Site-archief
Solo
Anne Vegter
.
Anne Vegter (1958) publiceerde in 2021 de poëziebundel ‘Big data’. Deze bundel bestaat uit drie cycli, waarin telkens een vrouw centraal staat die door een man verlaten is. In het eerste en derde deel gaat het telkens om een bekende literaire figuur. In het eerste deel is dat de Zuid-Afrikaanse dichter Ingrid Jonker (1933-1965), die in de zomer van 1965 na een liefdesbreuk uit het leven stapte. Haar leven wordt in de bundel verbonden met dat van Anne Sexton (1928-1974), Sylvia Plath (1932-1963) en Virginia Woolf (1882-1941), schrijvende vrouwen die net als Jonker in de publieke ruimte regelmatig als ‘waanzinnig’ geframed worden.
Het tweede deel bestaat uit gedichten die zijn samengesteld uit distichons (gedicht of een strofe van een gedicht, bestaande uit twee regels). Opnieuw staat in dit deel een vrouw centraal die door een man – de vader van haar kinderen – bedrogen en verlaten is. De bundel eindigt met een hervertelling van Medea in 27 scènes, onder de titel ‘Medea 2.0 (monoloog)’. Uit het tweede deel koos ik voor het gedicht ‘solo’ dat opvalt door de gebruikte interpunctie zonder hoofdletters.
.
solo
.
je oog glinstert. knak. het is je knipoog aan de zwarte hemel. in de nachtgelei
(droom) van je zintuigen drijft je
sterrenbeeld eland. gespreide hoeven plus gezichtskenmerken, je kunt bijna 350 °
in het rond kijken, kop op.
.
je heet de achterste wolvendoder, roemt de blinkende tanden van de glimlach:
je bent een eland. je bent niet bang
voor je spoor, sluit dit hologram. het mannetje vreest je. de schaal waarop je werkt
is groter dan je hart.
.
Juni
Bijna vergeten dichter
.
Leo Ross (1934-2014) werd geboren in Zwartsluis. Op het gymnasium in Middelburg leerde Ross de drie jaar oudere Guus Vleugel kennen, de latere dichter Guus Valleide. In 1951 ging hij studeren in Amsterdam. Hij sloot toen een hechte vriendschap met Willem Wilmink, jaargenoot (als Neerlandicus) en dispuutgenoot. Hij werd toen Lektor für niederländische Philologie aan de Universiteit van Münster, Westfalen.
Voor zijn ontwikkeling belangrijke reizen maakte hij in 1965 en 1966 naar Griekenland; hij leerde Grieks uit een Duitse grammatica. In 1969 keerde hij terug naar Amsterdam als docent Moderne Nederlandse Letterkunde aan de Universiteit van Amsterdam. Hij promoveerde aan de Vrije Universiteit in 1994, gezamenlijk met collega-Neerlandicus Rob Delvigne.
In 1982 maakte hij deel uit van de jury voor de prestigieuze (Belgische) Europese literatuurprijs, toen een Griekse schrijver bekroond werd. In de PEN maakte hij zich verdienstelijk als lid van de werkgroep Writers in prison.
Leo Ross debuteerde in 1952 in het Amsterdamse studentenblad Propria Cures (PC) met een gedicht uit zijn gymnasiumtijd. De debuutbundel ‘L’Amour vert’ (1962) stond onder de invloed van Hans Lodeizen. Met groter ernst gaat in ‘Classics’ (1967) ook meer reflectie over de poëzie gepaard.
Hoewel Ross zijn eerste essays publiceerde in 1954/1955 (in Propria Cures), dus ongeveer tegelijk met zijn vroege gedichten, slaat hij in beide door hem beoefende literaire genres een opvallend verschillende toon aan: de poëzie is zonnig en vrolijk, de essays venijnig en agressief.
In 2003 in het ziekenhuis begon Leo Ross distichons te schrijven, tweeregelige gedichtjes naar het voorbeeld van het grafschrift van Vondel. Tot 2009 verschenen er vier bundels ‘tweeregels’. Ross publiceerde in verschillende literaire tijdschriften als De Revisor, De Gids, Hollands Weekblad en Maatstaf.
Uit ‘L’Amour vert’ komt het gedicht ‘Juni’.
.
Juni
.
Ik wil mijn best doen zoals bloemen
hun best doen, van mijn leven
wil ik iets stijlvols maken, een reuzeneik
voor een kleurige vogel
.
maar ik lig op een strand in de zon
met een jongen die zachtjes snurkt en
speel met de tijd als met zand, dijken
bouwend en tunnels gravend.
.
Luspoëzie
Versvorm
.
Op zoek naar bijzondere versvormen kwam ik de ‘Loop poem’ tegen. Luspoezie ofwel Loop Poetry is afkomstig uit Engeland en populair op Engelstalige poëzie-sites.
De toren
.
De toren rijst op uit het duister
Er zweeft een zacht en vreemd gefluister
Op uitgesleten stenen trappen
Weerklinken doffe, holle stappen
Een edelvrouw, reeds lang gestorven
Gestorven door vergeefse liefde?
Liefde, door de dood gebroken
Gebroken, maar niet uitgedoofd?
En klinkt soms in de zomernacht
Met zachte stem haar stille klacht?
Zie ik daar achter de gordijnen
Een vrouwensilhouet verschijnen?
Voor eeuwig in de steen gevangen
Gevangen door haar hunkering
Hunkering naar wat verloren
Verloren en ongrijpbaar was?
Of was er haast met de facturen
En wordt er nu in overuren
En door een diepvriesmaal gesterkt
Hier ’s avonds laat nog doorgewerkt?
.
How I See You
.
Eyes that don’t see
see the things that you do
do you wish me to describe
describe how I see you…
.
Skin so delicate
delicate as a rose
rose that will blossom
blossom as it grows.
.
Hair moving gently
gently you tease tease…
softly whispering
whispering summer breeze.
.
Voice so melodic
melodic singing birds
birds, such sweet tunes
tunes…enchant like your words.
.
Dress…rustling
rustling tress bare
bare as leaves fall
fall, the colour of your hair.
.
Your perfume..sweet fragrance
fragrance frangipani’s bring
bring back many memories
memories of spring.
.
Yes…I am blind
blind, yet I see
see in my mind
mind you fill will glee.
.






