke van Middelkoop. In april van dit jaar vond in de Stevenskerk in Nijmegen de achtste editie plaats van de Kunstraffinaderij, een multidisciplinair kunstspektakel waarbij zo’n 70 kunstenaars, de meeste uit de regio, nieuw werk presenteerden.

Het Poëziecentrum Nederland, gevestigd in Nijmegen, heeft speciaal voor deze editie een aantal dichters gevraagd te reageren op het werk van een kunstenaar naar keuze. Ik vind dit soort multidisciplinaire projecten altijd erg interessant. Zo werd ik in 2009 gevraagd door kunstenaar Nancy Demeester om in gedichten te reageren op haar kunstwerken die in de tentoonstelling Godenspijs in taal en teken in Ieper werden getoond. En dit jaar ben ik verbonden aan het project Raamwerk | Dichtwerk waar 20 dichters gedichten gaan schrijven bij 20 kunstwerken op ramen in Rotterdam bij de NE studio’s.

Maar terug naar ‘het oog dat vangt’. Zoals gezegd betreft het hier 10 kunstzinnige foto’s en 10 daarbij geschreven gedichten van Saskia van Leendert. Saskia van Leendert (1972) is dichter, therapeut en mindfulness trainer. Haar gedichten werden gepubliceerd in diverse tijdschriften en bloemlezingen en ze won een aantal poëzieprijzen onder andere in Nieuwegein en Zeist. Na de bundels  ‘Hoe zij mij leest’ (2009), ‘Een doodgewone donderdag’ (2012) en ‘Restwarmte’ (2021) is er dus nu nieuw werk.

In ‘het oog dat vangt’ associeert van Leendert in haar gedichten op de kunstfoto’s van Van Middelkoop. Deze foto’s van vormen, kleuren en structuren zijn op twee na ‘Sea and bulbfields’ en ‘Ooypolder hoog water’ niet echt te duiden. Het is bij deze acht foto’s aan de fantasie en creativiteit van de dichter wat zij erin ziet. Dat kan zijn een vertaling van het getoonde zoals in het gedicht ‘variaties van verval’ of een interpretatie zoals in het gedicht ‘Uggianaqtuq’ wat in het Inuit zoveel betekent als ‘onverwacht of op een onbekende manier gedragen’ meestal gebruikt om het weer te duiden.

Een aantal gedichten gaan over landschappen maar het gedicht waarbij een landschap is te zien op de foto ‘Warming-up’ bij de foto ‘Ooypolder hoog water’ gaat dan weer over overleven en klimaatverandering. Zoals gezegd is het een kleurrijk, mooi uitgegeven bundeltje dat ik met plezier gelezen en bekeken heb.

.

Warming-up

.

Vooruitzien is heersen over de tijd

die komen gaat, als het moet

jarenlang tegen de stroming in.

.

Op een dag zoek je met droge lippen

naar land en je rotsvaste geloof vertelt je

dat ergens in het water het wijken begint.

.

Tot die tijd bouw je een ark

die bij vloed blijft drijven.

.

Hals over kop

Yerna Van den Driessche

.

De Vlaamse dichter Yerna Van den Driessche (1949) studeerde als laborante en volgde tegelijkertijd een vier jarige toneelopleiding. Als kind had zij al een grote voorliefde voor poëzie maar begon haar literaire loopbaan ernstig op te nemen vanaf 2005 door deel te nemen aan talrijke poëziewedstrijden. Ze behaalde meerdere prijzen zoals in 2008 de ‘Prijs van de Stad Harelbeke’. In 2008 was ze ook laureaat ‘Literaire Creatie’ aan de ‘Stedelijke Academie voor Muziek en Woord’ te Ieper.

In 2009 debuteerde zij met de dichtbundel ‘Reconstructie’ waarna nog drie bundels volgde. De laatste in 2020 getiteld ‘Op twee benen lopen is moeilijk’. Gedichten van haar werden gepubliceerd in ‘Het Liegend Konijn’, ‘Poëziekrant’, ‘Deus Ex Machina’ en op de literaire sites ‘Meander’ en ‘Digther’.

In 2017 verscheen ‘Schaken met de dood’. Uit deze bundel staan een aantal gedichten in ‘Het liegend konijn 2019/1. Ik koos uit deze gedichten het liefdesgedicht ‘Hals over kop’.

.

Hals over kop

.

hij is het middelpunt van mijn universum

paal in het moeras van een losgeslagen zomer

.

in een wirwar van knisperend katoen

verhitte verstrengeling van huid haar en handen

is hij een blinde die mij toekomst biedt

.

de dag versplintert in de geruststellende geur

van soepel leer en verwarmde zetels

van lichamen die elkaar begrijpen

.

we nemen afscheid

hij oogverblindend met een kushand

ik met de koosnaam – junior – op mijn lippen

.

