Site-archief
Nationale Gedichtendag
26 januari 2023
.
Vandaag is het Nationale Gedichtendag en het officiële begin van de Poëzieweek in Nederland en Vlaanderen. Het thema van de poëzieweek is ‘Vriendschap’ en de Nationale Gedichtendag is het begin van een week vol poëzie en poëzie activiteiten. Op dit blog is het elke dag gedichtendag maar tot en met 1 februari kun je overal poëzie tegen komen, worden er voordrachten georganiseerd, zijn er lezingen, onthullingen van gedichten op ramen (zoals de onthulling op 27 januari van het gedicht van stadsdichter van Maassluis Marleen Opschoor aan de gevel op het raam van de bibliotheek), poëziewandelingen en nog veel meer. Het volledige programma vind je hier. Ga er vooral eens rond kijken.
Zevenendertig pagina’s vol activiteiten over poëzie, ik zou wensen dat het hele jaar zoveel aandacht was voor poëzie. Omdat het thema vriendschap is, koos ik vandaag voor een gedicht met dit thema van C. Buddingh’ getiteld ‘Titaantjes’ uit de bundel ‘gedichten 1974|1985’.
.
Titaantjes
.
Weet je nog, Leo, de tijd
dat jij en Tonnie en ik
op je atelier zure mosselen aten
en tot diep in de nacht oreerden
over Picasso en Eugène Jolas?
.
We schreven negentienveertig.
Geen meisje was veilig voor je.
En Tonnie noemden we Li Tai Gin.
.
kom luisteren en genieten
Prijsuitreiking gedichtenwedstrijd
.
Op zondag 18 september zal de prijsuitreiking zijn van de 8ste gedichtenwedstrijd van poëziestichting Ongehoord! Na de winnaar van de 7de gedichtenwedstrijd Sara De Lodder in 2020 alweer maken dertig dichters die het tot de shortlist haalden kans op deze gewilde prijs.
De prijsuitreiking is in de Jacobustuin aan de Jacobustuin 103-109 in (hartje) Rotterdam, slechts 5 minuten lopen vanaf het Centraal Station. We beginnen om 13.00 uur en alle shortlistdichters krijgen de gelegenheid hun gedicht rond het thema Twist voor te dragen.
De jury bestaande uit dichter en hoofdredacteur van poëzietijdschrift Awater Myrte Leffring, directeur van stichting De zoek naar schittering Jiske Foppe en (mede) initiatiefnemer van Poëziemagazine MUGzine Marie-Anne Hermans heeft de gedichten van de shortlist gelezen en beoordeeld en zal op deze zondag de nummers 3,2 en 1 bekend maken.
De winnaar krijgt zoals altijd het beeldje van Lillian Mensing, en publicatie van het winnende gedicht op de website van poëziestichting Ongehoord! en dit blog. Daarnaast zal de redactie van MUGzines contact zoeken met de dichters voor een publicatie in een nummer van MUGzine.
Kom dus zondag naar de prachtige Jacobustuin om te genieten van poëzie en muziek. Toegang is gratis en er is de mogelijkheid tot het krijgen van een drankje tegen een zeer schappelijke prijs.
Het thema van deze gedichtenwedstrijd was ‘Twist’ en daar heb ik een toepasselijk gedicht bij gezocht van C. Buddigh’ met als titel ‘Pluk de dag’ uit de bundel ‘128 vel schrijfpapier’ uit 1967.
.
Pluk de dag
vanochtend na het ontbijt
ontdekte ik, door mijn verstrooidheid,
dat het deksel van een middelgroot potje marmite
(het 4 oz net formaat)
precies past op een klein potje Heinz sandwich spread
.
natuurlijk heb ik toen meteen geprobeerd
of het sandwich spread-dekseltje
ook op het marmite-potje paste
.
en jawel hoor: het paste eveneens
.
De prijswinnaars van de gedichtenwedstrijd 2020
Poëzie variaties
Digitaal stiftgedicht en poëzie op een kassabon
.
Vandaag een paar voorbeelden van poëzie op een vreemde plek en in een bijzondere vorm. Allereerst een bijdrage van Inge Koppert. Zij stuurde me een kassabon van café Buddingh’ in Dordrecht met daarop een gedichtje van Buddingh’. Ik weet niet of ze de gedichten op de kassabon steeds wisselen maar een bijzonder leuk idee is het zeker en natuurlijk heel terecht als je je café naar een dichter vernoemt.
Het tweede voorbeeld is van mijn collega Ronald die het stiftdichten heeft ontdekt (al een tijd geleden overigens). Hij gaf me een aardig voorbeeld van een erotisch digitaal stiftgedicht. Uiteraard niet met een stift gedaan maar door stukken tekst weg te ‘stiften’ middels photoshop of illustrator naar ik vermoed.
