Maandelijks archief: juni 2019
Niet vanzelf goed
Sylvia Hubers
.
Bij de opening van de Haarlemse Dichtlijn droeg Sylvia Hubers een gedicht voor. De bundel die naar aanleiding van de Haarlemse Dichtlijn werd gemaakt draagt als titel een zin uit haar gedicht ‘Ze zag mij en groette’. Sylvia Hubers (1965) is dichter en prozaschrijfster. In 1988 verzorgde ze de illustraties bij een eigen beheerbundel van de toen 18-jarige Erik Jan Harmens. Sylvia Hubers was stadsdichter van Haarlem 2009-2013 en is medewerker van Het liegend Konijn. Van haar hand verschenen al meerdere bundels. Uit haar bundel ‘God gaf ons apparaten’ uit 2011 het gedicht ‘Dingen die niet vanzelf goed gingen’.
.
Dingen die niet vanzelf goed gingen
.
Er waren dingen die niet vanzelf goed gingen. Porren, er
moest gepord worden. Gesjouwd. Besproken. Geregeld.
Het nerveuze systeem ging ervan in een driedimensionale
versnelling. De geest ging in de kelder zitten rillen. Er
werden dingen gesjouwd, besproken, geregeld. Er begon-
nen dingen te gebeuren. Dingen die niet vanzelf goed
gingen. Deze moesten opnieuw worden bekeken. Er
moest opnieuw met de dingen worden gesjouwd. Er werd
weer besproken en geregeld. En nog eens. Het nerveuze
systeem schakelde over naar een vierde dimensie. Die nog
niet door het universum was ontketend. Dus dat moest
ook weer worden geregeld. Bij elkaar gesjouwd. Bespro-
ken. Gepord. Papieren ondertekend.
.
Minnezinne in moerstaal
Delia Bremer & Ria Westerhuis
.
Ik ken het dartele poëzieduo Delia en Ria al sinds een optreden bij Reuring in 2013. Daarna droegen ze voor bij Ongehoord!, zagen we elkaar regelmatig op poëziepodia zoals bij de Poëziebustoer en een festival in hun thuisregio. Toen ik hoorde van hun initiatief om hun succesbundel ‘Minnezinne’, (erotische) poëzie in de Drentse taal, een meer landelijk vervolg te geven heb ik dit meteen aan Evy van Eynde doorgegeven van wie ik toen een bundel ‘Zal ik liefde noemen’ aan het uitgeven was via MUG books. Zij reageerde en staat nu als één van de 49 dichters in deze fraaie bundel. In ‘Minnezinne in Moerstaal’ staan gedichten in vele dialecten en talen, van Utregs, Limburgs, Drents tot plat Haags, Achterhoeks, Deventers ( ik wist niet dat daar ook een eigen dialect gesproken werd), Vlaams, Suid-Afrikaans en Schleswig-Holsteins.
Een bonte verzameling van gedichten waar je soms wat meer en soms wat minder je best voor moet doen om ze te kunnen begrijpen. De bundel is netjes uitgegeven door Ter Verpoozing in Peize en bevat twee foto’s die vreemd genoeg hetzelfde zijn. De verbindende schakel tussen de gedichten (behalve dat ze in de eigen taal zijn geschreven) is de liefde, de liefde voor taal en lijf. In die zin blijven Delia en Ria dichtbij hun originele bundel.
Ik heb de bundel met heel veel plezier gelezen. Wat een rijkdom biedt onze taal als je oog hebt voor de verschillen. Het was niet eenvoudig om een keuze te maken. Uiteindelijk heb ik gekozen voor het gedicht ‘Zomerfeest’ van Henk Jalvingh in het Zuidwest-Drents (ja de verschillen zijn groot, zelfs in een provincie als Drenthe). Voor taalliefhebbers die een beetje ondeugende poëzie kunnen waarderen is deze bundel een feest. Maar ook voor taalliefhebbers hebben Delia en Ria iets moois neergezet, waarvoor dank.
.
Zomerfeest
.
