Maandelijks archief: november 2022

Tellen

Ester Naomi Perquin

.

In de nieuwe bundel ‘Ongevraagd advies’ van Ester Naomi Perquin (1980) staan weer vele pareltjes van gedichten. Ik mag mij ondertussen toch wel een groot liefhebber van haar werk noemen. Poëtisch, rond en vaak met humor. Zo lees ik ‘Tellen’ en ik kan een grote glimlach hier niet onderdrukken. Reden genoeg om hier te delen en mijn enthousiasme voor deze bundel te laten blijken en over te brengen. Iedereen die weleens met een vogelaar op pad is geweest zal zich in dit gedicht herkennen. De manier waarop D. vriendelijk reageert op het benoemen van vogels door de ik in dit gedicht is hoe ik dit ook heb meegemaakt. Misschien zijn alle vogelaars wel bijzonder geduldig en vriendelijk van aard. .

.

Tellen

.

D. kijkt graag vogels, ik mag mee. Kijk, zeg ik,

een bonte ekster. Nou, zegt D.,

dat is een Vlaamse gaai.

.

En daar, bij de waterkant, zit een jonge

wintertaling. Nou nee, zegt D.

Dat is een Smient.

.

Verrijkend is het, vogelkijken. We zijn pas

net begonnen en we hebben er

al vier gezien.    

Pauw

De mooiste gedichten

.

In 2019 was de burgemeester van Rotterdam, Ahmed Aboutaleb, te gast bij het televisieprogramma Pauw van BNN/VARA, om een bundel met zijn 50 favoriete gedichten te presenteren, ter ere van de start van het 50ste poëziefestival Poetry International in Rotterdam. Naar aanleiding daarvan vroeg de redactie van Pauw wat volgens de kijkers het allermooiste Nederlandstalige gedicht ooit is en waarom. Op de webpagina van dit programma staat een selectie van de inzendingen.

Opvallend genoeg zijn het niet alleen maar de bekende gedichten van de bekende dichters. Die staan er ook tussen, zoals ‘De Dapperstraat’ van J.C. Bloem maar ook een gedicht van P.N. van Eyck getiteld ‘De tuinman en de dood’ zit bij deze selectie.

Ance Willems zegt over dit laatste gedicht: “Dit gedicht vat de essentie van het leven samen: Je kunt je lot niet ontlopen, ook al nemen anderen het voor je op. Doe gewoon wat je moet doen (en geniet van de rozen).

Pieter Nicolaas van Eyck (1887 – 1954) was een dichter, criticus en hoogleraar aan de Universiteit Leiden.  Hij ontving in 1947 de Constantijn Huygensprijs voor zijn hele oeuvre. Zijn gedicht ‘De tuinman en de dood’, dat hij plagieerde van een gedicht van de Franse kunstenaar en leeftijdgenoot Jean Cocteau (1889 -1963) uit diens roman ‘Le Grand Écart’ is vermoedelijk gebaseerd op een soefi-anekdote van bekende Perzische dichter Roemi.

.

De tuinman en de dood 

.

Van morgen ijlt mijn tuinman, wit van schrik,
Mijn woning in: ‘Heer, Heer, één ogenblik!
.
Ginds, in de rooshof, snoeide ik loot na loot,
Toen keek ik achter mij. Daar stond de Dood.
.
Ik schrok, en haastte mij langs de andere kant,
Maar zag nog juist de dreiging van zijn hand.
.
Meester, uw paard, en laat mij spoorslags gaan,
Voor de avond nog bereik ik Ispahaan!’ –
.
Van middag – lang reeds was hij heengespoed –
Heb ik in ’t cederpark de Dood ontmoet.
.
‘Waarom,’ zo vraag ik, want hij wacht en zwijgt,
‘Hebt gij van morgen vroeg mijn knecht gedreigd?’
.
Glimlachend antwoordt hij: ‘Geen dreiging was ‘t,
Waarvoor uw tuinman vlood. Ik was verrast,
.
Toen ‘k ’s morgens hier nog stil aan ’t werk zag staan,
Die ‘k ’s avonds halen moest in Ispahaan.’

.

Het eerste mislukte begin

Rodaan Al Galidi

.