.
Kijk om je heen,
kijk om je heen,
zoals de wereld nu is,
zie je hem nooit weer.
.
Buddingh’en Waskowsky
Dichter over dichter
.
Er zijn aankopen waar ik heel blij van word. En dat zijn geen aankopen van nieuwe dingen zoals een nieuwe fiets of televisie maar aankopen van bijvoorbeeld dichtbundels waar ik van weet dat ze bestaan, waar ik nieuwsgierig naar ben en waar ik niet over beschik. Een van die bundels is de bundel ‘Gedichten 1974-1985′ van C. Buddingh’ uit 1986. Inmiddels heb ik de bundel in bezit en al lezend word ik vrolijker en vrolijker van dit werk. Buddingh’ (1918-1985) behoorde al lang tot mijn favoriete dichters, door zijn puntigheid, zijn humor, zijn citaten en aforismen en zijn nonsenswoorden, en nu is een groot deel van zijn gedichten voorhanden.
Lezend in de bundel kom ik veel moois tegen waaronder een gedicht dat hij schreef over de Rotterdamse cultdichter Riekus Waskowsky (1932-1977). In de categorie ‘dichters over dichters’ vind ik dat deze niet mag ontbreken.
.
Denkend aan Riekus Waskowsky
.
De laatste keer dat we samen schaakten
(in ‘De Lantaren’ in Rotterdam)
won je warempel van me.
.
Je dood beroofde me van mijn revanche.
En wat had ik je graag nog een paar keer ingemaakt,
al was het alleen maar om klaarheid te scheppen:
juist achter het bord moet er standsverschil zijn.
.
Maar wat zou ik nu iedere week
graag een paar keer van je verliezen.
.
Gorgelrijmen
C. Buddingh’
.
Binnen de poëzie zijn er vele vormen, ideeën, denkwijzen, richtingen, en meningen met betrekking tot wat nou toch poëzie is. En juist dat gegeven, die veelheid aan meningen en richtingen maakt voor mij poëzie zo aantrekkelijk. Het ene moment wil je getroost worden door een mooi gedicht, het volgende moment uitgedaagd door een complex gedicht, dan weer wil je de taal in al haar schoonheid en vormen tot je nemen en weer een ander keer wil je juist plezier beleven aan diezelfde taal.
Die laatste behoefte wordt door een dichter als C. Buddingh’ (1918 – 1986) altijd ingelost. Wanneer ik blader in ‘Het mes op de gorgel’ gorgelrijmen en andere gedichten uit 1960, moet ik steeds opnieuw (glim)lachen en ben ik verwonderd over de creatieve taalrijkdom van deze dichter. Het plezier van het spelen met de taal spat van elke bladzijde af.
Daarom maar weer eens een gedicht uit deze bundel, dit keer het gedicht met de nieuwsgierig-makende titel ‘You gets no bread with one meat ball’.
.
You gets no bread with one meat ball
.
uit een gestulpte kuip
uit een miesbos vol donkere wakken
sliep hij de ochtend in
een blote klaarwaterzwever
een muitende buitelaar
.
het was zo mooi als een brand om hem heen
o zo lelijk als witte muizen
hij snurkte een gat in de nacht
en liet er een katje door komen
met eiwijze handschoenen aan
.
en ja daar begon de muziek
de westkust met al zijn chirurgen
kerfde hem open en dicht
langs de maan dreef zijn loden ballon
.
nu liet hij zich nooit meer alleen
nu was hij een klein stukje aarde
waar een eigenwijs wormpje door kroop
dat wist waar de appelen groeide
.
Buddingh’ en Rawie
Dubbelgedicht over roken
.
Over heel veel onderwerpen zijn themabundels verschenen. Over bepaalde thema’s en onderwerpen wat meer dan over andere. Zo zijn er over de dood en de liefde, grote thema’s uit de wereldliteratuur, meer bundels verschenen dan laten we zeggen over onderwerpen als muziek en roken. Toch ook geen kleine onderwerpen.
Maar in 2014 verscheen van de hand van Henny Vrienten (samensteller) en Peter van Straaten (tekeningen) de bundel ‘Aan de laatste roker’. Een zeer vermakelijke bundel over roken en rokers. Vermakelijk omdat de poëzie die Vrienten uitzocht vaak grappig en schrijnend is en de tekeningen van Peter van Straaten over (vooral) stiekeme rokers en post-coïtale sigaretten erg hilarisch zijn.
Voor het dubbelgedicht koos ik voor twee totaal verschillende dichters die in de bundel staan, te weten C. Buddingh’ en Jean Pierre Rawie.
In het eerste gedicht ‘Rechts, links’ van C. Buddingh’ geeft de dichter in een ogenschijnlijk weinig opvallend gedicht nog snel even een (politieke) mening. Het gedicht verscheen in de bundel ‘Gedichten 1974-1985’ uit 1986.
