Site-archief
Dochter
Judith Mok
.
Ik sta weer voor mijn boekenkast en pak daar een willekeurige dichtbundel uit zonder te kijken wat het is. Het is ‘Vrouwen dichten anders’ samengesteld en ingeleid door Cox Habbema, uit 2000. Ik open de bundel op een willekeurige pagina (72) en daar staat het gedicht ‘Dochter’ van Judith Mok dat is genomen uit haar bundel ‘Het Feestmaal’ uit 1997.
Judith Mok (1954-2024) is een voor mij onbekende dichter, ik schreef nog nooit over haar en haar naam werd zelfs niet terloops in een blogbericht genoemd. Mok was een multi-talent. Ze was een Nederlandse sopraan, schrijfster en dichteres. Ze verhuisde in haar veertiger jaren naar Ierland en publiceerde romans en andere werken in het Engels. Ze publiceerde fictieve memoires, drie romans en vier dichtbundels. In 1985 debuteerde ze als schrijver en dichter met de dichtbundel ‘Sterkwater’. Hierna volgde nog ‘Materiaal’ in 1991, ‘Het Feestmaal’ in 1997 en ‘Goden van Babel’ in het Engels in 2011.
.
Dochter
.
Ik sta naast je bed
Er zingt iets in mijn oren
alsof je slaap de melodie kent
van toen. Kind, je huid
laat een bloemengeur toe
je bent je vaders gedicht
mijn Ierse roos
je rijdt op wilde paarden
en spreekt je wijze taal.
Ik luisterde naar het sterven
van mijn moeder, terwijl de dood
aan jouw masker begon te kerven.
.
Charlotte Van den Broeck
Winnaar Boekenbon Literatuurprijs
.
Afgelopen donderdagavond werd bekend dat de Vlaamse schrijver en dichter Charlotte Van den Broeck (1991) de winnaar is van de Boekenbon Literatuurprijs van maar liefst € 50.000,-. Een terechte waardering voor haar werk. In dit geval kreeg ze de prijs voor haar boek “Een vlam Tasmaanse tijgers’ het verslag van een reis die Van den Broeck ondernam uit nieuwsgierigheid naar de Tasmaanse tijger en die voert langs archieven, musea, laboratoria, dierentuinen en natuurgebieden uit 2024.
De jury noemde haar in het juryrapport de dichtende journalist heb ik begrepen van Marianne (van MUGzine) die bij de prijsuitreiking aanwezig was. Ik schreef hier al vaker over Charlotte en haar werk. En na het zien en horen van de, door haar voorgedragen, volledige tekst van ‘Plakboel’ in de bibliotheek van Utrecht afgelopen jaar (iets dat ze tijdens de Nacht van de Poëzie nogmaals herhaalde) is mijn bewondering en waardering voor haar alleen maar gestegen.
Uiteraard feliciteer ik Charlotte met deze prachtige prijs maar omdat dit blog over poëzie gaat (maar lees ‘Een vlam Tasmaanse tijgers’ het is echt heel erg de moeite waard) wil ik hier een gedicht van haar plaatsen. In dit geval het gedicht ‘Nachtroer’ het titelgedicht uit haar gelijknamige bundel uit 2017 die ze opdroeg aan Remco Campert.
.
Nachtroer
Avond
en het breeklicht in je ogen en je kijkt
het breekt oranje op in je ogen het vloeiende licht
waarin ik wist wat ik later nooit zou weten
hoe een woord zomaar
een ander woord kan gaan betekenen
en dat dat alles
buiten hangt de avond steriel en laat al, de lome rook
besluiteloos tussen ons in en je kijkt
en wat dat oproert in een avond, in mij, rode glanzende mieren
honderden, even nog, voor het licht krimpt, de jeuk
de laaiende jeuk van je ogen het laat niet af
ook niet nu het licht al
want op het hellingsvlak tussen nu en straks
wacht ons een kamer zonder muggen of aarzeling
het kan niet anders want boven mij hangt je hand
die me niet aanraakt maar me de mogelijkheid geeft
om mezelf ertegen op te drukken de tomeloze mogelijkheid
om mezelf op te drukken tegen een hand die me niet
aanraakt, maar me de mogelijkheid geeft om
wachten en zwellen
zijn bijna hetzelfde, bij de kniklijn
loopt het in elkaar over wat ik wil
en wat ik weet in het neonlicht
het kleurenspectrum in een regenplas even
is het waar geweest en feloranje
het kan niet anders soms
denk ik nog bij de hand een avond
een mond een schouder een geslacht
en dat het alles
en dat jij de mieren niet en de zwellende kleuren niet
dat kleur maar stof en licht dat nauwelijks nog het licht
de avond feloranje even nog
laat het nog even
tot het licht niet langer tot ook het kijken
niets meer dan de richting van je ogen wordt
.