De van geboorte Irakese schrijver en dichter Rodaan Al Galidi (1971) is een doorzetter. Na zijn studie tot civiel ingenieur ontvluchtte hij Irak om aan zijn militaire dienstplicht te ontsnappen. Hierna zwierf hij jarenlang door Azië voordat hij in 1998 via Schiphol in Nederland aankwam, waar hij asiel aanvroeg, wat hem geweigerd werd waarna hij uitgeprocedeerd was. Hij mocht daarom geen lessen Nederlands bijwonen. Al Galidi leerde zichzelf de Nederlandse taal en begon te schrijven. In Vlaanderen ontving hij een werkbeurs. In 2007 kreeg Al Galidi alsnog een verblijfsvergunning in Nederland door een generaal pardon.

Sinds 2000 publiceert hij poëzie en proza. In 2000 debuteerde hij met de poëziebundel ‘Voor de nachtegaal in het ei’, gevolgd door vele romans, bundels columns en andere poëziebundels. Voor zijn werk ontving hij prijzen maar vooral heel veel nominaties voor prijzen.

In 2008 verscheen van hem de bundel ‘De laatste slaaf’. In deze bundel staat het gedicht ‘Het eerste mislukte begin’.

.

Het eerste mislukte begin

.

Ze hebben de muur bezet,
de zolder gegijzeld,
het dak vermoord
en het raam dichtgetimmerd.
Ze dwongen het balkon
zijn planten
op de stoep te gooien
en zelfmoord
te plegen.
Ze begroeven de kelder,
ze bevalen de schuur haar rommel achter te laten
en te verdwijnen
en
ik
leef nog.
Ik kook voor mijn vrienden,
koop beltegoed voor mijn woorden
en het belangrijkste:
ik kan nog slapen,
minstens zes uur per nacht
en soms zelfs
zonder slaaptabletten.

.

Elvis

Wim Brands

.

Dichter, journalist en presentator Wim Brands (1959-2016) overleed alweer 6 jaar geleden. Nu het boekenprogramma ‘Brommer op zee’ gaat stoppen (alweer een boekenprogramma dat het niet haalt) moet ik toch weer terug denken aan het VPRO tv-programma Boeken en het radioprogramma Brands met Boeken. Brands debuteerde op negentienjarige leeftijd in Hollands Maandblad. Hij was als verslaggever werkzaam bij het Leidsch Dagblad en schreef verhalen voor Vrij Nederland.

Vanaf 2010 was hij verbonden aan de Schrijversvakschool Amsterdam als docent poëzie en voordracht en in september 2012 verzorgde hij, na Marcel Möring en Pieter Steinz, voor Donner in Rotterdam het boekenprogramma Brands in Donner.

In 2010 verscheen zijn dichtbundel ‘Neem me mee, zei de hond’. Jurre van den Berg schreef in zijn recensie op Tzum in 2010 over de gedichten in ‘Neem me mee zei de hond’: “Uit de gedichten spreekt permanente interesse in de onbekende Ander. Wie zijn de voorbijgangers in mijn wereld? In het verloop van de bundel levert dit steeds grimmiger gedichten op, waar ondanks de reekstitel ‘Dood, afwezige’ de dood nooit ver weg is, en de wereld blijft bevreemden.” Dat laatste is zeker van toepassing op het bevreemdende gedicht ‘Hoe Elvis de abstractie in de popmuziek introduceerde’.

.

Hoe Elvis de abstractie in de popmuziek introduceerde

.

Een song van hem is een rivier door

een middelgrote Amerikaanse stad

met meeuwen erboven

.

die duiken naar wat bijna nooit

voedsel is – en niet aan

het zicht onttrokken

.

door stenen kades zoals

de Thames en de Seine.

Dat zijn geen rivieren.

.

Water dat ’s nachts tegen

eenzamen praat

.

en tijdens vakanties van de fabriek

verliefden schimmig weerspiegelt;

.

beelden die onder de oppervlakte

niet bestaan.

.

Lennaert Nijgh

Music to jerk off by

.

Lennaert Nijgh (1945-2002) was één van ’s Neerlands bekendste en beste tekstdichters, vooral voor Boudewijn de Groot. Bekende nummers als Meisje van 16, Het land van Maas en Waal, Meester Prikkebeen, maar ook nummers als  Malle Babbe, Jan Klaassen de trompetter, Dag zuster Ursula, en  Pastorale schreef Nijgh. Liedjes die heel veel mensen bijna achteloos kunnen meezingen.

