Categorie archief: Uit mijn boekenkast
Hitte
Hans Franse
.
Ik was bezig met het herschikken en herinrichten van mijn boekenkast met poëzie. Die groeit en groeit waardoor er op de kast al 7 stapels boeken liggen die (ooit) nog een keer alfabetisch in mijn boekenkast dienen te verdwijnen, of eigenlijk een plek dienen te krijgen, juist om verdwijning te voorkomen. Doordat mijn collectie nu niet geordend is, zoek ik me zelf soms het apenzuur naar een bepaalde bundel die ik op dat moment nodig heb of wil gebruiken.
Het leuke van zo bezig zijn is dat je allerlei bundels weer tegenkomt. Zoals de bundel ‘Zelfportret met Woord‘ van dichter Hans Franse (1940). Het is inmiddels anderhalf jaar geleden dat deze bundel werd gepresenteerd bij boekhandel van Stockum in de Passage in Den Haag. En toen ik de bundel weer zag en erin begon te lezen wist ik dat ik een gedicht uit deze bundel hier wilde delen.
Ik heb gekozen voor het gedicht ‘Hitte’ vooral om die laatste zin en het gegeven dat de zomers warmer worden en het aantal hittegolven als gevolg van de klimaatverandering alleen maar gaat toenemen.
.
Hitte
.
Mijn huid is aan de oppervlakte uitgedroogd.
Mijn vingertoppen zijn geschroeid,
mijn openingen hebben specerijen nodig
en alles vraagt naar
water, water, water.
Maar de bron is uitgedroogd,
de rivier is leeg
en het gaat nooit meer regenen.
.
Mijn vierhoogkat
Simon Vinkenoog
.
Soms sta ik voor mijn boekenkast, ogen dicht, en pak ik een poëziebundel die ik al heel lang niet meer in handen had. Vandaag was dat het geval. Opmerkelijk want het is best een opvallende bundel in paars met een groene rand. En de bundel is ook nog eens 310 pagina’s dik (misschien wel daardoor, de dunne bundels daar blijk ik wat vaker en langer naar te moeten zoeken).
Ik heb het over de bundel ‘eerste gedichten 49|64’ van Simon Vinkenoog (1928-2009). Als ik terugzoek blijk ik met enige regelmaat over deze flamboyante schrijver, dichter en performer, lid van de beweging der Vijftigers, heb geschreven maar het was al lang geleden (2015 en 2017) dat ik deze bundel erbij pakte (ik bezit verschillende van zijn gedichtenbundels waarover ik geschreven heb, zoek maar eens op zijn naam in dit blog).
Vandaag dus na al die jaren opnieuw. Zonder te kijken opende ik de bundel op pagina 40 en daar staat het gedicht ‘Mijn vierhoogkat’. De gedichten komen uit het hoofdstuk Verspreide gedichten 1950/1951, welke gepubliceerd zijn in tijdschriften of kleine gebundelde uitgaven.
.
mijn vierhoogkat
.
de taal der katten mee te spreken
nachtwaken
met de ogen open
het geluid van de vrijheid
en het ademhalen
hoorbaar tevreden
.
het rantsoen water en brood
veranderd: vlees en melk
een dagelijkse gang
in de vensterbank
een hang naar
vier verdiepingen lager
.
waar de tuin
met wouden gras en
tunnels muizenholen
lokt
.
helaas geen kat
.
Paarden
Rutger Kopland
.
Regelmatig trek ik een dichtbundel uit mijn boekenkast om wat in te lezen, inspiratie op te doen of gewoon om te genieten van mooie poëzie. Sinds ik in de categorie ‘Uit mijn boekenkast’ de ‘blind gepakt’ serie ben begonnen merk ik dat me dat zo goed bevalt dat ik het nu ook vaker doe. Want ik heb inmiddels zoveel poëziebundels en die heb ik niet allemaal van voor tot achter helemaal gelezen.
Nu pakte ik uit de bundels van Rutger Kopland (1934-2012), ja van sommige dichters staan de bundels bij elkaar, nog lang niet van allemaal maar ik zoek me soms een slag in de rondte op zoek naar een gedicht of bundel, ‘Dankzij de dingen’ uit 1989. Een kleine bundel van slechts 42 pagina’s maar met zulke mooie gedichten. Ik schreef al eerder over de bundel in de categorie ‘dichter over dichter’ maar nu bleef ik hangen bij het gedicht ‘Paarden’. Ik was in de veronderstelling dat ik al eens over dit gedicht geschreven heb en wat ik dan doe is het op mijn blog opzoeken.
Niets bleek minder waar, het gedicht waar ik aan dacht is getiteld ‘Tegen het krakende hek’ en komt uit de bundel ‘Wie wat vindt heeft slecht gezocht’ uit 1972, waarin paarden ook een hoofdrol spelen. Daarom hier het gedicht ‘Paarden’.
.
Paarden
.
