Site-archief
Dag tien
Vakantiegedicht
.
Natuurlijk mag Ingmar Heytze (1970) niet ontbreken tijdens de vakantie. Uit zijn bundel ‘Elders in de wereld’ uit 2008 komt het gedicht ‘Ober’.
.
Ober
.
Het is mijn eerste werkdag in een statig grand café
waar freules fluisteren met diplomaten.
,
Ik draag een pak dat stinkt naar angst en sigaretten.
Men is niet snel tevreden hier. In de keuken
.
woont een dwerg die tosti’s bakt en bittergarnituur
frituurt. Hij steelt de fooien als ik niet kijk.
.
Geen idee heb ik van de drankjes die ik rondbreng
want de dwerg heeft alle etiketten afgeweekt,
.
geen idee ook wie zich later naar de keel grijpt,
de toiletten zoekt, de kelder in verdwijnt.
.
Kopermeisje
Ingmar Heytze
.
Er was een tijd dat ze overal uit de grond leken te komen, de levende standbeelden. Ik heb regelmatig staan kijken bij zo’n levend standbeeld en me afgevraagd wat iemand bezielt om een dergelijke functie te willen uitoefenen. Allereerst blinken de levende standbeelden uit in zich zelf in een overdaad aan verf te steken. Het liefste over alles heen, dus over hun kleding, schoenen en elk stukje vel dat zichtbaar is (inclusief haar en hoofd). Vaal in goud, zilver of brons (of koperkleur). En dan volledig geverfd op pad naar het centrum van een stad (al heb ik ze ook in buitenwijken en dorpen gezien). Op een verhoging gaan staan en dan vervolgenbs uren lang stil te gaan staan alsof men een standbeeld was.
Opvallend vind ik ook dat ze het kunnen, volledig stil staan zonder dat je ook maar ziet of de standbeeldpersoon ook maar ademt. Afgezien van het feit dat het me niet gezond lijkt (verf, stilstaan, nauwelijks ademen) lijkt het me ook nog eens oersaai. De meeste mensen zien je wel maar lopen voorbij, een enkel kind blijft staan en gooit een muntje in je hoed of blik. Ik heb weleens gelezen dat straatmuzikanten ruim kunnen leven van het geld dat mensen ze geven op straat maar of dat ook zo is voor een levend standbeeld?
Ik moest aan bovenstaande denken toen ik in de bundel ‘Elders in de wereld’ van Ingmar Heytze uit 2008 het gedicht ‘Kopermeisje’ las. Ingmar beschrijft in dit gedicht wat ik zou hebben kunnen denken.
.
Kopermeisje
.
In de stad stond ik een tijdje
tegenover een levend standbeeld.
Het was een koperkleurig meisje.
.
Het kostte weinig moeite om
een minuut zo stil te staan als zij.
Ik wist geen blik op me gericht,
.
ik kon weg wanneer ik wou.
Ik dacht: wat zou ik graag met
haar naar een sjiek tuinfeest gaan,
.
waar ze gewoon bewegen mag,
en: het is vast alleen maar moeilijk
als je het echt vol moet houden,
.
als je denkt dat het voor altijd-
zodat dit, uiteindelijk, toch weer
een verhaaltje is over de dood.
.
Protest van Vrouwe Vagina
Lauwe thee
.
Hoewel Guus Middag weinig heel liet van het debuut van Mickey Walvisch in 1985 met de bundel ‘Heksenrecht’, in zijn recensie in Vrij Nederland, maakt hij toch een kleine uitzondering voor het gedicht ‘Lauwe thee’. En laat dat gedicht nou zijn opgenomen in de bundel ‘Seks, de daad in 69 gedichten’ waar ik al eerder over schreef (zie onder de categorie: erotische poëzie).
Deze bundel, samengesteld door Vrouwkje Tuinman en Ingmar Heytze uit 2001 biedt een vrolijke en diverse kijk op seks als thema in de poëzie. “Poëtische erotica is inventief, ruimdenkend en zacht en ruw tegelijkertij” schrijven de samenstellers of zoals Guus Middag schreef: “Maar zelden wordt dit grauwe realisme omgestookt tot iets wat je poëzie, althans beeldspraak, zou kunnen noemen” met het gedicht ‘Lauwe thee’ dus als uitzondering.
.
Lauwe thee
.
Hoewel ik zeker weet dat je nooit flippert,
Behandel je mijn lichaam als zo’n automaat.
Speels efficiënt werk je het programma af,
Een waar natuurtalent:
Druk op de knop,
Ruk aan de tepelk,
Schoudergeschud,
Ritmische roffel op de bilpartij.
Je spuit: alweer te vroeg.
Zijn ’t echte muntjes deze keer?
Een grondige behandeling, da’s waar.
Toch zeurderig protest van Vrouwe Vagina:
Zij voelt zich thee, gezet met water,
Dat net niet heeft gekookt.
.
Daar begint de poëzie
Charlotte Van den Broeck
.
Pas geleden kocht ik in een tweedehandsboekenwinkel een drietal bundels uitgegeven naar aanleiding van de Turing gedichtenwedstrijd. Het betreft hier de edities 2013, 2014 en 2016. In deze bundels zijn de beste 100 gedichten opgenomen van elke editie. In 2013 deden er meer dan drieduizend dichters mee met in totaal bijna tienduizend gedichten. Wanneer je dan tot de beste 100 gedichten geraakt, dan kun je ervan uitgaan dat er kwaliteit wordt geleverd.