In 1991 verscheen bij uitgeverij Conserve de bundel ‘Tekst en uitleg’ met de teksten van alle liedjes van Nijgh. Bladerend door de bundel werd mijn aandacht getrokken door een nummer dat ik niet ken maar waarvan de titel nieuwsgierig makend is. In tegenstelling tot wat de titel doet vermoeden blijkt het hier om een prachtige poëtische tekst te gaan. Daarom hier de tekst.

.

Music to jerk off by

.

De droomflat van de gastheer
is ingericht door weetjewel,
nou ja een soort Cees Dam,
Er hangen echte etsen aan de muur
van de schilders die hij kent,
in dank aanvaard voor drank.
.
Heel langzaam achterover glijen,
handen op je buik in een stoel
en dan komt weer dat gevoel:
alles is voor niets geweest,
niemand die ik kende op dit feest,
het leek zo mooi en interessant
er zou ook iemand komen van de krant.
.
Want hij heeft het gemaakt,
hij heeft het gemaakt,
heeft het gemaakt.
.
De ochtend na het feest komt
met overgeven, zweven en staren uit het raam.
De stad daarbuiten wordt door God
waanzinnig uitgelicht:
een mastershot.
.
Want hij heeft het gemaakt,
hij heeft het gemaakt,
heeft het gemaakt.
.
Als ik hier nou eens niet alleen
met die koppijn was,
maar in de armen van een lange en donkere godin
die het midden op dit dikke kleed
voor het open raam langdurig met me deed.
.
Ja dan had ik het gemaakt,
had ik het gemaakt,
dan had ik het gemaakt.

.

Scrabble

Loek Brons

.

Toen ik nog maar pas op mezelf woonde was er bij mij in de buurt een Erotheek. Dat was een videotheek waar Miep Brons eigenaar van was en waar louter erotische video’s verhuurd werden. Miep Brons was de vrouw van Loek Brons (1932-2016), zo las ik destijds in een artikel in de krant, en samen hadden zij maar liefst 170 textielsupermarkten (Brons) die ik me nog wel herinnerde. Het echtpaar verkocht hun textielzaken aan Jan Zeeman (die ja), Miep ging in de erotische videozaken en Loek werd kunstverzamelaar. Zijn interessegebied was vooral voor Nederlandse figuratieve kunst, magisch realisme, waaronder schilderijen waren van de kunstenaars Carel Willink en Pyke Koch.

Tot zover de geschiedenis van een textielhandelaar. Groot was mijn verbazing, toen ik in de kringloopwinkel een bundeltje van Loek Brons tegenkwam getiteld ‘Sport, spel en spaanders’ van uitgeverij Loek Brons. Na wat zoeken las ik in een artikel in het NRC uit 1981, dat Brons zijn eigen boeken uitgaf (vooral catalogi van kunsttentoonstellingen maar dus ook een dichtbundel).

Misschien was ik er niet eens bij blijven hangen als ik niet, al bladerend in de bundel, het gedicht Scrabble tegenkwam. Scrabble voor alle jeugdigen onder ons is Wordfeud maar dan als bordspel. Jarenlang met veel plezier gespeeld en daarom vandaag het gelijknamige gedicht van deze opmerkelijke dichter.

.

Scrabble

.

Scrabble? Ja, je gaat het spel al halen.

We nestelden ons gezellig samen thuis.

Tussen ons in prijkt de dikke van Dale.

De woorden slaan op ’t scrabblebord een kruis.

.

Je denkt en legt dan triomfantelijk neer.

De zeven letters vormen het woord: sterven.

Het duizelt voor mijn ogen, ‘k weet niets meer.

Ik ruil om nieuwe kansen te verwerven.

.

Zo ook in diepe dromen drommen honderden

woorden. Ze dwarrelen… ik grijp en mis.

.

Ik zoek het woord, ontsluierend alle wonderen:

een sleutelwoord voor elk geheimenis.

.

Maar badend in het zweet weet ‘k dit bijzondere,

dat het woord in mij nooit vlees geworden is.

.

 

Correspondentie

Alain Teister

.

Naarmate de tijd verstrijkt raken meer en meer dichter vergeten. Dichters die ooit een publiek hadden maar door de tijd zijn ingehaald en verdwenen uit het collectief geheugen. Gelukkig bekommer ik me ook om dit soort dichters in de categorie (bijna) vergeten dichters.