Het tweede gedicht van Jean Pierre Rawie is dit keer geen sonnet maar een rijmend gedicht dat op een heerlijke manier neerslachtig klinkt. Het gedicht ‘Rook’ verscheen oorspronkelijk in de dichtbundel ‘Woelig stof’ uit 1990.
.
Rechts, links
.
Van mijn rechterlong
werkt, sinds drieëndertig jaar,
nog maar ongeveer een kwart.
.
Maar mijn linkerlong, hoorde ik laatst weer
is nog altijd puntgaaf.
.
Ach, ja: rechts is ook niks,
van links moeten we ’t hebben.
.
Rook
.
Wij zitten en roken en praten alsof
dit leven niet ons maar een ander betrof,
.
alsof wat de wereld zo vreselijk maakt,
de dood en de liefde, ons beide niet raakt.
.
De rook vult de kamer, het regent gestaag,
en morgen en gisteren zijn als vandaag.
.
Wij zitten en roken en zeggen niet veel,
wij hebben geen deel aan het grote geheel,
.
wij hebben geen weet van het reddeloos leed
dat eindeloos omgaat op deze planeet.
.
Wij zien langs het venster de tijd die verglijdt.
Men is ons daar buiten al eeuwenlang kwijt.
.
Nonsens
Inenting
.
In de jaren ’50 werd er door uitgeverij Het Spectrum veel poëzie uitgegeven. Bundels van dichters maar vooral ook allerlei verzamelbundels en bloemlezingen. Een van die bloemlezingen is nu in mijn bezit, mijn broer wist deze van een waarschijnlijke aftocht richting oud papierbak bij een kringloopwinkel te redden, en ik ben er blij mee.
Het betreft hier de bundel ‘Nederlandse Nonsens op rijm’ uit 1953. Alleen van de titel word ik al vrolijk. In de binnenkant van deze bundel staat geschreven: Nederlandse Nonsens op rijm, een gevarieerde keuze uit meer dan honderd jaar poëtische parodie en fantasie, waaraan elkeen, mits hij gelijktijdig zijn hart en hoofd laat werken, genoegen kan beleven. Medewerkers aan deze bundel zijn De Schoolmeester, Piet Paaltjens, Cornelis Paradijs, Braga, Charivarius, Trijntje Fop, Daan Zonderland, C. Buddingh’ en Annie Schmidt (toen nog zonder M.G. ).
Veel oud werk dus maar zeer zeker ook grappig, venijnig en parodiërende gedichten. Ik koos voor een gedicht van Cornelis Paradijs. Achter dit pseudoniem gaat een groot schrijver schuil namelijk Frederik van Eeden (1860 – 1932). Het gedicht verscheen oorspronkelijk in de bundel ‘Grassprietjes’ uit 1885. Waarom ik voor dit gedicht koos mag meteen duidelijk zijn uit de titel.
.
Inenting
.
Zou ik mijn kind niet laten vaccineeren
Met zuiv’re koepokstof,
Zou ik dien wreeden geesel niet bezweren,
Die reeds zoovelen trof?
.
God zond den dood om ’t menschdom te genezen,
Met zonden zwaar belaân,
Toch heeft ons tevens zijn genâ gewezen
Hoe hem te keer te gaan.
.
Geweldig komt het pestvuur ons bestoken,
Elk schoon zwicht voor zijn kracht,
Doch licht en schaad’loos wordt die kracht gebroken:
Een prik en ’t is volbracht.
.
Volgroote goedheid! nimmer te doorgronden
Is Godes heerschappij:
De Heer der Heem’len slaat zoo fel geen wonden,
Of schenkt er pleister bij.
.
Een aardappel is geen gedicht
J. Bernlef over C. Buddingh’s ‘Ars Poetica’
.
Struinend over de zeer informatieve website https://www.dbnl.org/ kwam ik een stuk tegen dat dichter/schrijver J. Bernlef schreef in Bzzlletin jaargang 6 (1977-1978) over het gedicht ‘Ars Poetica’ van dichter C. Buddingh’ en dan vooral over de slotzin.
Wat ik zo bijzonder leuk vind aan dit stuk tekst is hoe waar het is wat Bernlef hier schrijft. Gedichten schrijven tijdens het aardappels schillen. Misschien herkennen de dichters onder ons dit wel, ik in ieder geval wel, het schrijven van gedichten in je hoofd tijdens een werkje dat A: langdurig is, B: repetitief is en C: waar je je hoofd er niet echt bij hoeft te houden. Aardappels schillen is zo’n werkje. Ik herinner mij dat ik het deed tijdens het vouwen van luiers (ja katoenen luiers, zo oud ben ik al) tijdens de afwas of tijdens schilderen van mijn slaapkamermuur pas geleden.