Digitaal crisissonnet
Wie nu nog zwijgt moet alles vrezen
.
Ik kocht de bundel ‘Wie nu nog zwijgt moet alles vrezen’ dichters tegen racisme uit 1994. De titel stond me meteen aan want als er iets is dat tegenwoordig niet alleen weer de kop opsteekt maar zeker ook bestreden moet worden, dan is het racisme en racistische uitingen. Kijk naar de gewelddadige protesten tegen de komst van AZC’s en wat de meute daar roept, kijk naar het protest op het Malieveld van extreem rechts waar schaamteloos de Hitlergroet werd gemaakt, racisme en fascisme zijn niet alleen aan de orde van de dag maar ook steeds dreigender.
En deze bundel is uit 1994. Toen werd er dus ook al de noodzaak gevoeld door dichters om zich hierover uit te spreken. De bundel werd gemaakt door Jongerenkomitee Tegen Racisme uit Pajottenland, een streek in Vlaams Brabant. Daar werd in 1991 het extreem rechtse Vlaams Blok heel groot (men ging van 2 naar 12 zetels). Tegenwoordig kijken we niet meer op van extreem rechtse partijen en partijtjes (Forum, Ja 21, PVV, BBB) die ineens opkomen maar destijds was dat een nieuw verschijnsel.
Deze nieuwe beweging in Pajottenland werd actief, ging allerlei activiteiten organiseren, waaronder iets met poëzie. Er werd aansluiting gezocht met bestaande initiatieven, met jongeren die iets wilde met poëzie, met zangers en met bekende dichters en zo ontstond deze bundel. Er werden studenten van het Sint Lucas kunsthumaniora gevraagd voor de illustraties en daarmee was de inhoud en vormgeving (EPO) gereed en verscheen in 1994, drie jaar na deze verkiezingswinst van het Vlaams Blok, de bundel ‘Wie nu nog zwijgt moet alles vrezen’.
De bundel is verdeeld in veertien hoofdstukken met als thema’s bijvoorbeeld vooroordelen, nationalisme, op de vlucht, de geschiedenis herhaalt zich, migrant en rijkdom van het multiculturele. Uit het hoofdstuk ‘de geschiedenis herhaalt zich’ koos ik voor het gedicht ‘Digitaal crisissonnet’ van Mark van Tongele (1956-2023).
.
Digitaal crisissonnet
.
Stempelende druppels vullen
de tijdvaten van verveling.
Regen op asfalt, rioolroosters
slikken ondrinkbaar leven door.
.
In sloppen schuld geschopt blijft
de dag een doodskist. Vochtmuren
schimmelende brooddozen. Wij
glazig en oneetbaar wachten.
.
Macht slijpt op het machowiel
van de economie blanke messen
om hulpeloze kelen af te snijden.
.
Gelkdkadans kadavert liefde stuk.
Als een deurwaarder ons honds-
dol afblaft, huivert het huis.
.
Hofjesfestival
Haagse Notûh
.
Ook dit jaar organiseert Stichting Haagse Notûh op zondag 21 september weer het Ssssttt… Hofjesfestival in de binnenstad van Den Haag. Op allerlei historische plekken en hofjes zoals het Hofje van Nieuwkoop, de Regentenkamer, ’t Hoofts Hofje, de Jozefkapel en de Stadskloostertuin St. Vincentius, treden dichters, muzikanten en muziekensembles op. In eerdere jaren stond ik al eens in de Stadskloostertuin (waar toen ik aan de beurt was er een wolkbreuk was), in het Hofje van Nieuwkoop, en op de Varkenmarkt .