Een van die dichters is Alain Teister (pseudoniem van Jacob Martinus Boersma). Deze dichter, schrijver en schilder (1932-1979) debuteerde in 1964 met de bundel ‘De huisgod spreekt’, een bundel met een nuchter-ironische toon en vele woordvondsten . In totaal zou hij in zijn korte leven 3 dichtbundels publiceren, 3 romans, een operalibretto, een toneelstuk en een verhalenbundel.

In 1988 kwam zijn ‘Verzamelde gedichten’ uit bij uitgeverij Bert Bakker. In deze bundel staat het gedicht ‘Correspondentie’ ook al zo’n woord dat langzaam uit onze spreek- en schrijftaal verdwijnt, net als ‘telegrafeerde’.

.

Correspondentie

.

Mijn zoon schreef: papa,
dat jullie gescheiden zijn vind ik niet erg,
of wel, maar ik ben er ook aan gewend,
ik ben bijna elf,
maar dat mama niet een keer gehuild heeft
nu jij in het ziekenhuis ligt, en dat ze steeds
‘eigen schuld’ zegt,
dat vind ik niet lekker, jij?

.

Ik telegrafeerde: jawel, eigen schuld
is goud waard stop drink een cola
op mijn gezondheid stop en stuur als je zin hebt
een leuke tekening stop.

.

Zo ken ik je weer, schreef hij terug. Dag papa.
In de envelop zat een kleurige
viltstift-tekening van een doodskop
stop.

.

Poëzie uit het Koninkrijk

Tsjead Bruinja

.

Op woensdag 23 november vindt er in de Koninklijke Bibliotheek in Den Haag een bijzondere poëziemiddag plaats met voormalig dichter des vaderlands Tsjead Bruinja (1974). Op deze middag, die toegankelijk voor iedereen (aanmelden kan hier, onderaan de pagina) zal Bruinja zijn bundel ‘De eerste bloemlezing van de Nederlandse poëzie 101 gedichten uit het koninkrijk van 1945 tot nu’, presenteren. In zijn periode als dichter des vaderlands (2019-2020) deed hij onderzoek (vooral in de collectie van de KB) naar de volle breedte van de poëzie in het Koninkrijk Nederland, dus ook naar poëzie in andere talen en dialecten.

Toen ik hier voor het eerst van hoorde moest ik meteen denken aan de bundel ‘Minnezinne in moerstaal’ van Ria Westerhuis en Delia Bremer uit 2019 waarin de dames 49 dichters (en dus 49 gedichten) verzamelden in vele dialecten en talen, van Utregs, Limburgs, Drents tot plat Haags, Achterhoeks, Deventers, Vlaams, Suid-Afrikaans en Schleswig-Holsteins.

Bruinja gaat alleen weer een stuk verder want hij verzamelde poëzie vanuit alle windstreken maar ook van dichters wier wortels niet in Nederland liggen maar in landen als Irak, Iran, Amerika, Suriname, de Antillen, Aruba, Indonesië etc. Hiermee streeft hij naar een veel inclusiever verhaal over de poëzie in Nederland.

Op de presentatie gaat Arno Kuipers, collectiespecialist van de KB, in gesprek met Tsead Bruinja over zijn speurtochten in de KB en zullen de dichters Nina Werkman, Lamia Makaddam, Frans Budé en Raj Mohan voordragen.

Om alvast in de stemming te komen hier een gedicht van Lamia Makaddam (1971) uit haar bundel ‘Je zult me vinden in elk woord dat ik schrijf’ dat in 2020 verscheen getiteld ‘Kamerplanten’.

.

Kamerplanten

 

Ik koop geen kamerplanten meer.
Ze gaan altijd dood en daar erger ik me aan.
Ik verzorg ze zoals ik een kind zou verzorgen.
Liggen ze er slapjes bij dan geef ik ze een beetje water.
In oorlogstijd verplaats ik ze van hoek naar hoek
en geef ze nog wat water.
Wanneer een blad naar de tuin van de buren dwarrelt
geef ik ze nog meer water.
En wanneer een van de kinderen laat thuiskomt
houd ik de planten onder stromend water.
En een keer liet ik ze een week lang in bad liggen
omdat mijn man ging slapen zonder mij een kus te geven.

.

Het onkruid in onze borst

.