Wat Bernlef ook schrijft is dat je dan zo op kan gaan in je bezigheid dat de gedichten die je vormt in je hoofd al bijna automatisch gaan over waar je mee bezig bent. Ook dat herken ik maar ik weet ook dat dat niet de gedichten zijn die blijven hangen. Bernlef eindigt zijn zeer vermakelijke stuk dan ook met twee waarheden: Een gedicht is alleen maar een gedicht, een gedicht bestaat uit woorden. En: De beste gedichten schrijft men al woorden schillend. En dat laatste kan ik alleen maar bevestigen. Tijdens werkjes waar je niet bij hoeft na te denken, die repetitief zijn en langdurig kunnen je gedachten alle kanten op gaan maar uiteindelijk zijn het de woorden die je aan die gedachten verbind, een mogelijke opmaat voor een gedicht. Die gedichten schrijf je nadat je klaar met zo’n werkje. Of dat nou aardappels schillen is, luiers vouwen of de afwas doen.
Het artikel van Bernlef vind je hier https://www.dbnl.org/tekst/_bzz001197701_01/_bzz001197701_01_0122.php Het gedicht ‘Ars Poetica’ van C. Buddingh’ komt uit de bundel ‘Gedichten 1938 – 1970’ uit 1971.
.
(ik was misschien 22): ik zat
te broeden op een gedicht, en mijn moeder
zat bij het raam de aardappels te schillen
het vers wilde maar niet lukken: het zweet
stond op mijn rug en vol ergernis dacht ik:
hoe kan men in godsherenaam dan ook
poëzie schrijven in een kamer waar
iemand aardappels zit te schillen?
die avond, toen iedereen sliep, maakte ik het
vers af: het was een bijzonder slecht vers
en pas veel later begreep ik: de beste
gedichten schrijft men al aardappels schillend
Invitation au voyage
C. Buddingh’
.
Uit de bundel ‘Deze kant boven’ uit 1987 van C. Buddingh’ het vakantie gedicht ‘Invitation au voyage’.
.
Invitation au voyage
.
kom, laten we de trein nemen
naar jij mag het zeggen
als er maar veel bier is en nu en dan
een potige whisky-soda
.
zon of regen, dat hindert niet:
als wij samen zijn
sta ik toch boven het klimaat
de ellebogen op het bedenkelijke pluche
de pijp tussen mijn koninklijk wuivende tanden
.
vreemde woorden, bloembakken als gezichten
gezichten als bloembakken: hier stappen we uit
kijk de zon eens heerlijk regenen
voel de regen eens lekker schijnen!
.
en jij hebt je mond bij je en een tas vol detectives
als we willen kunnen we de weg zelfs vragen!
kom, laten we vlug de trein nemen, vlug!
op de perrons één, vier en vijf
groeit al mos tussen de tegels
.
1 + 1 = 1
C. Buddingh’
.
Humor in poëzie wordt niet door elke poëzieliefhebber gewaardeerd. Het zou afdoen aan het poëtische palet van een gedicht. Ik ben daarin geen hardliner, ik vind humor in poëzie vaak juist heel verfrissend. En met humor bedoel ik dan een breed spectrum aan taalgrappen of taalvondsten, gewiekste ven grappige vondsten, wendingen in een gedicht die onverwacht en daardoor vaak juist grappig zijn of absurde tekstvondsten en uitweidingen. Zolang het niet te opgelegd en banaal is en ik er om kan lachen (van glimlachen tot schaterlachen) vind ik dat humor een prima aanvulling op het poëtische of inhoudelijke deel van een gedicht kan zijn.
Nu ik er zo over nadenk is de subtiele vorm van humor in poëzie denk ik de meest aantrekkelijke. Humor die niet opgelegd is maar waar je soms even over doet om te laten bezinken, waarna een lach of glimlach volgt. Een van de dichters die volgens mij dit laatste uitstekend wist te brengen met zijn poëzie was Kees Buddingh’ (1918 – 1985). De poëzie van Buddingh’ wordt vaak tot de light verse gerekend. Dichter/schrijver Remco Campert schreef ooit: “Sinds Buddingh verwachten veel mensen van poëzie een avondje lachen”.
In de bundel ‘gedichten 1938 | 1970’ staan vele gedichten die een lach op je gezicht of een glimlach rond je mond toveren. Een mooi voorbeeld van een gedicht waarin subtiel een grappig element is gestopt is het gedicht ‘1 + 1 = 1’.
.
1 + 1 = 1
.
Ik heb nooit hard gelopen
om dichters te ontmoeten
maar mij wel vaak buiten adem gefietst
om op tijd bij een voetbalwedstrijd te zijn
.
het moet, in de poëzie,
niet van één kant komen
.

