Was ’t de wien,
De breuierige nacht,
Wij hadden nargens over nao edacht,
En vertrukken ongezien.
.
Mooi was ze,
En lustvol.
Gien idee hoe dit uutpakken zol.
Maor ze was mij al bij de ritse.
.
Ongeremd,
Stroomden oenze hormonen.
Zoenen, likken, betasten en komen.
Gien meinse die wat vernemt.
.
Waor waaj?
Wij waren oe kwiet!
Dat is waor ’t de volgende morgen over giet.
Ik glundere, en geef ’t gesprek een andere draai.
.
Zo word je een kind
Dichter op verzoek
.
Op verzoek van Riet Lamers plaats ik vandaag een gedicht van dichter Delphine Lecompte (1978) uit haar bundel ‘De baldadige walvis’ uit 2014 waarin het ‘kind zijn’ meerdere malen terugkomt als thema.
.
Zo word je een kind
.
Zo word je een kind dat graag wordt gezien:
Hol naar het dichtstbijzijnde bos
En laat je adopteren door wolven
Ook al kun je ‘INSECT’ al spellen, en op de valreep ‘NEILPAARD’
Het is beter laat dan nooit, en je bent nog maar zeven.
Wolven zijn altijd happig om kinderen aan te nemen
Zolang de kinderen niet te veel noten op hun zang hebben
En bereid zijn de waarschuwingsfabels van hun ouders achter te laten
En hun twistzieke zussen, en hun aanstellerige namen, en hun brevetten
En de domme dashond, en de pedofiele tuinman, en het vlindernet, en de waterput.
Nu ben je een kind geworden dat een wolvenfamilie kan verzinnen
Het hoeft niet te stoppen in het bos, je moet je niet beperken tot wolven
Je kunt ook naar de zee en onder de hoede van de onstuimige Neptunus
Slierten kweken, zeepaardjes berijden en baarzen belazeren
Of naar de steppe om je te laten koesteren door korzelige kamelen.
Zo word je een kind dat graag wordt gezien:
Ga naar het hoenderhok, strooi granen in het rond
En laat de zorgeloze kippen je toekomst voorspellen
Ze komen uit hun hok en ze zijn gulzig
Dat kan maar 1 ding betekenen: het wordt een verrukkelijk leven!
.
Thuisloze
Jan Kal
.
Op Hemelvaartsdag sprak ik na mijn voordrachten tijdens de Haarlemse Dichtlijn kort met Jan Kal. De Nederlandse dichter Jan (Pieter) Kal (1946) is vooral bekend van zijn vele sonnetten. Hij groeide op in Haarlem, maar verhuisde naar Amsterdam voor een studie medicijnen. Aan studeren kwam hij niet toe door een alles overheersende liefde, maar die bracht hem wel tot het schrijven van sonnetten. Jan Kal kan van weinig poëzie maken. Hij heeft een eigen spontane, weemoedige toon, waarin ook zijn humor een plaats kan vinden. Kal debuteerde in 1974 met de bundel ‘Fietsen op de Mont Ventoux’ waarna nog vele dichtbundels zouden volgen. Zijn laatste bundel komt uit 2015 en is getiteld ‘Een dichter in mijn voorgeslacht’.
Uit zijn debuutbundel het sonnet ‘Thuisloze’.
.
Thuisloze
hij leeft zijn dagen stuk voor stuk, losbladig,
hij doet niet iets gerichts in een beroep,
hij ziet geen toekomst, hoort niet bij een groep,
heeft voor de dag van morgen niets voorradig.
hij loopt maar wat te lopen langs de stoep.
de meesten kijken langs hem, ongenadig.
wel zijn eerwaarde zusters hem weldadig,
en heilsoldaten, met het Woord en soep.
wie hem wat geeft die is zijn kameraad.
het gaat er in, als water in een spons,
waarmee God na lang wachten hem bedenkt.
Zijn komst is zeker als de dageraad,
zoals de regen komt hij toe naar ons,
als late regen die het land doordrenkt.
.
Jan Kal, Frans Terken, Wouter van Heiningen
Klinck-dicht
Minne-dichten
.