In medias res

Dubbel-gedicht

.

De Latijnse term ‘in medias res’ betekent zoveel als dat een verhaal niet bij het begin begint, maar ergens in het midden of mogelijk zelfs al rond het einde. Men arriveert bijvoorbeeld in een situatie die al enige tijd bezig is. In een film, boek of een gedicht kan het een stijlfiguur zijn (de film begint ‘in medias res’) waarbij de kijker of lezer bewust informatie wordt onthouden. Vervolgens worden de verhaallijnen en conflicten tussen personages veelal door middel van flashbacks uiteengezet.

Het gebruik van een dergelijk ‘stijlmiddel’ kan uitdagend zijn en soms ook verwarrend (waar gaat het eigenkijk over?). Deze uitdrukking werd door de Romeinse dichter Horatius voor het eerst geïntroduceerd in zijn ‘Ars poetica’. In de klassieke letterkunde en in epische poëzie zoals Paradise Lost van John Milton, is ‘in medias res’ de stijlfiguur bij uitstek.

Ik leerde de term kennen ergens begin van deze eeuw. In 2009 schreef ik er, voor ‘Alkmaar Anders’ een gedicht over. De opdracht of het thema van Alkmaar Anders was destijds de Toekomst. In mijn ‘in medias res’ gedicht gaat het over de smeltende ijskappen en de dood van een pinguïn.

In ‘Het Liegend Konijn’ 2019/1 kwam ik een gedicht van Dorothee Cappelle (1980) uit het Vlaamse Ieper tegen met de titel ‘in medias res’. Het leek me aardig om deze twee gedichten in een dubbel-gedicht samen te brengen. Voor zover ik heb kunnen nagaan heeft Dorothee Cappelle geen poëziebundel uitgebracht. Wel schreef ze artikelen voor het tijdschrift ‘Ons Erfdeel’.

.

Hoe het de pinguïn verging
(In medias res)
.
Doorboort door
het ijzervlijmscherp ivoor,
glijdend door het inktzwarte pak
.
nooit meer Napoleon
nooit meer het dwingend aanroepen
nooit meer de handel en wandel
mars of geen mars
.
want verrassing overwint snelheid
.
een laatste glimp
van het vuur dat warmt
maar niet smelt
.
voordat het licht dooft.

.

In medias res

.

dat we ergens moeten beginnen

hier of daar, gisteren misschien

.

dat schrijven zich niet zomaar

laat kisten ook al luisteren we

.

naar verhalen over vaders

in vijvers en raven en slagers

.

dat hij het noorden kwijtraakt

als zijn pen een misdaad pleegt

.

en zwijgt als hij eindelijk aan zijn

boek toekomt. Dat schrijven lijden

.

is of talmen of zoeken

hij weet het ook niet allemaal

.

maar spannend is het zeker

dat wel

.

Help mijn man is klusser!

Koenraad Goudeseune

.

Ik weet niet of het programma ‘Help mijn man is klusser!’ bekend is, maar ik moest er onwillekeurig aan denken toen ik het gedicht ‘Klusser’ van Koenraad Goudeseune las. Niet dat het in dit gedicht gaat over gemankeerde klusmannen die hun vrouw tot hysterie en verdriet drijven door hun huis te gaan verbouwen en het dan niet afmaken, het huis in een staat van oorlog achterlatend, en toch moest ik hieraan denken.

De in Ieper (West Vlaanderen) geboren Koenraad Goudeseune (1965) publiceerde zijn eerste gedichten in Dietsche Warande & Belfort en het Nieuw Wereldtijdschrift. Hij debuteerde in 1987 met de bundel ‘Album’ die hij in eigen beheer uitgaf. In 1998 verscheen zijn tweede bundel ‘Dat zij mij leest ‘bij uitgeverij Atlas.

In 2011 verschijnt zijn bundel ‘Dichters na mij’ en de omslag van deze bundel doet mij heel erg aan mijn eigen bundel ‘Zoals de wind in maart graven beroert’ uit datzelfde jaar. Uit deze bundel dus het gedicht ‘Klusser’. Een bijzonder gedicht, waarin de hoofdpersoon andere problemen heeft dan het niet afmaken van de verbouwing, met een verrassend einde.

.

Klusser

.

Je was in een Doe Het Zelf.

Je weet hoe makkelijk het is

te zondigen tegen je enige principe:

ga nooit zo’n winkel binnen.

Je deed het toch, je wist weer beter.

.

Je had naast een hamer iets nodig

dat je zelf in elkaar kon steken

iets met een handleiding

en pijlen die van hoe het precies zat

de richting wezen.

.

En je vond alleen een hamer.