Hun schichtige hoofden in de mist,
had ik niet geweten wie ze waren,
.
ik had gedacht dat het niet meer
was dan de droom van bij elkaar
.
zijn in een weiland in de winter,
maar ik wist het, ik kende hen.
.
Ze waren gekomen uit een verleden,
aarzelden, en keerden daar in terug.
.
Klassiek thema
Nog een lente
.
Vandaag voor mijn boekenkast gaan staan en zonder te kijken de bundel ‘Nog een lente‘ 30 dichters gekozen door Meander uit mijn boekenkast gepakt. Deze bundel uit 2010 werd samengesteld door Elly Woltjes, Bauke Vlierhuis, Jeroen Dera en Sylvie Marie. Volgens beproefd recept opnieuw de bundel op een willekeurige pagina geopend (pagina 59) en daar staat het gedicht ‘Klassiek thema’ van Gert de Jager (1957).
.
Klassiek thema
.
Wanneer je de deurpost passeert die ook vanaf de straat
de deurpost is, verlaat je het
huis, loop je naar buiten,
.
sta je op het bolwerk en staar je naar wat je ziet, zie je hoe
de stad binnen de wallen zijn horizon inperkt,
en de uitgestrektheid,
.
kus je, voor je de deur uitgaat, het naakt in de
ochtend.
.
Lupines
Seamus Heaney
.
Behalve heel veel Nederlandstalige dichtbundels en een groot aantal dichtbundels in het Engels (en een enkele in een andere taal) bezit ik ook verschillende vertaalde bundels van buitenlandse dichters. Een van die bundel pakte ik uit mijn boekenkast in de rubriek ‘Blind gepakt’. Het betreft hier de bundel ‘Elektrisch licht’ van de Ierse dichter, docent, vertaler en toneelschrijver Seamus Heaney (1939-2013) die in 1995 de Nobelprijs voor de literatuur ontving. De vertaling werd verzorgd door Hans Mirck en Peter Nijmeijer.
‘Elektrisch licht’ bevat de gedichten uit de bundel ‘Electric light’ uit 2001 en een selectie van gedichten uit ‘Het eerste koninkrijk’ dat in vertaling van Peter Nijmeijer in 1996 verscheen. Ik opende de bundel op een willekeurige pagina (de pagina’s zijn vreemd genoeg niet genummerd) en daar staat het gedicht ‘Lupines’.
.
Lupines
.
Ze stonden. En stonden nergens voor. Gewoon door te staan.
Te wachten. Niet voorhanden. Maar daar.
Zeker. Zeker en niet buigend.
Rozevingerige dageraad en marineblauwe nachtbloem.
.
Zaadpakjes om mee te beginnen, roze en azuur,
Licht filterend, kleine nerveuze belofte:
Lupinehalmen, erotica van de toekomst,
Lippenveeg van het blauw en diepe opbrengst van de aarde.
.
O pastellen torentjes, peulen en spitstoelopende stengels
Die op hun bodem stonden voor het verloop van onze hele zomer
En zelfs wanneer ze verbleekten nooit zouden stokken.
En niets hiervan ging ons begrip te boven.
.
Zij zei
Marije Langelaar
.
In de nimmer tanende rubriek ‘blind gepakt’ of ‘uit mijn boekenkast’ stond ik vandaag op een stoel voor de bovenste planken. Toch nog een kleine uitdaging want ogen dicht en met je vingers langs de ruggen gaan tot je denkt; Ja deze. Het ging goed, ik pakte uiteindelijk de bundel ‘De rivier als vlakte’ uit 2003 van de wisselend in Nederland en België wonende beeldend kunstenaar, dichter en schrijver Marije Langelaar (1978). Ik opende de bundel op de bladzijde waar het gedicht ‘Zij zei’ staat. Daarom hier en nu dit gedicht.
Het gedicht begint lieflijk en vrolijk, een liefdesgedicht volgens het boekje. Tot het tweede deel, dan nemen de zaken ineens een onverwachte wending.
.
Zij zei
.
Zij zei
ik wil je laten schrikken en beminnen
.
hun ogen straalden
zelf wilden zij dit verbergen
hun lichaam leek zo licht
zij vlogen over stenen
.
ze hebben toen van het hotelplan afgezien
hij is naar een meer gereden
zij hield steeds zijn handen vast
.
ook toen hij wild in de bocht
door een felle schittering van zon
de auto niet meer kon houden
in ravage is de auto op
een schuur geknald
.
ja ze waren levend
maar het rood van de auto
bladderde op hun handen
hij had zich gesneden
door de val waren een paar van
haar schitterende haren uitgerukt
.
maar ze hebben elkaar uit de auto gesleept
daar hebben ze elkaar
waanzinnig bemind
.
hij streelde de resten van haar ledematen
zij heeft hem als een gek gezoend
hij noemde haar mijn rompenvrouwtje
zij noemde hem mijn kampioen
het bloed vloeide
dat wel
maar ze gingen op als in een wonder
.
Te water gelaten
Jotie T’Hooft
.
