Site-archief

Macht van een vrouw

Stella Bergsma

.

Niet zolang geleden publiceerde uitgeverij Lebowski de verzamelbundel ‘Ik sta in wilde schoonheid’ meer dan 100 gedichten over het vrouwenlichaam geschreven door vrouwen. De bundel werd samengesteld en ingeleid door schrijfster Susan Smit (1974) studeerde Culturele Studies, met als hoofdvak Nederlandse Taal- en Letterkunde, aan de Universiteit van Amsterdam. Overigens heeft ze vele dingen gedaan en geschreven maar voor zover ik kan nagaan nog nooit iets met poëzie.

In deze bundel staan meer dan 100 gedichten over het vrouwenlichaam, door Nederlandse en Vlaamse dichters die er een bewonen. Ik sta in wilde schoonheid wil bevrijden en aanklagen, maar vooral vieren. Want een vrouw zijn, is verrukkelijk. Aldus de flaptekst. Ik koos voor een gedicht van Stella Bergsma (1970) getiteld ‘Macht van een vrouw‘ dat ze schreef naar aanleiding van het onderwerp femicide.

 

Macht van een vrouw

Vrouw je hebt zoveel macht
je wordt nog mijn dood
Zoveel macht
ik ga eraan kapot
Je weet wat je doet
met je haren, je glimlach
je decolleté in mijn gezicht
Je lange. benen. over elkaar
De meisjes, de meisjes
ze weten het
Het is de natuur, he
Ze hebben de echte macht
Je bent nergens als kerel
En oh, die borsten, die tepels
Ik ga eraan kapot
Ze weten het
daarom doen ze het
Daarom trekken ze het aan
om me aan te trekken
Net dat rokje te kort, die boerka te scheef
Ik zie je, ik wil je, ik zal je hebben
Pas op want ik kan me niet beheersen,
met je macht
Zoveel macht heb je
dat ik me wel aan je moet vergrijpen
Zoveel macht dat je altijd net iets meer op je
hoede moet zijn dan ik
Dus doe wat ik zeg
Houd je in
Zuip niet teveel
Bedek jezelf, verberg je lichaam
Reis niet alleen
Ga niet ’s avonds laat over straat
Gevaarlijke vrouw die je bent
Je hebt me in je macht
en als je me afwijst
dan word ik kwaad. met je macht
Woedend als je me niet wilt, met je macht
Jij had me zelf uitgenodigd met je macht
Met je haar, je ogen, je mond, je rokje, je hoofddoek, je lach
Je vriendelijke woorden, je adem, je hals
Ik heb mezelf niet in de hand, gevaarlijke vrouw
Ik ben buiten zinnen als ik mijn zin niet krijg, gevaarlijke vrouw
Je bent in gevaar, gevaarlijke vrouw
Zoveel macht heb je, ik houd het niet meer
Zoveel macht, je wordt nog mijn dood
Zoveel macht, ik ga er aan kapot
Zoveel macht, wijs me niet af
Zoveel macht, ik moet je hebben
Zoveel macht, ik moet je hebben, ik moet je hebben
Pas op, pas op, pas op, pas op, pas…ik, ik
Ik word nog jouw dood.

.

 

Nietzsche

De zon verzinkt

.

In zo’n grappig klein kastje, zeg maar mini boekenkastje in een tuin ergens bij mij in de wijk, lagen wat tijdschriften. Die kom je zelden tegen in dit soort kastjes, meestal staan er hele oude, vrijwel onleesbare boeken of romans in, maar in dit geval lagen er ook een aantal Filosofie Magazines. Op de cover van één van die magazines stond de intrigerende kop (vond ik tenminste) ‘Dat alles ben ik’ de wanhopige poëzie van Nietzsche.

Ik wist niet dat Nietzsche (1844-1900) ook dichter was (maar een dag niets geleerd is een dag niet geleefd nietwaar) dus heb ik het artikel met veel belangstelling gelezen. De schrijver van het artikel Maarten Doorman gaat in op de gedichten (en de vertaler Ard Posthuma en inleider Piet Gebrandy van de bundel) en stelt dat de poëzie van Nietzsche niet tot de beste van de Duitse dichtkunst behoort en aanleunt tegen de poëzie van Hölderlin, Novalis en Heine.