Een van de hoogtepunten van deze dag (naast de voordrachten van alle dichters uiteraard) is het optreden ( de openingsact) van stadsbeiaardier Gijsbert Kok, die op de Haagse Toren het carillon bespeelt waarbij hij wordt bijgestaan door 15 blazers. Ook is het mogelijk om samen met een gids van het Stadsgilde een wandeling te maken langs de verschillende historische plekken in de binnenstad.
Dit jaar sta ik opnieuw geprogrammeerd in de Stadskloostertuin aan het Westeinde 101 van 14.30 tot 15.00 uur. Andere dichters die voordragen zijn onder andere Marilou Klapwijk, Diann van Faassen, Alexander Franken, Frans Terken, Edith de Gilde en Margriet van Bebber. Ook de twee jonge stadsdichters van Den Haag, Anu Soerjoesing en Govert van de Velde, dragen voor. Als voorproefje een gedicht van Diann van Faassen getiteld ‘Er is altijd’.
Diann van Faassen (1971) debuteerde met de bundel ‘Driemaaldaags’ (1991). Sindsdien verschijnt zij op de diverse podia in het land. In 1998 verscheen ‘Toverfietsje’, dat in 1999 werd opgevolgd door ‘Altijd naar de kermis’, beide uitgegeven in eigen beheer. Gedichten van haar staan opgenomen in de bloemlezingen ‘Van Haagse dichters die voorbijgaan‘ (2001) en in ‘Vanuit de lucht‘ (2001). Diann organiseert literaire evenementen en poëzie workshops en zij begeleidt de jonge Haagse Stadsdichters.
.
Er is altijd
.
Er is altijd iets te weten
Er moet altijd iets te weten zijn
Maar niemand laat zich kennen hier
Ik heb van beneden af
omhoog naar jouw balkon gekeken
bevangen door de ruimte – zag ik je rennen
Ik zag je rennen tot je doorhad
dat je niet was in te halen – niet door mij
de galerijen waren leeg – de spijlen schenen tralies
Jij ging mijn gangen na
en had handen rood als aarde
de lijnen in je handpalm waar je mij bewaarde
Jouw hand is door mijn huid gedrongen
om te ontrafelen wat mijn motieven zijn
wanneer je mijn zenuwen blootlegt is het slechts een kwestie van tijd
Ik zou net als vroeger
willen kijken en tevreden zijn met het zicht
ik zou net als toen zonder verlangens willen zijn
Maar er is altijd iets te weten
en we weten al zoveel
we willen altijd verder weten
en niemand laat zich kennen hier
.
Gedichten uit de gevangenis
Etheridge Knight
.
Gevangenissen zijn plaatsen waar veel poëzie gelezen en geschreven wordt. Blijkbaar zijn het plekken waar aan retrospectie gedaan wordt en tijd is er in veel gevallen zeker. In het land waar de gevangenissen boordevol zitten (volgens het Reformatorisch Dagblad bevinden zich in de Verenigde Staten ongeveer 25% van alle gevangenissen wereldwijd en herbergen ze het hoogste aantal gevangenen ter wereld) en waar (en misschien wel omdat) gevangenissen een verdienmodel zijn, zijn er verschillende dichters onder gevangenen opgestaan.
Een van de bekendste is de Afro-Amerikaanse dichter Etheridge Knight (1931 -1991). Hij maakte in 1968 naam met zijn debuutbundel ‘Poems from Prison’. Het boek herinnert in versvorm aan zijn acht jaar durende gevangenisstraf na zijn arrestatie voor een overval die hij in 1960 pleegde. Tegen de tijd dat hij de gevangenis verliet, had Knight een tweede deel voorbereid met zijn eigen geschriften en werk van zijn medegevangenen. Dit tweede boek, voor het eerst gepubliceerd in Italië onder de titel ‘Voce negre dal carcere’ verscheen in 1970 in het Engels als ‘Black Voices from Prison’.