Soms loop je per ongeluk tegen iets aan dat heel bijzonder blijkt te zijn. Zo hebben tegen woordig filialen van een grote supermarktketen boekenkasten waar mensen hun oude boeken kunnen achterlaten. Iedereen kan vervolgens in die boekenkasten kijken en als er iets van je gading tussen zit mag je het meenemen.
Meestal bestaat de inhoud van zo’n boekenkast uit ouwe rotzooi, studieboeken van studies die niet langer bestaan, kapotte kinderboeken, oude bibliotheekboeken, Ludlums ( opvallend vaak) en series uit vergeten tijden. Maar soms zit er dus iets bijzonders tussen. Zo ook een boek dat ik afgelopen week in een filiaal in Vlaardingen vond. Het is getiteld ‘Gedichten’. En is heel oud. Genaaid en op geschept papier. Op zoek naar de leeftijd kwam ik uiteindelijk een Romeins jaartal tegen en het blijkt uit 1621 te zijn. Na meer onderzoek (Google-Books) lijkt het hier toch te gaan om een bundel uit 1892 maar ik twijfel of dat niet om een latere druk gaat.
De bundel bestaat uit 4 delen: Minne-kunst, Minne-beat, Minne-dichten en Mengel-dichten. Voorafgaand aan de inhoud is er een ‘Alpabetische naamlijst der intekenaren’ opgenomen waarbij de eerste inteekenaar Zijne majesteit de Koning der Nederlanden is voor maar liefst 3 exemplaren. Andere inteekenaren zijn individuen, scholen, instituten en boekhandels en verrassend veel leden van het Koninklijk-Nederlands instituut in Leiden.
Via Google Brooks heb ik een gedigitaliseerd exemplaar gevonden ( uit de Nationale bibliotheek van Oostenrijk!).
Uit het hoofdstuk Minne-dichten een Klinck-dicht op ‘t ongekleed zijn van Cloris
,
Als eerstmael onversiens mijn ooghen u besaghen,
So waert Guy naë u sin en zeggen ongekleed,
En ‘ speet u, dader Guy dit of noyt of selden deed,
Ick juyst in sulcken staet most naë u komen vraghen.
Ey, Schoone, laet u dit dus euvel niet mishaghen,
Want ick gewis voor u geen beter kleedingh weet
Dan ‘t geen ghy soo versmaed en ongekleet zijn heet:
De rechte schoonheyd kan geen groote pronck verdraghen.
Een witte gaeve muur word met geen verw beklad;
En of ghy schoon-al ‘t best had prachtige aengehad,
Dat u dat schoonder noch sou hebben kunnen maken,
Geloof ick nimmermeer; en soo ‘t so wesen souw,
O dat ick u dan noyt also gekleed aanschouw’!
Want mijne sinnen licht aen ‘t hollen souden raken.
.
Het was het glas dat in zichzelf keek
Doreen Hendrikx
.
De volgende dichter, performer die dit jaar met de Poëziebus op pad gaat en die ik je wil voorstellen is Doreen Hendrikx.
De Vlaamse Doreen Hendrikx is een student wiskunde die een jaar geleden toevallig in de voorrondes van Naft voor woord is beland en sindsdien doorgestroomd is naar de nieuwe lichting van vers geweld en verschillende podia heeft mogen betreden. Zij schrijft wat poëzie betreft voornamelijk spoken word die gaat over dingen die haar heel erg raken, heel dicht bij haar liggen en soms ook filosofische overpeinzingen zoals deze.
.
Het was het glas dat in zichzelf keek en de storm in zijn water zag,
Hij die bleek, maar dubbel gelaagd voor de dag verscheen terwijl de wereld verder draaien mag.
Als een draaitol zou hij tot de rand vol tegen de grond gaan,
schuivend uit de hand van hij die wel bleef staan
die enkel hopen kon dat het glas geen sneeën gaf nu al zijn thee verspild op de grond lag.
maar het glas nam het schervengraf als een bloedbad dat hij nooit gewild had.
.




