De filosofen Martine Prange en Mariëtte Willemsen, zo schrijft Doorman , betogen in de essays waarmee de bundel besluit dan ook dat Nietzsches gedichten vooral de moeite waard zijn voor verder begrip van zijn filosofie. Als dichter kan hij niet tippen aan Goethe, stelt Prange. Maar ze benadrukt diens invloed op Nietzsches werk.

Op zoek naar gedichten van Nietzsche (de bundel ken ik niet) kwam ik uit bij de geweldige website dbnl.org  alwaar ik, in vertaling van Khalil Touqâne en in het Duits het gedicht ‘De zon verzinkt’ ( Die Sonne sinkt) vond.

.

De zon verzinkt

1

Niet lang meer zul je nog dorst hebben,
        mijn hart in sintels!
Beloften gaan door de lucht,
uit onbekende monden blaast het mij toe:
       de grote koelte komt.
Heet stond mijn zon ’s middags boven mijn hoofd:
wees gegroet om jullie komst,
       jullie onverwachte winden,
koele geesten in de namiddag!
Vreemd en rein stroomt de lucht.
Loenst de nacht mij niet aan
met haar scheve
       verleidersblik?
Blijf sterk, mijn dapper hart!
Vraag niet: waarom?
.
2
Dag van mijn leven,
de zon verzinkt!
Reeds staat de gladde
      vloed verguld.
Warm ademt de rots:
       sliep in de middag
het geluk daarop zijn middagslaap?
In groene schijnsels
klimt geluk langs de bruine afgrond omhoog.
Dag van mijn leven,
het loopt tegen de avond!
Reeds gloeit je oog,
half gebroken,
van je dauw welt reeds
      tranengedruppel,
reeds loopt het purper van je liefde
over witte zeeën:
je laatste aarzelende zaligheid.
.
3
Gouden vrolijkheid, kom!
      Jij geheimste,
zoetste voorsmaak van de dood!
Liep ik mijn weg soms te snel?
Nu pas, nu mijn voeten moe zijn,
      haalt je blik mij nog in,
      haalt je geluk mij nog in.
Rond mij slechts golven en spel.
      Wat ooit zwaar was,
verzonk in blauwe vergetelheid.
Ongebruikt staat mijn kaan.
Storm en vaart – hoe verleert zij die!
      Wens en hoop zijn verdronken,
      glad liggen ziel en zee.
Zevende eenzaamheid!
      Nooit ondervond ik
dichter bij zoete zekerheid,
een warmere blik van de zon.
Gloeit niet het ijs op mijn toppen nog?
      Zilver, licht, als een vis
      zwemt nu mijn bootje naar buiten..
.

De mooiste

Johann Wolfgang von Goethe

.

In 2002 gaven de uitgeverijen Lannoo en Atlas samen een klein bundeltje uit met daarin gedichten van internationale dichters in zowel de oorspronkelijke taal als in vertaling. De titel van dit kleine werkje: ‘De mooiste van De mooiste van’ een reeks onder redactie van Koen Stassijns en Ivo van Strijtem. Grote namen staan in dit mooi uitgegeven bundeltje dat niet voor de verkoop was, zoals Petrarca, Brecht, Hesse, Dickinson, Yeats en vele andere.

Uit dit fijne aanbod koos ik het gedicht ‘Het viooltje’ van Johann Wolfgang von Goethe (1749-1832) dat oorspronkelijk verscheen in ‘De mooiste van Goethe’ vertaald door Koen Stassijns en ingeleid door professor doctor Heidy Margrit Müller. Aangenomen wordt dat Goethe geïnspireerd was door de parallel met zijn eigen liefdesrelatie met de Frankforter bankiersdochter Lili Schönemann (1758-1832), die uiteindelijk voor een andere huwelijkskandidaat koos. Hieronder in het Duits en in vertaling.

.

Het viooltje 

.

’n Viooltje op de weide stond
Onmerkbaar, in zichzelf gekromd;
Het was een lief viooltje.
Daar kwam een jonge herderin
Met lichte tred en blij van zin
Erheen, erheen,
De weide door, en zong.

.

Ach! denkt ’t viooltje, was ik maar
Al was het dan heel even maar,
Van de natuur de mooiste,
Totdat het lieve kind me plukt
En aan haar boezem heeft gedrukt!
Ach maar, ach maar
Een klein kwartiertje lang!