Met deze twee bundels werd Knight één van de belangrijkste dichters van de Black Arts Movement , die bloeide van begin jaren 1960 tot midden jaren 1970. Met wortels in de burgerrechtenbeweging , Malcolm X en de Nation of Islam en de Black Power-beweging, probeerden Etheridge Knight en andere Amerikaanse kunstenaars binnen de beweging politiek geëngageerd werk te creëren dat de Afro-Amerikaanse culturele en historische ervaring onderzocht.
Maar Knight wordt ook beschouwd als een belangrijke dichter in de mainstream Amerikaanse traditie. Na zijn gevangenschap behaalde hij in 1990 een bachelor in Amerikaanse poëzie en strafrecht aan de Martin Center University in Indianapolis. Ook doceerde hij aan de Universiteit van Pittsburgh, de Universiteit van Hartford en de Universiteit van Lincoln.
In de bundel ‘The Essential Etheridge Knight’ uit 1986 staat het gedicht dat hij schreef voor Malcolm X, getiteld ‘For Malcolm, a Year After’.
.
For Malcolm, a Year After
.
Ruimteschil
Dag zeven
.
Op de zevende dag…, nee niks religieus maar wel een gedicht over de ruimte en ons bestaan. Dit gedicht is van de Vlaamse dichter Charlotte Van den Broeck (1991) en ik nam het uit haar bundel ‘Kameleon’ gedichten uit 2015.
.
Ruimteschil
.
Onder de oranje fleecedeken zijn we
volgens eigen en onveranderlijke wetten
miertjes op een mandarijnenschil
.
nemen we enkel wat we nodig hebben, niets
hoeft zich in een werkelijkheid af te spelen
omdat het hier toch geen verloop kent.
.
Het teken doen verdwijnen in de betekenis.
Het korstje markeert en verstopt de wonde.
We zullen een dubbele gulzige taal spreken.
.
Veel komt aan
Margreet Schouwenaar
.
De afgelopen tijd heet uitgeverij P weer een aantal fraaie dichtbundels het licht laten zien. ‘Zomerschaduw’ van Job Degenaar, ‘Voetafdruk van stilte’ van Hanna Kirsten en ‘Hazenslaap’ van Margreet Schouwenaar. Over de eerste twee schrijf ik later maar vandaag pak ik de bundel ‘Hazenslaap’ van Margreet Schouwenaar erbij. Het zal toeval zijn dat in dezelfde periode twee dichtbundels verschijnen met in de titel de haas (‘Hazenklop’ van Hanneke van Eijken waarover ik de komende week zal schrijven) maar vandaag dus de bundel ‘Hazenslaap’.
Schrijver en dichter Margreet Schouwenaar (1955) debuteerde in 1991 met gedichten in Revisor en niet lang daarna met de bundel ‘De drempel die vertrek is’ (1992). Daarna volgden maar liefst 14 dichtbundels waaronder de bloemlezing ‘Zwijgen tot het schraapt’ uit 2019. Haar werk wordt geplaatst in literaire tijdschriften als De Poëziekrant, Meander en Het Liegend Konijn.
In 2009 volgde ze Joost Zwagerman op als stadsdichter van Alkmaar, welke functie ze vervolgens maar liefst negen jaar zal invullen. In 2018 wordt een nieuwe stadsdichter, Joris Brussel, gekozen. Ik mocht bij deze verkiezing in de jury plaatsnemen. In haar jaren als stadsdichter richt Margreet Schouwenaar De Eenzame Uitvaart op in Alkmaar. Zij is nog altijd actief binnen deze stichting.
En nu is er dus haar nieuwe bundel ‘Hazenslaap’. Een bundel met 70 nieuwe gedichten (de bundel wordt uitgegeven ter gelegenheid van haar 70ste verjaardag) waarin zij de tijdelijkheid en de eeuwigheid bezingt, de trivialiteit, de onvermijdelijkheid maar ook de hoop. In pagina vullende gedichten waarin vaak ritmische stapelingen van woorden te lezen zijn beschrijft Schouwenaar de hazenslaap. Een haas slaapt met ogen open en merkt dus alles op wat er gebeurt. Zo ook Schouwenaar in deze bundel.
Ik koos voor het gedicht ‘Veel komt aan’ waarin dit mooi naar voren komt.
.
Veel komt aan
.
Google toont hoe ik woon, de plant staat er nog
voor het raam waar ik lang ben weggegaan.