En toen je uit de winkel kwam,

had je alleen een hamer bij je

En je liep over straat als een idioot.

.

En je was niet blij dat je hem had gestolen.

.

In Flanders Fields

John McCrae

.

In de week dat het 100 jaar geleden is dat de eerste wereldoorlog eindigde wat extra aandacht voor dichters en gedichten uit die periode. Tot mijn grote verbazing had ik het beroemdste gedicht uit die tijd, ‘In Flanders Fields’ van John McCrae nog nooit behandeld op dit poëzieblog. Hoog tijd dus om deze omissie recht te zetten.

De Canadese arts John McCrae ging als vrijwilliger de Eerste Wereldoorlog in. In 1914 diende hij als brigadechirurg voor een artillerie-eenheid. Het jaar erna was hij gelegerd vlak aan het front in Ieper waar de gruwelen van de Tweede Slag om Ieper plaats vonden (de Duitsers lanceerden daar voor het eerst een aanval waarbij giftig chloorgas werd gebruikt). Terwijl hij de gewonde soldaten hielp en om de dode rouwde – waaronder zijn goede vriend, Alexis Helmer- schreef McCrae het gedicht ‘In Flanders Fields’, een gedicht geschreven vanuit het oogpunt van gevallen soldaten wier graven overgroeid zijn met wilde papaverbloemen . “In Flanders fields the poppies blow,” staat er: “Between the crosses, row on row”.  John McCrae stierf in 1918 aan  een longontsteking en hersenvliesontsteking, maar niet voordat het gedicht één van de populairste en meest geciteerde werken van de Eerste Wereldoorlog werd.  Het inspireerde onder meer het gebruik van de papaver als de “bloem van de herinnering” voor de oorlogsdoden.

.

In Flanders Fields

.

In Flanders fields the poppies blow

Between the crosses, row on row,

That mark our place; and in the sky

The larks, still bravely singing, fly

Scarce heard amid the guns below.

 

We are the Dead. Short days ago

We lived, felt dawn, saw sunset glow,

Loved and were loved, and now we lie,

In Flanders fields.

 

Take up our quarrel with the foe:

To you from failing hands we throw

The torch; be yours to hold it high.

If ye break faith with us who die

We shall not sleep, though poppies grow

In Flanders fields.

.

Toen je me ten huwelijk vroeg

Sylvie Marie

.

De Vlaamse dichter Sylvie Marie (1984), pseudoniem van Sylvie De Coninck,  publiceert sinds 2005 gedichten in literaire tijdschriften en staat regelmatig op het podium waar ze haar poëzie voordraagt. In 2009 kwam haar debuutbundel uit getiteld ‘Zonder’, in 2011 de opvolger ‘Toen je me ten huwelijk vroeg’, in 2013 ‘Speler X’ en in 2014 ‘Altijd een raam’.

Met de bundel ‘Toen je me ten huwelijk vroeg’, werd ze genomineerd  voor de Herman de Coninckprijs, de J.C. Bloemprijs en de Eline Van Haarenprijs. Voor ‘Altijd een raam’ kreeg ze in 2017 de laatste provinciale prijs Letterkunde van de provincie Oost-Vlaanderen.

Tussen november 2009 en juni 2011 schreef Sylvie Marie als huisdichteres regelmatig gedichten voor het weekblad Humo. Tegenwoordig werkt ze als leerkracht literaire creatie aan de academies van Tielt en Ieper en geeft ze regelmatig workshops poëzie.

Uit haar bundel ‘Toen je me ten huwelijk vroeg’ koos ik het gedicht ‘beginnen’.

.

beginnen

.

hij zou haar bloemen moeten brengen,

een vaas en kraanwater. een rood tafellaken

en kaarslicht om samen naar te kijken. het is dat

hij zich geen blijf weet met zijn houding. bij haar

komen er blozende kaken. krijgt hij het niet

altijd goed gezegd. hoe zou zij zich voelen

als ze er bij iemand naakt lijkt bij te zitten?

zou ze ook geen zaken zoeken om achter

te verdwijnen: haren, handen en vrolijke

verhaaltjes waarin de hoofdpersonages eerst

heel veel hindernissen moeten overwinnen

vooraleer ze in elkaars armen mogen vallen?

er zijn sprookjes die nooit eindigen

op ‘en ze leefden nog lang en gelukkig’.

sommige sprookjes verlangen

‘er was eens’.

.

 

Last Post

Vingerafdrukken

.

Vandaag heb ik gekozen voor een gedicht van Herman de Coninck uit zijn laatste regulier verschenen bundel ‘Vingerafdrukken’ die in 1997 vlak voor zijn dood verscheen. In eerste instantie wilde ik een ander gedicht plaatsen maar door een bespreking van Ad Zuiderent van deze bundel in ‘Ons Erfdeel’ ging ik twijfelen.Uiteindelijk heb ik voor het gedicht ‘Last Post’ gekozen.