.

Ach! nogmaals ach! Het meisje dat
Geen oog voor het viooltje had,
Vertrapte ’t arm viooltje.
Het zonk en stierf en lachte nog:
En sterf ik nu, dan sterf ik toch
Door haar, door haar,
En aan haar voeten toch.

.

Das Veilchen

.

Ein Veilchen auf der Wiese stand
Gebückt in sich und unbekannt;
Es war ein herzigs Veilchen.
Da kam eine junge Schäferin,
Mit leichtem Schritt und munterm Sinn,
Daher, daher,
Die Wiese her, und sang.

.
Ach! denkt das Veilchen, wär ich nur
Die schönste Blume der Natur,
Ach, nur ein kleines Weilchen,
Bis mich das Liebchen abgepflückt
Und an dem Busen matt gedrückt!
Ach nur, ach nur
Ein Viertelstündchen lang!

 

Ach! Aber ach! Das Mädchen kam
Und nicht in acht das Veilchen nahm,
Ertrat das arme Veilchen.
Es sank und starb und freut’ sich noch:
Und sterb ich denn, so sterb ich doch
Durch sie, durch sie,
Zu ihren Füßen doch.

.

Angst

M. Vasalis

.

Ik vroeg me af hoe vaak ik al over M. Vasalis (1909 – 1998) had geschreven (vaak zo bleek), naast dat ze in december 2016 Dichter van de maand was, heb ik veelvuldig aandacht aan haar en haar werk besteed. En terecht natuurlijk, zij is een van mijn favoriete dichters aller tijden. Nu zat ik te lezen in de bundel ‘Ik heb de liefde lief’ de mooiste liefdesgedichten uit de Nederlandse en Vlaamse poëzie, samengesteld en ingeleid door Willem Wilmink uit 1993, en daar las ik het bijzondere liefdesgedicht ‘Angst’ van M. Vasalis.

Nu denk je bij een titel ‘Angst’ niet meteen aan een liefdesgedicht (ik niet in ieder geval) maar al lezend wordt het duidelijk welke angst Vasalis hier beschrijft. En omdat je nooit teveel kan schrijven over zo’n bijzonder dichter hier het gedicht ‘Angst’ dat oorspronkelijk verscheen in de bundel ‘Parken en woestijnen’ uit 1940.

.

Angst

.

Ik ben voor bijna alles bang geweest:

voor ’t donker, voor figuren op het kleed,

voor stilte, voor de schorre kreet

van de avondlijke venter, voor een feest,

voor kijken in de tram en voor mezelf.

Dat zijn nu angsten, die ik wel vertrouw.

Er is één ding gekomen, dat ik boven alles vrees

en dat mij kan vernietigen; dat ik bedelf

onder een vracht van rede, tot het wederkeert:

dat is het nuchtere gezicht van mijn mevrouw

wanneer zij ’s morgens in de kamer treedt

samen met het ontluisterd licht en dat ik weet

wat ze zal zeggen: nog geen brief juffrouw.

.

Hen

Rutger Kopland

.

In de bundel ‘Ik heb de liefde lief’ de mooiste liefdesgedichten uit de Nederlandse en Vlaamse poëzie staan heel veel prachtige, ontnuchterende en romantische liefdesgedichten. Willem Wilmink, samensteller en inleider heeft destijds in 1993 goed werk verricht. Wat ik wel altijd jammer vind aan themabundels is dat ze zo tijdgebonden zijn. Natuurlijk heeft Wilmink zich goed ingelezen en komen de gedichten van dichters die leefden van de 15e eeuw tot nu, maar na 1993 staan er natuurlijk geen nieuwe liefdesgedichten meer in.

Als je, zoals ik, heel veel poëziebundels bezit en een groot deel daarvan zijn themabundels (bijvoorbeeld over liefdespoëzie) kom je dus regelmatig dezelfde gedichten tegen. En ik maak me toch sterk dat er ook na 1993 heel veel prachtige liefdesgedichten geschreven zijn. In ieder geval door mijzelf in de bundel XX-XY, liefdespoëzie https://woutervanheiningen.wordpress.com/2016/01/23/mijn-cadeau-voor-jou/ .