En dat klopt. Lezend in de 2013 bundel viel me op dat er dichters meededen die jaren later bekende, gepubliceerde en ‘gearriveerde’ dichters zijn. Een kleine greep uit de deelnemers uit 2013 leverde de volgende namen op: Wout Waanders, Lize Spit, Ingmar Heytze, Luuk Gruwez en Charlotte Van den Broeck. Voorwaar niet de eerste de beste. Ook in de andere edities staan zeer bekende namen maar daar zal ik later aandacht aan besteden.
In 2013 deed zoals geschreven Charlotte Van den Broeck (1991) mee. Van den Broeck behaalde een Master Engelse en Duitse Letterkunde aan de Universiteit Gent en een Master Drama (Woordkunst) aan het Koninklijk Conservatorium, Antwerpen voor ze in 2015 debuteerde met de dichtbundel ‘Kameleon’ (dus twee jaar nadat ze meedeed aan de Turing gedichtenwedstrijd). Deze bundel werd bekroond met de Herman De Coninck Debuutprijs. In 2017 verscheen ‘Nachtroer’, waarvoor ze de driejaarlijkse Paul Snoekprijs voor de beste Nederlandstalige bundel kreeg. Haar poëzie werd vertaald naar het Duits, Frans, Engels, Spaans, Afrikaans en Servisch.
In 2020 schrijft ze het Poëzieweek essay ‘Cosmos, Texaco’ en in 2021 komt haar derde dichtbundel uit getiteld ‘Aarduitwrijvingen’. In ‘Daar begint de poëzie’ de 100 beste gedichten uit de Turing Gedichtenwedstrijd is haar gedicht ‘Jubileum’ opgenomen.
.
Jubileum
.
Wij twee herhalen niet meer,
Ik geloof niet in een convergerend heelal.
Kilometers onder de korst wist men het allang:
er bestaat een punt waarop de aarde roodverbrand zijn rondheid bewijst.
Zo zullen ook wij op een dag samenvallen op eenzelfde as:
amper man, bijna vrouw met een uniseks regenjas.
.
Wij twee kennen geen evenbeeld
uit aarde en klei zouden ze jou niet zijn.
Geen jaren in geen baard, niet het grijs op je boterhammen.
Die foto op de koelkast met je blik
die mijn rok aan mijn enkels denkt.
Ik heb een huid die enkel nog jouw vingers kent.
.
Die keer toen we de haas aanreden, in zijn ingewanden
de oorzaak van verdriet probeerden lezen.
We vreesden dat het nooit zou drogen.
Als je iets niet uitspreekt, is het niet noodzakelijk gebeurd.
‘Ons’ is een bezittelijk voornaamwoord, dat we evengoed kunnen zwijgen.
Een huis gebouwd uit taal met oneindig veel andere namen.
Het is moeilijk wonen in drie letters.
Er is zo weinig plaats.
.
foto: Kioni Papadopoulos
Brief aan de stem van sir Paul
Ingmar Heytze
.
In 2023 mag ik plaatsnemen in de vakjury van de AMAI awards samen met onder andere Kluun, Maud Vanhauwaert en Ingmar Heytze (1970). Die laatste volg ik al heel lang als dichter en waardeer ik zeer. Zijn laatste bundel ‘Met wat geluk’ is net uit en er staan weer een groot aantal prachtige gedichten. wat ik zo bijzonder vind aan de poëzie van Ingmar Heytze is zijn bijzondere kijk op de wereld, zijn creativiteit en vooral de manier waarop hij dit verwoord in zijn poëzie waar naast veel ernst ook heel veel plezier en humor zit.
Zoals veel mensen zit ik in allerlei Whatsappgroepen. Van sommige weet ik niet eens meer waarom, die leiden een zieltogend bestaan, maar andere zijn springlevend en worden dagelijks gevuld door de deelnemers. In één van die groepen deelt een vriend Bart meer dan regelmatig de meest absurde en oninteressante weetje over Paul McCartney, door de andere al omgedoopt tot Sir P. of zelfs Zeur P.
Afgelopen week deelde ik een gedicht van Wim Brands over Elvis Presley . Op Facebook, waar dit bericht werd gedeeld verscheen onmiddellijk de vraag van hem of er niet ook een gedicht over Paul is waarop ik resoluut met Nee! antwoordde. Ik moet echter op mijn antwoord terugkomen. In zijn laatste bundel ‘Met wat geluk’ heeft Ingmar Heytze namelijk het gedicht ‘Brief aan de stem van Sir Paul’ opgenomen. Hij heeft meer mededogen in zijn gedicht dan mijn vriend tegemoet kan zien in onze Whatsappgroep, dus speciaal voor hem, maar zeker ook voor jullie dit gedicht.
.
Brief aan de stem van Sir Paul
.
De muren komen op je af als de vuilstort van de Death Star.
Steeds minder bereik, steeds meer volume op zijn oren
om te horen waar je in het liedje bent – misschien verbaasd
dat jullie nog bestaan en dat er schoonheid huist in die ruïne,
het dak waarop hij stond te zingen ligt al bijna op de grond,
een wirwar van stemband die van oude spoelen stroomt.
Jij kent zijn refreinen, hij zingt alsof je alles wat je kon
nog altijd kan. Zo moet het blijven. Stop niet te vroeg, stop
steeds te laat. Kraai door als een baby met ouderdomsvlekken,
een, twee, bijna drie levens over de datum voor een rockster.
Wat dan nog? Klink op zolang zijn hart nog slaat.
.






