Niet in de laatste plaats door mijn herinneringen aan Ieper, waar vanaf het einde van de Eerste wereldoorlog elke avond onder de Menempoort de last post wordt geblazen (met uitzondering van de jaren tijdens de Tweede Wereldoorlog) tot op de dag van vandaag.

Ik ben een aantal keer aanwezig geweest bij deze gebeurtenis, de eerste keer alweer zo’n 20 jaar geleden toen er nog de laatste overlevenden van WO I bij aanwezig waren. Een bijzonder indrukwekkende gebeurtenis. Vandaag is het de 30.227ste keer dat hij geblazen wordt om 20.00 uur. http://www.lastpost.be/

Daarom dus vandaag op Herman de Coninckzondag het gedicht ‘Last Post’.

.

Last Post

.

Vanavond zou ik naar Ieper. Het liep tegen zessen.

Ik reed ondergaande zon tegemoet, en drie verdiepingen

Dali-achtige wolken die door windkracht negen werden weg-

.

gejaagd, de hemel waaide van de aarde weg,

ik moest hem laten gaan, ik reed en reed, 150 per uur,

en raakte per minuut tien minuten achter. Daar ging mijn

[ horizon.

.

Als ik in Ieper arriveer is het 1917. Duitsers hebben de zon

kapotgeschoten. het licht dat er nog is, zijn explosies.

Ik bevind mij in een gedicht van Edmund Blunden.

.

Vanuit de loopgraven schrijft hij een ode aan de klaproos.

Aarde heeft een groot Über-ich van bloemen over zich.

Blunden heeft ze letterlijk in het vizier.

.

Het is hier een paar jaar lang

de laatste seconde voor je sterft.

Er zijn alleen maar kleinigheden.

.

Later hoor ik onder de Menenpoort de Last Post aan:

drie bugels die je tot tachtig jaar terug

door wat nog over is van merg en been hoort gaan.

.

vingerafdrukken

Sylvie Marie

Vlaamse dichters

.

Sylvie Marie ( 1984) woont in Gent, waar ze politieke en sociale wetenschappen studeerde. In Brussel voltooide ze haar studententijd met een postgraduaat journalistiek. Ze publiceert sinds 2005 gedichten in literaire tijdschriften en staat regelmatig op het podium. In het voorjaar van 2009 verscheen haar debuutbundel ‘Zonder’.  In 2011 volgde een tweede bundel ‘Toen je me ten huwelijk vroeg’ die genomineerd werd voor de Herman de Coninckprijs en de JC Bloemprijs. In 2013 verscheen ‘Speler X’, een voetbalroman waarvan ze co-auteur is. In juni 2014 verscheen haar derde dichtbundel ‘Altijd een raam’.

Tussen november 2009 en juni 2011 schreef Sylvie Marie als huisdichteres regelmatig gedichten voor het weekblad Humo nadat ze Humo’s Gouden Aap won. Tegenwoordig werkt ze als leerkracht literaire creatie aan de academies van Tielt en Ieper en geeft ze regelmatig workshops poëzie. Ze was poëziecoördinator bij Meander en is redacteur bij het literaire tijdschrift Deus ex Machina. Op haar website http://www.sylviemarie.be/ kun je veel meer informatie vinden.

Uit haar bundel ‘Zonder’ uit 2009 het gelijknamige gedicht.

.

zonder

die morgen tref ik woorden aan tussen de lakens,
ze prikken als stukjes spiegel waarin een schim
weerkaatst. ik lees:

ik ben weg, neem niets mee behalve
de geur van je haren, de zachtheid van je wangen,
de smaak van je lippen. de hond

op straat leidt me
af en ik staar naar het raam, nooit zag het ochtendlicht
er zo vaal uit, had het gordijn zo weinig kracht.

het was de eerste keer dat het niet opbollend
in mijn haren snoof, mijn wangen streelde,
me goedemorgen zoende.

.

Sylvie marie

Godenspijs in Taal en Teken

Vlamingen welkom!

Na drie weken te zijn uitgerust in het zuiden van Frankrijk en een kort bezoek aan Ieper (waarover later meer) valt het me op dat mijn weblog de laatste twee weken in meerderheid wordt bezocht door Vlaamse vrienden (meer dan 50% van de bezoeker komt uit Vlaams België!)
Of dit komt door mijn deelname aan Godenspijs in taal en teken weet ik niet maar ik wil alle Vlamingen hartelijk welkom heten en dat u allen hier veel van uw gading mag vinden. Ik wil u bij deze ook uitnodigen een reactie achter te laten met het hoe en waarom van uw bezoek.

.


.