Ondanks bovenstaande kom ik toch nog regelmatig oudere gedichten tegen die ik niet ken en die zeer de moeite waard zijn, ook van het delen op dit blog. Zo’n gedicht is ‘Hen’ van Rutger Kopland. Het gedicht verscheen oorspronkelijk in de bundel ‘Dankzij de dingen’ uit 1989.

.

Hen

.

Terwijl ze in de sneeuw staat valt

de avond, wordt ze steeds meer

.

klein en alleen, groeit om haar

heen de wereld. Ze moet gaan.

.

Het wordt nacht, het raam waarin

ze staat wordt grijs en stil

.

als een oude ets. Ze moet steeds meer

gaan, maar ze blijft.

.

.

Gezanten uit Alexandrië

Poëtische vignetten van macht en gezag

.

In een tijd waarin machthebbers zich gedragen als potentaten en lak hebben aan democratische waarden (die ze ook vaak helemaal niet onderschrijven) kwam de bundel ‘Gezanten uit Alexandrië, Poëtische vignetten van macht en gezag als een klein geschenk uit de hemel vallen. Niet letterlijk uiteraard, ik kocht het in een kringloopwinkel enige tijd geleden en was er nog niet aan toe gekomen het te lezen.

In deze bundel uit 1972, ingeleid en samengesteld door Co de Koning staan verzen en gedichten van dichters die “over tastbare machten handelt, en iets over de realiteit van alledag te zeggen heeft”. De gedichten in deze bundel komen van dichters van over de hele wereld en zijn gegroepeerd in toon en stemming: sceptisch en ironisch, fel honend in protest of bijtend satirisch. Uitzondering, volgens de Koning, zijn de gedichten van de Russische dichters wier gedichten “zijn geschreven in een toestand van onvrijheid , zoalniet onderdrukking”. Zoals het gedicht ‘De zwarte kat’ van Bulat Okudzava uit 1931 en het gedicht ‘Stalin’ van Osip Mandelstam waar ik nog een aparte berichten aan ga wijden.

Wat de samensteller opviel was dat hij voor het vinden van één gedicht gericht tegen de machthebbers er soms enkele honderden moest lezen om zo’n gedicht te vinden. Toen ik begon met mijn rubriek Dichters in verzet, had ik een zelfde ervaring. Dichters die met hun poëzie zich afzetten tegen de machthebbers zijn er niet veel en moet je met een vergrootglas zoeken. Nu en dus in 1972 ook al.

De Koning schrijft hierover in zijn inleiding: “Dichters zijn kennelijk eerder of dieper geroerd door persoonlijke emoties en gewaarwordingen, dan door de koelere abstracties over de machtsverdeling in de maatschappij waarin zij leven. Als er over macht geschreven wordt, heeft dit vaak een sterk persoonlijke component: een vader-zoon conflict, een ontslag uit een klerkenbaantje, een botsing met de gevestigde macht.

Daarnaast valt het de Koning op dat geen historisch bekende gevallen van dialoog tussen dichter en machthebber zijn aan te wijzen. “De machthebber hult zich in zwijgen… Vermoedelijk leest de machthebber geen gedichten”.

Uit deze bundel dus een gedicht en wel van de dichter A.P. Herbert uit 1940 (het verscheen in het humoristische en satirische tijdschrift Punch) getiteld ‘Hitler’s Birthday’.

.

Hitler’s Birthday

april 21, 1940

.

God moves in a mysterious way;

The devil still must have his fun:

And it is not for us to say

Why you have lived to 51.

But this new candle on the cake

Should be the last they light for you

God will not make the same mistake;

The devil soon must have his due.

(And recollect, you little fake, Napoleon

died at 52.)

.

Liedjes

Dubbel-gedicht

.

Vandaag als dubbel-gedicht twee gedichten die het lied of de chanson als onderwerp hebben. De een is triest lied en de ander een slaapliedje.

Het eerste gedicht is ‘Chanson triste’ van Pierre Kemp (1886 – 1967) dat oorspronkelijk verscheen in het tijdschrift ‘Roeping’ uit 1955. Dit katholieke literaire tijdschrift werd opgericht in 1922, door dr. H. W. E. Moller. Moller was een letterkundige die de R.K. Leergangen in Tilburg had opgericht, voorloper van de Katholieke Universiteit Brabant.

