Site-archief
Sterrenstof
Daniëlle Zawadi
.
In 2017 was ik gevraagd in de jury van de voorronde van de Kunstbende onderdeel Taal. Samen met M. en Alexander Franken verkozen wij destijds unaniem Daniëlle Zawadi om haar expressieve en krachtige optreden, haar volwassen onderwerpen en haar timing. Alle reden om haar dat jaar op het Zomerpodium van poëziestichting Ongehoord! te vragen waar ze een prachtige voordracht liet horen.
Ik was dan ook plezierig verrast toen ik haar naam tegenkwam in de bundel ‘Queer & Feminst Poetry Anthology’ unwanted words, een compilatie van gedichten geschreven door een selectie van 50 dichters en kunstenaars uit Nederland, uit 2021.
Zawadi (1999) schrijft inmiddels proza en treedt op met Spoken Word. Haar teksten gaan veelal over wat het betekent om jong te zijn in Nederland als iemand van de tweede generatie geboren in de Democratische Republiek Congo maar opgegroeid in Nederland.
Ze heeft op verschillende literaire platforms gepubliceerd en debuteerde op haar 12e met ‘Zoiets noemen we Ruzie’. In 2021 stond ze voor het eerst met haar one-woman show ‘Alstublieft, Zawadi’ in de theaters. Ze initieerde een platform voor woordkunst in Den Haag ‘Het Zwarte Schaap’. Ze was deelnemer van het letterenfonds ‘Slow Writing Lab’ en ze is coördinator van Poetry Circle 070.
Uit de bundel ‘Queer & Feminst Poetry Anthology’ nam ik haar gedicht ‘Sterrenstof’.
.
Sterrenstof
.
We zitten in een zelfrijdende auto onder een donkerblauwe lucht.
Gele lantarenlampen zijn onze sterren. ik laat je jouw afspeellijst
draaien, maar je focust je op mij en ik op jou. We zoeven dwars door
het melkwegstelsel op zoek naar een ander leven dat ons beter zal
begrijpen. Wanneer we niets vinden dan hebben we alles bereikt.
Een universum gaat voor ons open. De wereld overnemen, laten
we achter aan onze kinderen. De zorgen gaan naar de derde, vierde
en zevende generaties. Wij zijn al lang dood. Wij kennen geen
gevoelens behalve de laatsten die we meemaakten. Wij zijn het stof
dat gesprenkeld is over het donkerblauwe. Wij nemen selfies vanaf
hierboven; hashtag tot morgen. Wij wachten hier, zoevend vanaf de
achterbank. Wij dromen hier.
.
Hester van Beers
Fata morgana
.
In 2017 verscheen van de jonge dichter Hester van Beers de dichtbundel ‘Het einde van de roltrap’ bij uitgeverij Lipari. Hester van Beers (1995) publiceerde hiervoor al poëzie in Meander Magazine, Tijdschrift Ei en Extaze. In het jaar van publicatie van haar bundel won ze met een achttal gedichten de voorronde van Write Now! in Venlo.
De gedichten van van Beers bevatten veel emotie en melancholie. Toch is haar poëzie zeker niet zoetsappig of vol clichés. De beeldtaal die van Beers gebruikt is krachtig en heel erg van nu.
Van haar hand, het gedicht ‘fata morgana’.
.
fata morgana
.
ik sloot mijn ogen en verdronk
in het woestijnzand. nu slaap ik
met een reddingsvest aan en het gaat beter.
.
ik zou lopen als ik wist
waar de weg lag, ik zou rennen
als ik wist waar je was.
.
geen vuurzuil of wolkkolom,
niets moois om na te jagen.
ik volg de bevende luchtbellen
in de verte.
.
Bont
Iris Brunia
.
Toen ik mijn boekenkast aan het herinrichten was (dat is nogal eens nodig) kwam ik de bundel van Iris Brunia (1977) tegen met de intrigerende titel ‘Laten we mijn lichaam delen’. Meteen begon ik weer te lezen. Ik herinner mij een optreden van Iris op het Zomerpodium in de Jacobustuin in Rotterdam tijdens een poëziepodium georganiseerd door Ongehoord!
Die voordracht van Iris, frêle maar heel stevig en dat in combinatie met haar zachte heldere stem maakte toen veel indruk op me. Haar bundel heb ik destijds, de bundel is uit 2013, met veel plezier gelezen. Daarom, bij uitblijven van nieuw werk van Iris, hier het gedicht ‘Bont’ uit de bundel ‘Laten we mijn lichaam delen’.
.
Bont
.
Zou ik de dingen die ik doe kunnen doen zonder schaamte, in de wetenschap
dat het jou – als het er op aankomt – niet werkelijk uitmaakt wat ik wel of niet laat
.
Ik vermoed dat het een geruststelling kan zijn
.
Alsof alles vanzelfsprekend was legden we hier onze huiden af. Met de kat
tegen mijn borst behelsde ik mezelf en jij omhelsde me
.
Aan jouw gezicht ontleende ik mijn oprechtheid. Je gluurde in mijn pupillen
week een tel
.
we waren slordig , de tijd spleet ons
.
Je kunt het nog zien: de peuk op de wasmachine, de kleding nat, de lakens opgepropt
.
Ik zou een verstaanbare pijn willen hebben – die te troosten is – zodat ik gestild kan
worden met een verleden dat van ons beiden is
.
Avond
Vladislav Chodasevitsj
.
Vladislav Felitsianovitsj Chodasevitsj (1885 – 1939) was een Russisch schrijver en dichter. Geboren in Moskou maar van Pools-Joodse afkomst. In 1922 emigreerde hij naar Parijs waar hij een gezaghebbend literatuurcriticus werd. Hij was een einzelgänger met een grondige afkeer van het futurisme maar hij stond ook zeer streng en kritisch tegenover zijn eigen werk. Chodasevitsj heeft een klein maar krachtig oeuvre achter gelaten waarin vooral het tragische dualisme tussen geest en materie centraal staat. Chodasevitsj schreef overwegend poëzie, “in kille schoonheid”, zoals hij het zelf noemde.
Uit de bundel ‘Het glas dat geen leugens verdraagt’ uit 1985 het gedicht ‘Avond’, in een vertaling van Marko Fondse.
.
Avond
.
’t Kraakt en glijdt onder de voet.
Winden woeien, sneeuw kwam neer.
Wat een treurnis, goede God,
Here God, en wat een zeer.
.
Wel zeer valt uw wereld zwaar,
En ook Gij kent geen genà.
En waar dient die wijdte voor,
Als op aarde dood bestaat?
.
En geen mens die je verklaart,
Hoe in ’s levens nedergang
Je bij zwerven nog volhardt,
Huiveren, geloof en zang.
.