De boom waarin ik de wind dacht te horen waaien
hakte ik omver.
Voor de maan die me liet weten dat het nacht was
sloot ik mijn ogen.
Ik liet de liefde achter op tafel en rende achter de gedichten aan.
Ik verloor mezelf in het leven en betrad een boek zonder titel.
Sinds vanochtend zit ik in een tuin die ik met de hand heb getekend
en spreek ik een man toe die ik gemaakt heb uit tuinafval.
Ik vertelde hem over het leven dat na de dood begint
over het dode onkruid dat wij in onze borst dragen
niet omdat het van goud is, maar omdat wat uit de boom valt
onze doden zijn.
En de takken die breken, dat is onze tijd.

.

 

Hoe diep is de grond

Dichter bij Zutphen

.

Via mijn collega Marian kreeg ik van de directeur van Graafschap bibliotheken, Jacqueline Roelofs, twee dichtbundels van stadsdichters van Zutphen. Een van die bundels is getiteld ‘Dichter bij Zutphen’ stadsdichters 2007-2020. Het is een uitgave van de stichting Dichter bij Zutphen

In de bundel is werk opgenomen van de 8 stadsdichters die Zutphen heeft voortgebracht tussen 2007 en 2020: Hans Mirck, Ton Luijten, Eke Mannink, Tim Pardijs, Anna Wiersma, Mas Papo, Otteline van Panthaleon van Eck en Merel Hubatka. Mas Papo ken ik al wat langer, ik was ooit bij hem en zijn partner Sabine Kars te gast in het radioprogramma Poëzie en Muziek dat zij presenteerden en dat ze samen volledig vulden in 2017 en 2018.

Mas Papo (1953) schreef en roman en een aantal dichtbundels, zijn werk verscheen in bloemlezingen en literaire tijdschriften. En hij was stadsdichter van Zutphen in 2017-2018. Het gedicht ‘Hoe diep is de grond’ komt uit de bundel ‘Dichter bij Zutphen’ maat staat vreemd genoeg niet op de website bij zijn bijdragen als stadsdichter.

.

Hoe diep is de grond

.

Hoe diep is de grond

die zich onder mijn voeten

een eigendom mag noemen

.

Is er een plek denkbaar

door kadaster nog niet uitgemeten

waarop ik vrij kan zijn

.

wiens land betreed ik

als ik langs de Berkel loop

een serie zegels langs stroom en poort

.

alles te koop

maar tegen welke prijs

leen ik de aarde voortgekomen

.

uit ik weet niet wie of wat

de schepping of het algoritme

van de oerknaldenkers

.

de stad die ik liefheb

bezit ik niet

ik behoor haar toe.

.

 

Voor wie de weg kwijt is

Gedichten op vreemde plekken

.

In het kader van gedichten op vreemde plekken is het volgende voorbeeld wel heel toepasselijk. Want wat nou als je de weg kwijt bent? En dat bedoel ik in dit geval letterlijk. Je loopt ergens in een verlaten landschap, zonder wegen, zonder huizen of gebouwen, verlaten, geen mens in de nabije omgeving en je bent de kwijt.

Okay, toegegeven de kans dat je dit gebeurt is niet groot maar stel dat het zo is, dan wil je een kompas om je de weg te wijzen. En welk kompas wil je dan? Precies één waar een gedicht op is gegraveerd. In dit geval met een gedicht van de Amerikaanse dichter Robert Frost (1874-1963) ‘The Road Not Taken’ uit 1915. Hoe toepasselijk wil je het hebben?

Overigens is dit gedicht niet alleen populair bij de makers van dit kompas, al eerder schreef ik over een mok waar dit gedicht op was geprint.

.

The Road Not Taken

.

Two roads diverged in a yellow wood,
And sorry I could not travel both
And be one traveler, long I stood
And looked down one as far as I could
To where it bent in the undergrowth;
.
Then took the other, as just as fair,
And having perhaps the better claim,
Because it was grassy and wanted wear;
Though as for that the passing there
Had worn them really about the same,
.
And both that morning equally lay
In leaves no step had trodden black.
Oh, I kept the first for another day!
Yet knowing how way leads on to way,
I doubted if I should ever come back.
.
I shall be telling this with a sigh
Somewhere ages and ages hence:
Two roads diverged in a wood, and I—
I took the one less traveled by,
And that has made all the difference.
.