Het tweede gedicht ‘Slaapliedje’ is van Gerrit Kouwenaar (1923 – 2014) dat verscheen in ‘De Nieuwe Stem’ uit 1954, een tijdschrift met proza, non-fictie en poëzie, dat verscheen tussen 1946 en 1967. Beide gedichten werden opgenomen in ‘Erts’ een bloemlezing uit de poëzie van heden, samengesteld en ingeleid door Bert Voeten uit 1955.

.

Chanson triste

.

Daar ga ik weer met die trechter

vol sterren op mijn hoofd.
Vroeger liep ik veel rechter,
maar toen heb ik nog geloofd,
dat er bruiden konden komen
en die sterren nemen aan
voor hun sluier, doch die dromen
zijn nu wel verdaan.
Haast is niets meer mij gebleven,
als dit lichaam zonder geven
en ontvangen, bovendien

kunnen mijn ogen geen bruiden meer zien.

.

Slaapliedje

.

Of wij nu links of rechts zijn
wij gaan slapen
omdat wij moe zijn
 .
ook het koper der trompetten
alsof het goud was
van voor de ijstijd
 .
de stemmen van hoog tot laag
worden van twijfel vochtig rose
 .
de ogen voorspellen het einde
en slaan de nacht aan zichzelf
 .
de wereld staat eenzaam buiten
wij hebben veel mensen vermoord
om de mens met de mens te bewijzen –

.

Glas

Voorbij de laatste stad

.

Van sommige dichtbundels heb ik meerdere exemplaren. Dat komt aan de ene kant doordat ze heruitgegeven worden met een totaal andere kaft of omdat ik ze cadeau krijg. De bundel ‘Voorbij de laatste stad’ van Gerrit Achterberg (1905 -1962) heb ik drie maal in mijn kast staan. Zowel een eerste druk uit 1955 als twee derde drukken uit 1962. Hoewel allebei als Ooievaar pocket uitgegeven prefereer ik de eerste druk met de geel/blauw/zwarte omslag. De achterflap van de derde druk is dan wel weer aardig, daar is een foto van Paul Rodenko (samensteller en inleider van deze bloemlezing) met Gerrit Achterberg afgedrukt. Twee heren in pak, met stropdas, de een een pijp in de hand (Rodenko) en de ander een sigaret (Achterberg).

De bundel ‘Voorbij de laatste stad’ staat vol prachtige, soms intellectuele en soms moeilijk te doorgronden poëzie (Achterberg werd tot een exponent van de Experimentele Poëzie gerekend die rond 1950 op kwam in Nederland) maar is altijd heel leesbaar. Zoals in het gedicht ‘Glas’

.

Glas

.

Ik ben van zoveel glas,

dat elke harde stem

een steen is en een barst.

Ik moet u spiegelen

zo breekbaar ver,

dat gij gaat wiegelen

voor ik u her-

over als ster,

en weer versmelt tot schuim en dras,

om in dit zingen op te gaan,

een zeepbel, groot; langzaam.

.

Voorbij de laatste stad

Gerrit Achterberg

.

In 1955 verscheen in de Ooievaar reeks deel 11 getiteld ‘Voorbij de laatste stad’, een bloemlezing uit het gehele oeuvre van Gerrit Achterberg, samengesteld en ingeleid door Paul Rodenko.

De Ooievaars reeks werd geafficheerd als “een serie spot-goedkope boeken op goed papier en met frisse omslagen” en kostte destijds 1 gulden en 45 cent. Dat ze op goed papier gedrukt werden blijkt wel uit het feit dat ik een vrijwel gaaf exemplaar heb kunnen kopen dat de tand des tijds zeer goed heeft weerstaan.

Na een zeer uitgebreide inleiding van Rodenko over onder andere het woordgebruik van Achterberg volgen 133 gedichten uit bronnen en bundels vanaf 1931 tot 1955.

Uit deze bloemlezing heb ik gekozen voor het gedicht ‘Concave’ dat oorspronkelijk verscheen in de bundel ‘Energie’ uit 1946.

.

Concave

.

Liggend twee heilige heelallen in elkander,

hoor ik mijn hemel in uw hemel schallen,

voel ik mijn ronding in uw ronding ballen,

schuif ik bedachtzaam bolsegment

na bolsegment langs uwe klingen,

zonder in u te dringen;

wij hebben eender middelpunt

.

voorbijdelaatstestad