Omdat ik graag voor mijn boekenkast sta en daar zonder te kijken een bundel uitpak, om vervolgens een willekeurige pagina open te slaan en het gedicht dat ik daar dan lees met jullie te delen, heb ik dat vandaag opnieuw gedaan. Maar ik heb dit keer mezelf op een stoel gezet zodat ook bundels die zich niet op grijphoogte bevinden, ook een kans krijgen tot kortstondige aandacht.
Vandaag pakte ik de bundel ‘verzamelde gedichten’ van de veel te jong gestorven Vlaamse dichter Jotie T’Hooft (1956-1977) uit 1981 van de plank. Ik opende deze bundel op pagina 281 en daar staat het gedicht ‘Te water gelaten’ dat ik hier met jullie wil delen.
.
Te water gelaten
.
Sinds jaren liggend op het strand van proberen
en vervelen, ben ik gaan drogen in alle naden
van mijn lijf.
De zee ken ik slechts van horen ; geur van angst
die nu en dan komt aangewaaid op gelach
van meeuwen.
.
Dag aan dag reeg zich aaneen ; gestrand
als ik was begon ik zand te tellen
dat in mijn ongeneeslijke wonden kleefde.
Zo gingen de dagen voorbij.
.
Jij hebt nu mijn want bevolkt,
mijn zwarte zeilen gehesen
en de inham van je benen
is een vaargeul voor verdriet.
Je bent geheel en al mijn haven geworden,
van waaruit ik wegvaar, de storm tegemoet.
.
Ik zal zinken.
.
Rampverlof
Jana Arns
.
Vandaag voor één van mijn boekenkasten gaan staan (je kent de traditie inmiddels) en met de ogen dicht een bundel eruit gepakt. Dit keer was dat ‘Ten minste houdbaar tot‘ uit 2022 van de Vlaamse dichter Jana Arns (1983). Opnieuw met gesloten ogen de bundel geopend en meteen een verrassing: ik opende de bundel op twee pagina’s met foto’s van Jana. Geen probleem, gewoon nog eens doen. En nu opende ik de bundel op pagina 30 en daar staat het gedicht ‘Rampverlof’.
.
Rampverlof
.
De straat met zorgen aangelengd.
Wagens varen voorbij.
.
Recht onder ons slaapkamerraam
legt het cruiseschip aan.
.
Aan boord: duikplanken vol boeken.
De personages springen in het diepe.
.
Er komen woorden aangedreven:
wie zal de wolkbreuk spalken?
.
Men bouwde huizen met dominostenen.
Wij vouwen bootjes van verzekeringspapieren.
.
Mysterie
Martin Bril
.
Vandaag voor mijn boekenkast gaan staan en met mijn ogen dicht van de bovenste plan dit keer, een dichtbundel gepakt. Het was de bundel ‘Minder is meer‘ verzamelde gedichten van schrijver, dichter en columnist Martin Bril (1959-2009) dat werd uitgegeven door Prometheus in 2011.
Deze bundel op een willekeurige pagina opengeslagen, en daar op pagina 28 staat het gedicht ‘Mysterie’. Een gedicht in de rubriek ‘dichters over dichters’.
.
Mysterie
.
Het schijnt dat K. Schippers
Eens wakker werd
En een compleet
Gedicht van een collega
Had gedroomd
.
Een nieuw gedicht
En ook nog van
Een dode dichter
.
De ober van dromen
Ali Albazzaz
.
Ik kijk de laatste tijd regelmatig naar televisieprogramma’s waar mensen kopen zonder kijken (een huis in dit geval) zowel op de Nederlandse als op de Vlaamse televisie. Een soort gemaksvoer voor het oog. Zonder te weten wat je krijgt, blind ervoor gaan. Zo moet je ook de categorie ‘Blind gepakt’ zien. Zonder dat je weet wat je precies krijgt, krijg je een willekeurig gekozen gedicht uit een willekeurige bundel. Altijd een verrassing ook voor mij als doorgever van dit gedicht.
Vandaag pakte ik de bundel ‘Gedichten voor het hart’ zonder te kijken uit mijn boekenkast. Troostende woorden uit de Nederlandse en Vlaamse poëzie uit 2006, samengesteld door Henk van Zuiden en verschenen in de Rainbow Essentials reeks. Opnieuw zonder te kijken opende ik een willekeurige pagina (160) en daar staat het gedicht ‘De ober van dromen’ van Ali Albazzaz (Irak, 1958). Dit is ook (bijna) de titel van zijn Nederlandstalige debuutbundel die in 2003 verscheen, ‘De ober van mijn dromen’.
.
De ober van dromen
.
Soms blijkt het leven
als het oog van de naald.
Het laat garen binnen, maar mij niet.
.
Beste lezer:
Als ergens muren worden gebouwd,
doe dan alsof ze doorzichtig zijn.
Of anders
zullen wij de hoogte van de muren uitpluizen.
.
Ik span de boom als de boog.
Wij maken een banket van dromen
en de wereld is onze ober.
.