Een bestemming vind ik zelden thuis, wel een
levenstaak: veeg los zand, alles wil grond.
.
Het lijkt op krabben, de honger naar het nauwelijks
vel dat toch kan kloppen. Veel komt aan op het net niet
raken; verwezen, schalen breken, de schepping wil
schuiven. misschien wel littekens. Daar helpt geen
.
wetenschap tegen. Nestdrang zonder feiten, vleugels
willen oefenen. Bewegingen bestaan, nachten
moeten vallen. ‘Je praat in je slaap’, zei hij eens.
We horen buigzaam te zijn, onze gedachten
.
te verzetten. Ik doe denken aan een ander. Ik ben
al weg, of niet, ik ben nog steeds onuitgesproken.
Op een kaart ben ik onvindbaar, maar ik breng me
nader. Als confetti zal ik dalen. Onherroepelijk.
.
Literair Paspoort
Internationaal Poëziefestival
.
Tot 2013 had Den Haag een jaarlijks literair festival onder de naam Dichter aan huis. Het ene jaar dichters en het andere jaar schrijvers droegen in huiskamers voor uit eigen werk. Met een passe-partout kon je één of twee dagen naar hartenlust van poëzie genieten. De manifestatie ‘Dichter aan Huis’, die in 1991 als een éénmalige gebeurtenis was bedacht, en in 1993 nog eens éénmalig werd herhaald, was een dermate groot succes dat de organisatie er wegens succes een tweejaarlijkse traditie van maakte. In 2016 was nog eenmaal een herstart van dit festival maar daarna hield Dichter aan Huis op te bestaan.
Ik vind dit om twee redenen heel jammer. Allereerst is een festival als deze, bij mensen thuis in hun woonkamer, heel intiem en verrassend. Je bent met een kleine groep liefhebbers en de dichters zitten bijna bij je op schoot. Heel anders dan een groot festival waarbij de dichter op een podium in de verte staat (zoiets heeft uiteraard ook zijn charme). De andere reden dat ik het spijtig vind dat het ophield te bestaan is dat dit in de wijk werd georganiseerd waar ik woon. Ik had mijn huiskamer heel graag ter beschikking gesteld aan een optredend dichter.
En het waren niet de eerste de beste dichters die hier voordroegen: Jean-Pierre Rawie, Charlotte Mutsaers, Abdelkader Benali, Ilja Leonard Pfeijffer, Adriaan van Dis, F. Starik, Ilja Leonard Pfeijffer en Rutger Kopland zijn maar een paar van de namen die destijds meededen met dit festival.
De stichting Dichter aan Huis deed echter meer. Zo organiseerde men in ambassadeurswoningen het internationale poëziefestival Literair Paspoort in Den Haag en Wassenaar met tal van internationale dichters, waarbij samengewerkt werd met verschillende ambassades in de hofstad en de Nederlandse Taalunie. Het festival had drie edities: 1998, 2002 en 2004. De editie 2000 werd afgelast vanwege niet-toekenning van een deel van de benodigde subsidie.
Van elke editie werd een bundel samengesteld. Ik heb die van 2002 en 2004 pas geleden gekocht bij Colette. In de versie van 2002 staan vele prachtige internationale dichters uit alle delen van de wereld maar ook uit Nederland zoals Remco Campert, Gerrit Kouwenaar, Serge van Duijnhoven en K. Michel . Het is bijna een Poetry International programma. Uit deze bundel koos ik een gedicht van de Vlaamse dichter Geert van Istendael (1947) met het toepasselijke gedicht ‘Keukentafel’ want ik weet dat er ook aan de keukentafel gedichten werden voorgedragen.
.
Keukentafel
.
Er zit een gat in het blad. En het is krom.
Het heeft gewerkt en zij heeft laten werken.
Eenkennig werd zij nooit. Veelgodendom
van sap en bier en bloed was altijd welkom
binnen de kringen van haar heiligdom.
.
Haar stutten zijn geen zuilen. Het zijn poten,
viervuldig hun geloof, maar steeds oprecht.
Wat niet beweegt is wat het beste vecht.
.















